ECLI:NL:RBARN:2010:BM3493

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/516831-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met meerdere parketnummers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 20 april 2010, stonden de verdachten terecht voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, met betrekking tot twee verschillende parketnummers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder parketnummer 05/503938-08 niet strafbaar was en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Dit was het gevolg van de vaststelling dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij te hulp schoot voor een vriend die werd aangevallen. De rechtbank concludeerde dat het ingrijpen van de verdachte noodzakelijk was om de ander te verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.

Voor het tweede parketnummer, 05/516831-08, werd de verdachte echter wel schuldig bevonden aan openlijk in vereniging geweld plegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een vechtpartij waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, maar hield rekening met de omstandigheden waaronder het geweld was gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank weegt in haar beslissing de aard en ernst van de feiten mee, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn justitiële documentatie en de impact van de gebeurtenissen op zijn leven. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het hem onder parketnummer 05/503938-08 tenlastegelegde werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummers : 05/516831-08 en 05/503938-08
Datum zitting : 17 februari 2009 en 6 april 2010
Datum uitspraak : 20 april 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en plaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsvrouw : mr. J. Steenbrink, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/516831-08 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 november 2008 te Bemmel, gemeente Lingewaard,,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] bij het cultureel centrum
aldaar heeft/hebben opgewacht of naar die lokatie heeft/hebben gevolgd en/of
daar aanwezig zijn geweest en/of
- (vervolgens) toen en daar die [slachtoffer2] met een mes, althans met
een scherp voorwerp in het hoofd en/of in de borst heeft gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal, stekende bewegingen met een mes, althans met
scherp voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer1]
heeft/hebben gemaakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 november 2008 te Bemmel, gemeente Lingewaard, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van Ambestraat, althans op een parkeerplaats in de nabijheid van he aldaar gelelegen cultureel centrum genaamd De Kinkel, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], welk geweld bestond uit het opzettelijk slaan en/of
stompen en/of trappen en/of schoppen en/of steken, met een mes, althans met een scherp voorwerp, van die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2];
en aan verdachte is onder parketnummer 05/503938-08 tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 23 november 2007 te Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Schaeck Matthonsingel, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] en/of
[slachtoffer5], welk geweld bestond uit het (meermalen) slaan en/of schoppen van die genoemde personen en/of het steken (met een mes, althans een scherp voorwerp) van die [slachtoffer5] en /of die [slachtoffer3];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 6 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Steenbrink, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte – met vrijspraak van het onder parketnummer 05/516831-08 primair tenlastegelegde – ter zake van het onder parketnummer 05/516831-08 subsidiair en onder parketnummer 05/503938-08 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. Het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/503938-08
De vaststaande feiten
Op 23 november 2007 wordt [slachtoffer5] nabij het centraal station te Nijmegen door enkele mannen - ernstig- mishandeld, ook terwijl hij reeds in weerloze toestand op de grond lag . Zijn vrienden [vriend1] en [vriend2] staan in de onmiddellijke nabijheid van deze vechtpartij . [[verdachte], [medeverdachte2], [medeverdachte3] en [medeverdachte4] staan op dat moment voor de hal van het centraal station Nijmegen. Zij begeven zich allen richting de vechtpartij . Verdachte raakte in gevecht met een van de personen die [slachtoffer5] hadden belaagd. Hetzelfde geldt voor [medeverdachte2] en [medeverdachte3] . Allen hebben zij geslagen. Tijdens die vechtpartij wordt [slachtoffer3], een van de belagers van [slachtoffer5] twee maal in de rug gestoken en [slachtoffer5], ook een van de belagers van [slachtoffer5] in de hals .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het feit wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot de strafmaat houdt de officier er rekening mee dat verdachte geen mes heeft gebruikt en dat zijn aandeel in de geweldshandelingen gering is geweest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit wel wettig en overtuigend bewezen kan worden, maar het is gepleegd om [slachtoffer5] te helpen.
