Parketnummer : 05/600986-09
Datum zitting : 13 april 2010
Datum uitspraak : 27 april 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in Amsterdam, Penitentiair Psychiatrische Kliniek Amsterdam, H.J.E. Wenckenbachweg 48 te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 28 december 2009
te Arnhem, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in
elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die
ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te
jagen, immers heeft hij (meermalen per week) een (groot) aantal brieven en/of
kaarten aan die [slachtoffer] verzonden en/of in de brievenbus gedeponeerd en/of
een of meermalen een ontbijt voor haar woningdeur gezet en/of etenswaren en/of
snoep en/of (een) CD('s) in haar brievenbus gedeponeerd en/of haar meermalen
(ongewenst) aangesproken en/of vanaf het balkon toegeroepen en/of benaderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is ter terechtzitting niet verschenen. Tegen verdachte is daarom verstek verleend. De behandeling is buiten zijn afwezigheid voortgezet.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde primair zal worden veroordeeld tot de maatregel van TBS met dwangverpleging en subsidiair tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 januari 2009 tot en met 28 december 2009 heeft verdachte meerdere keren per week brieven en kaarten gestuurd aan [slachtoffer] dan wel deze bij haar in de brievenbus gestopt. Voorts heeft verdachte in deze periode snoep en een CD bij [slachtoffer] in de brievenbus gegooid en heeft hij in een doos ontbijt voor haar voordeur gezet. [slachtoffer] is verschillende keren in haar tuin door verdachte vanaf zijn balkon aangesproken. [slachtoffer] heeft tegen verdachte bij herhaling gezegd dat zij niet gediend was van zijn toenaderingshandelingen en dat hij daarmee moest stoppen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit de vaststaande feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer] in de zin van artikel 285b Wetboek van Strafrecht. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft met zijn – onder de vaststaande feiten beschreven – toenaderingshandelingen opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Deze inbreuk acht de rechtbank zonder meer stelselmatig, gelet op duur, frequentie en intensiteit van de toenaderingshandelingen van verdachte. Ook acht de rechtbank de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] wederrechtelijk. [slachtoffer] heeft immers bij herhaling uitdrukkelijk aan verdachte te kennen heeft gegeven niet van zijn handelingen te zijn gediend. Desondanks is verdachte – zoals hij zelf heeft bekend – gewoon doorgegaan met het versturen van kaarten, brieven en krantenknipsels.
Door aldus te handelen heeft verdachte [slachtoffer] geen andere keuze gelaten dan het aanvaarden van contact met hem. Met zijn handelingen heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen feitelijk te dulden dat stelselmatig contact met haar werd gezocht en aldus inbreuk werd gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 01 januari 2009 tot en met 28 december 2009
te Arnhem, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij (meermalen per week) een (groot) aantal brieven en kaarten aan die [slachtoffer] verzonden en/of in de brievenbus gedeponeerd en een ontbijt voor haar woningdeur gezet en snoep en een CD in haar brievenbus gedeponeerd en haar meermalen (ongewenst) aangesproken en vanaf het balkon toegeroepen en benaderd;
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte gelasten. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. De rechtbank zal hierna haar beslissing motiveren.
Bij de beslissing over de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 december 2009;
- een advies van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 23 februari 2009;
- een rapportage van Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, opgemaakt door [naam], psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 18 januari 2010;
- een pro justitia rapportage, opgemaakt door [naam], gezondheidspsycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 22 juni 2008;
- een pro justitia rapportage, opgemaakt door [naam], psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 21 juni 2008;
- een pro justitia rapportage, opgemaakt door [naam], psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 19 oktober 2006, en;
- een pro justitia rapportage, opgemaakt door [naam], psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 12 november 2006.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
Vooropgesteld wordt dat belaging behoort tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid 1 onder 1e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank legt aan haar beslissing voornoemde psychiatrische en psychologische rapportages uit 2008 ten grondslag. De rechtbank is van oordeel dat in casu artikel 37 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, op grond waarvan de rechtbank terbeschikkingstelling alleen kan gelasten nadat zij zich een met redenen omkleed multi-disciplinair advies omtrent verdachte heeft doen overleggen, buiten toepassing kan blijven. Verdachte is namelijk een weigerende observandus in de zin van artikel 37 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. In het kader van het voorgeleidingsconsult van 11 januari 2010 heeft verdachte aan psychiater [naam], verbonden aan het NIFP, immers direct te kennen gegeven niet te zullen meewerken aan een nieuw gedragskundig onderzoek. Verdachte achtte dit niet nodig omdat een dergelijk onderzoek al twee keer eerder heeft plaatsgevonden in 2006 respectievelijk 2008.
De rechtbank acht de respectieve rapportages uit 2008 voldoende bruikbaar en actueel om zich te laten voorlichten over de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van de last tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Deze rapportages en ook de rapportages uit 2006 zijn immers opgesteld in het kader van gedragskundige onderzoeken naar aanleiding van eveneens belagingsincidenten. Deze incidenten, ter zake waarvan verdachte ook is veroordeeld, vertonen onder meer voor wat betreft het soort slachtoffer en het verloop, de intensiteit en de frequentie van de belagingshandelingen zeer sterke gelijkenis met het onderhavige, bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft in dit verband ook nadrukkelijk laten meewegen dat psychiater [naam] voornoemd in zijn rapportage van 18 januari 2010 uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat – afgezien van het feit dat verdachte weigert mee te werken aan een nieuw gedragskundig onderzoek – nieuw onderzoek niet zinvol is en niet geïndiceerd is, juist vanwege de eerdere rapportages uit 2006 en 2008.