Oordeel van de rechtbank
De vaststaande feiten houden in dat de verdachte samen met zijn vrienden op de aangevers is afgegaan. In ieder geval verdachte, [medeverdachte2] en [medeverdachte3] hebben geslagen en hadden dus een actieve bijdrage in de vechtpartij die ontstond na de aframmeling van [slachtoffer5]. Daarmee kan wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de aangevers zoals genoemd in de tenlastelegging.
Ten aanzien van paerketnummer 05/516831-08
De vaststaande feiten op 3 november 2008
Op grond van de bewijsmiddelen staan de navolgende feiten, die ook niet betwist zijn, vast.
1. Op 3 november 2008 vond een vechtpartij plaats op een parkeerplaats te Bemmel nabij het cultureel centrum De Kinkel.
2 Aan die vechtpartij namen in ieder geval deel: Medeverdachte/[medeverdachte4] (verder ook te noemen [medeverdachte4]), verdachte/ [verdachte] (verder ook te noemen [verdachte]), medeverdachte[medeverdachte1]rdachte1] (verder ook te noemen [medeverdachte1]), [slachtoffer1] (verder ook te noemen [slachtoffer1]) en [slachtoffer2] (verder ook te noemen [slachtoffer2]).
3. Tijdens de vechtpartij raakten de volgende personen gewond:
a. [slachtoffer2]: diepe steekwond door de borstkas heen de buik in waarbij de dikke en de dunne darmen zijn geraakt; breuk schouder; kneuzingen over het gehele lichaam, open wonden op de knieën en het behaarde hoofd. Het hart en de mild van [slachtoffer2] zijn net gemist; er was sprake van enig levensgevaar.
b. [slachtoffer1]: verwonding bovenzijde neus en tussen lip en onderkin; ontvelling rechtermiddelvinger; zwelling voorzijde linkeronderbeen; zwelling rechterknie.
c. [medeverdachte4]: snijwond rechterzij van 4 cm; snijwond linkerschouder van 6 cm; verwonding rechterbovenarm; klaplong.
d. [verdachte]: snijwond linkerzij van 9 cm.
4. [medeverdachte4], [verdachte], [medeverdachte6] en [medeverdachte1] zijn op de parkeerplaats gearriveerd in een rode Renault Clio. [medeverdachte1] bestuurde de auto, [medeverdachte4] zat naast hem, [verdachte] en [medeverdachte6] zaten achterin.
5. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] zijn op de parkeerplaats gearriveerd in de auto van [slachtoffer1], een donkerblauwe Mitsubishi Charisma.
6. [slachtoffer1] droeg een blauw jack en een camouflage broek. [slachtoffer2] droeg een blouse/jas die in het gele licht van de straatlantaarn beige oogde. [medeverdachte1] droeg een beige/witte trui met capuchon en buidelzak.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van de gebeurtenissen op 3 november 2008, het primair tenlastgelegde niet, maar de subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging wel wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt verdediging
Zijdens de verdediging zijn geen (bewijs)verweren gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank kan op grond van de navolgende –zakelijk samengevat weergegeven- verklaringen van de, van de vechtenden, onafhankelijke getuigen gepast op de navolgende –zakelijk samengevat weergegeven – delen van de verklaringen van de vechtenden ten dele vaststellen wat zich op 3 november 2008 te Bemmel heeft afgespeeld.
a. Vooropgesteld
1. De rechtbank stelt bij het vaststellen van wat er gebeurd is voorop dat zij geloof hecht aan de verklaringen van [slachtoffer2]. De verwondingen van [slachtoffer2] zijn zodanig dat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat hij zich zelf heeft verwond met een mes dat hij bij zich had en bij de vechtpartij ingezet zou hebben . Dit terwijl de verwondingen van [medeverdachte4] en [verdachte] zodanig zijn dat deze passen bij de verklaringen van [slachtoffer2] dat hij met een van [medeverdachte4] afgepakt mes heeft gezwaaid terwijl hij op zijn knieën zat . De rechtbank wijst er in dit verband op dat [slachtoffer2] ook open wonden aan zijn knieën had. [verdachte] en [medeverdachte4] hadden immers “snijwonden” . Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank [medeverdachte4] een mes bij zich had en heeft gebruikt bij de vechtpartij.
2. Voorts acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat [medeverdachte4] die avond toevallig op de parkeerplaats nabij het cultureel centrum De Kinkel is terechtgekomen. Naar het oordeel van de rechtbank had [slachtoffer1] een schuld van Euro 5.000,-aan [medeverdachte5], de vader van [medeverdachte4] . De verklaring van [medeverdachte5] dat [slachtoffer1] boos op hem was omdat hij, [medeverdachte5], weigerde 35 Euro aan [slachtoffer2] te lenen , acht de rechtbank ongeloofwaardig. Die middag is er telefonisch contact geweest tussen [slachtoffer1] en [medeverdachte5] en tussen [slachtoffer1] en [medeverdachte4] . Daarbij heeft [medeverdachte4] verklaard dat hij op de hoogte was van het conflict tussen [slachtoffer1] en zijn vader, hetgeen hij later weer heeft ontkend. Dat contact heeft er naar het oordeel van de rechtbank toe geleid dat [medeverdachte4]everdachte4] in verband met die schuld, voor hem gepland een ontmoeting met [slachtoffer1] had die avond op de parkeerplaats nabij cultureel centrum De Kinkel, waar [medeverdachte5] en [slachtoffer1] die avond een taalles hadden .
b. De verklaringen van de –onafhankelijke- getuigen :
1. [getuige1] heeft verklaard dat hij 2 auto’s zag komen aanrijden, een rode en een zwarte Mitsubishi. Uit de rode auto stapten de bestuurder ([medeverdachte1]) en de bijrijder ([medeverdachte4]) en daarna de twee andere personen ([verdachte] en [medeverdachte6]). De mannen uit de rode auto liepen naar de mannen in de zwarte Mitsubishi. Er werd geschreeuwd en geslagen door 4 personen tegen 2 personen.
2. [getuige2] heeft verklaard dat hij op de parkeerplaats tussen de geparkeerde auto’s 6 personen zag, waarvan hij eerst dacht dat ze aan het voetballen waren. Vervolgens zag hij 1 man in camouflage broek en blauw jack tegen een auto leunen; hij herkende hem als een cursist ([slachtoffer1]). Een andere man in beige kleding ([slachtoffer2]) liep bij de groep weg , zijn richting op. In een rode auto stapten 4 mannen en de rode auto reed weg. De man die richting de andere man liep, kon de rode auto ternauwernood ontwijken. De man in de camouflage broek en blauw jack en de man met de beige kleding stapten in andere auto en reden eveneens weg. De man met de beige kleding bestuurde de auto.
3. [getuige3] verklaart dat zij met haar auto van de parkeerplaats wegreed. Zij zag 3 mannen de parkeerplaats oversteken, 2 van hen pakten overduidelijk de 3e man. Hij werd door een van hen vastgepakt en de andere sloeg hem met de vuist. Ze heeft getoeterd en is vervolgens langzaam het parkeerterrein afgereden. Ze zag vervolgens tussen 2 geparkeerde auto’s een man op zijn buik op de grond liggen. Hij werd omklemd door een andere man die een beigekleurige trui met capuchon en buidelzak aanhad ([medeverdachte1]) . Naast hen stond een derde man. In zijn handen had hij een blank stuk hout en daarmee sloeg hij de omklemde man zeker tweemaal op rug en billen. Zij toeterde wederom en wilde net 112 bellen, toen zij een man in beige kleding, met een bebloed hoofd en in zijn hand een mes ([slachtoffer2]) in de richting van de omklemde man zag lopen. Hij zwaaide met het mes richting andere mannen, alsof hij hen uit de buurt wilde houden. [getuige3] had duidelijk de indruk dat deze man de omklemde man wilde helpen.