Uit de psychiatrische en psychologische rapportages uit 2008 blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Deze stoornis is chronisch en bestaat sinds begin jaren negentig. Verdachte is voor deze stoornis in de loop der jaren tevergeefs (gedwongen) behandeld. De stoornis beïnvloedt voortdurend het gedrag van verdachte. In het waansysteem van verdachte speelde het slachtoffer van de in 2008 ten laste gelegde belaging jarenlang een belangrijke rol. Hij zag in haar een mogelijke levenspartner. Ondanks afwijzende signalen bleef verdachte contact met de vrouwen leggen. Exact hetzelfde patroon valt waar te nemen in het onderhavige incident waarvan [slachtoffer] het slachtoffer is: ook in haar ziet verdachte een mogelijke levenspartner. Zo heeft verdachte tijdens zijn verhoor letterlijk verklaard: “Ik ben eigenlijk van plan om een relatie met haar te beginnen”. Voorts is verdachte ook met [slachtoffer] contact blijven leggen ondanks haar afwijzingen. De rechtbank stelt daarom vast dat ten tijde van het onderhavige feit nog steeds sprake was van voornoemde ziekelijke stoornis.
Uit de rapportages blijkt voorts dat verdachte op sociaal en maatschappelijk gebied een gehandicapte man is vanwege zijn chronische schizofrenie. Hij leeft al jaren in een waanwereld waarin hij de werkelijkheid nauwelijks toelaat. Voor anderen is hij moeilijk in de omgang vanwege zijn gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht, egocentriciteit en gebrek aan empathie. Verdachte heeft nauwelijks gevoelens van spijt en berouw. Voor zijn behandelaars is hij erg moeilijk te begeleiden en haast onmogelijk te behandelen vanwege zijn paranoïde instelling en weigering om medicatie te accepteren. Betrokkene zou – zo werd in 2008 gerapporteerd – vanuit zijn egocentrische waanwereld wederom toenadering zoeken tot vrouwen die hij zonder reden in zijn waansysteem opneemt. Hij hield destijds lijsten van vrouwen bij. Wat betreft belaging was er sprake van zeer hoog recidivegevaar. Indien verdachte zich in het nauw gedreven voelt, deinst hij ook niet terug voor fysiek geweld. Tijdens één van de gedwongen opnames heeft hij in 2006 gepoogd een verpleegkundige te wurgen.
Psycholoog [naam] concludeerde in 2008 dat het op basis van het dossier over verdachte overduidelijk is dat hij niet te behandelen is binnen een reguliere GGZ-instelling. Hij weigerde zijn medicatie in te nemen en raakte toenemend agressief als hij hiertoe langer durend gedwongen werd. Ten aanzien van de mogelijkheid om recidive te verminderen door middel van behandeling binnen een gesloten en beveiligde inrichting werd opgemerkt dat betrokkene gemakkelijker over te halen lijkt tot medicatie-inname als hij in een sterk gestructureerde omgeving verkeert. Dwangmedicatie is echter zeer moeilijk toe te passen binnen een forensisch psychiatrisch centrum tenzij betrokkene zich heel erg agressief gedraagt. Als verdachte volhardde in zijn weigering om medicatie te gebruiken en ontkenning van zijn ziekte zou geen sprake zijn van vermindering van recidivegevaar en zou de behandeling “wel eens heel langdurig kunnen worden”. Psychiater [naam] concludeerde in 2008 dat met betrekking tot behandeling en begeleiding van verdachte sprake was van een “alles of niets” situatie. Waar geen juridisch kader was voor toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht en verdachte bovendien geen behandelmotivatie, lijdensdruk, ziektebesef en -inzicht heeft om te kunnen denken aan bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf of tbs met voorwaarden, zou volgens psychiater [naam] als mogelijke maatregel slechts resteren de terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Met inachtneming van de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat zonder behandeling het recidiverisico onverminderd groot is en blijft. Het onderhavige feit bevestigt dit alleen maar. In feite is de “voorspelling” uit 2008 dat verdachte vanuit zijn egocentrische waanwereld wederom toenadering zou zoeken tot vrouwen die hij zonder reden in zijn waansysteem opneemt, zonder meer bewaarheid geworden. [slachtoffer] is slachtoffer geworden van belaging door verdachte. Deze belaging is er één uit een serie van inmiddels drie belagingsincidenten van gelijke aard en met steeds hetzelfde patroon in intensiteit, duur en frequentie. Belaging – zeker de wijze waarop verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt – is een ernstig feit, dat grote impact heeft op slachtoffers. Verdachte ziet echter op geen enkele wijze de ernst van zijn handelingen in. Hij is er na afwijzing door zijn slachtoffers en zelfs na aanhouding door politie gewoon mee doorgegaan. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat verdachte zonder behandeling niet weer overgaat tot belaging van vrouwen. Verdachte vormt daarom een groot gevaar voor zijn omgeving. Behandeling is noodzakelijk. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen noopt daartoe.
Verdachte is echter moeilijk, zo niet onmogelijk, te begeleiden en behandelen, met name vanwege het gebrek aan ziektebesef en zijn consequent afwijzende houding tegenover behandeling. Verdachte weigert in feite iedere vorm van behandeling en laat zich enkel daartoe dwingen. Naar het oordeel van de rechtbank is behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf of terbeschikkingstelling met voorwaarden uitgesloten. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte gelasten, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zulks noodzakelijk maken.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier niet de situatie voor van artikel 359 lid 7 Sv, te weten dat de terbeschikkingstelling met verpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Gelast dat veroordeelde wegens het bewezenverklaarde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Aldus gewezen door:
mr. J.P. Bordes, rechter, als voorzitter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
mr. D.R. Sonneveldt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 april 2010.