c. De verklaringen van verdachte en de medeverdachten
1. [slachtoffer2] verklaart dat hij met [slachtoffer1] in de auto van [slachtoffer1] op de parkeerplaats arriveerde. [slachtoffer1] stapte uit om de lerares van de taalcursus te vertellen dat hij te laat zou komen, hij moest [slachtoffer2] wegbrengen naar zijn schoonfamilie in Haalderen. Er kwam een rode auto aan waaruit 4/5 mannen stapten. Ze liepen op [slachtoffer1] af; hij hoorde [slachtoffer1] gillen. Hij is de auto uitgestapt en op hen afgelopen. Hij werd vervolgens geslagen en is op de grond gevallen. Hij is door [medeverdachte4] aangevallen met een mes en gestoken. Dat mes heeft hij afgepakt en terwijl hij op zijn knieën zat, heeft hij met het mes boven zijn hoofd gezwaaid om aanvallers weg te jagen. Hij is als bestuurder met [slachtoffer1] in de auto gestapt om naar het ziekenhuis te rijden. Het mes heeft hij uit het raam gegooid.
2. [slachtoffer1] verklaart dat hij uit de auto is gestapt om naar het cultureel centrum De Kinkel te lopen. Hij werd aangevallen door veel mensen waaronder [medeverdachte4]. [slachtoffer2] kwam hem te hulp. [medeverdachte4] is met een mes achter [slachtoffer2] aangegaan; [slachtoffer2] is erin geslaagd het mes van [medeverdachte4] af te pakken. Hijzelf werd ondertussen geslagen en geschopt door andere mannen.
3. [medeverdachte4] verklaart dat hij met [medeverdachte1] of [verdachte] uit de auto is gestapt om een frisse neus te halen. Hij zag [slachtoffer1] en is zonder reden op hem afgelopen omdat het een oude bekende was. [slachtoffer1] viel hem aan met een witte balk. Er kwam een 2e man bij. Die heeft [verdachte] en hem gestoken. Hij heeft [medeverdachte1] op de grond zien liggen tussen 2 auto’s. Hij werd met de witte balk geslagen. Met z’n allen zijn ze vervolgens naar de auto gegaan en weggereden.
4. [verdachte] verklaart dat [medeverdachte4] en [medeverdachte1] uit de auto zijn gestapt om een sigaret te roken. Hij hoorde [medeverdachte4] roepen en zag dat [medeverdachte4] en [medeverdachte1] aan het vechten waren met 2 jongens. Samen met [medeverdachte6] is hij uit de auto gestapt. Hij hoorde [medeverdachte4] roepen dat hij gestoken was met een mes. Hij is op de jongen met het mes afgelopen en heeft hem geslagen. De jongen zakte in elkaar en kwam daarna op hem aflopen, waarna hij voelde dat hij ook gestoken was in zijn buik. Onderwijl heeft hij [medeverdachte1] en [medeverdachte6] zien vechten met een andere jongen, waarbij [medeverdachte1] een man vasthield.
5. [medeverdachte1] verklaart dat hij gezien heeft dat een man stekende bewegingen met een mes maakte naar [medeverdachte4] en [verdachte]. Hij zelf heeft gevochten met een man, die met een balk op hem af kwam lopen.
d. (Deel van de) Vechtpartij
De rechtbank stelt vast dat in ieder geval [medeverdachte4] naar [slachtoffer1] is gelopen en dat de anderen zich daar snel bij hebben gevoegd. [slachtoffer2] is erbij gekomen om [slachtoffer1] te redden. De ontmoeting is in 2 groepen uiteengevallen. [medeverdachte4] en [verdachte] enerzijds en [slachtoffer2] anderzijds zijn in gevecht geraakt, waarbij [slachtoffer2] is gestoken met een mes door [medeverdachte4] en geslagen door [verdachte]. [slachtoffer2] is op de grond gevallen, heeft het mes van [medeverdachte4] afgepakt en daarmee gezwaaid om zijn belagers van zich af te houden. Daarbij hebben [medeverdachte4] en [verdachte] hun snijwonden opgelopen. [medeverdachte1] en [medeverdachte6] hebben gevochten met [slachtoffer1], waarbij [medeverdachte1] [slachtoffer1] om de nek geklemd op de grond heeft gehouden terwijl [medeverdachte6] [slachtoffer1] sloeg met een houten balk. [slachtoffer2] is op enig moment toen hij gewond was in de richting van de op grond liggende en door [medeverdachte1] omklemde [slachtoffer1] gelopen met het mes nog in zijn hand. Daarna zijn [medeverdachte4], [verdachte], [medeverdachte1] en [medeverdachte6] in hun auto gestapt en weggereden, waarbij [slachtoffer2] nog in de weg stond maar ontweken is. Ook [slachtoffer2] en [slachtoffer1] zijn in hun auto gestapt en weggereden. Dat is hen niet gelukt. Ze zijn teruggekeerd en hebben zich gewond gemeld in De Kinkel, alwaar de politie is gewaarschuwd en gekomen.
Voor zover de verdediging in het (bewijs-)verweer een andere vaststelling huldigt van wat feitelijk is gebeurd, passeert de rechtbank dus dat (bewijs-)verweer.
e. Het tenlastegelegde
Bovenstaande vaststelling van wat naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval gebeurd is, houdt in dat [verdachte] samen met [medeverdachte4] gevochten heeft met [slachtoffer2], maar niet gepoogd heeft tezamen met hem [slachtoffer2] te doden. Het dossier bevat immers geen bewijs op grond waarvan vastgesteld kan worden dat [verdachte] wist dat [medeverdachte4] en/of de anderen het gevecht zocht (en) met [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en dat [medeverdachte4] in dat gevecht een mes zou gaan gebruiken. Het primair ten laste gelegde kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Wel kan worden geoordeeld dat [verdachte] samen met [medeverdachte4] op 3 november 2008 op een parkeerplaats te Bemmel geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer2]. Er is evenwel geen bewijs dat hij ook tezamen met [medeverdachte4] en/of [medeverdachte6] en/of [medeverdachte1], [slachtoffer1] gewelddadig heeft belaagd. Wettig en overtuigend is daarom bewezen dat:
onder parketnummer 05/516831-08
hij op of omstreeks 03 november 2008 te Bemmel, gemeente Lingewaard, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, op een parkeerplaats in de nabijheid van het aldaar gelegen cultureel centrum genaamd De Kinkel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer2], welk geweld bestond uit het opzettelijk slaan en stompen en trappen en schoppen en steken, met een mes, van die [slachtoffer2].
onder parketnummer 05/503938-08
hij op 23 november 2007 te Nijmegen met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, Schaeck Matthonsingel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5], welk geweld bestond uit
het (meermalen) slaan en schoppen van die genoemde personen en het steken (met een mes,
van die [slachtoffer5] en die [slachtoffer3];
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder parketnummer 05/516831-08 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder parketnummer 05/503938-08 bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van parketnummer 05/516831-08
Standpunt van de verdediging
Vanuit de individuele rol van verdachte uit bekeken is er sprake van een noodweersituatie. Er is geen reden om niet van de verklaring van verdachte uit te gaan. Uitgaande van zijn verklaring moest hij medeverdachte [medeverdachte4]everdachte4] te hulp schieten, nu deze werd aangevallen. In ieder geval heeft hij dat onder de omstandigheden mogen veronderstellen (putatief noodweer). Het geweld dat [verdachte] vervolgens heeft toegepast is als proportioneel aan te merken, nu [medeverdachte4] ook met een mes werd verwond.
De officier van justitie
De officier van justitie gaat uit van de lezing dat verdachte en zijn companen zelf op de andere partij zijn afgegaan. Een beroep op noodweer kan dan ook niet slagen.
Oordeel van de rechtbank
De vaststelling van wat naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval gebeurd is, houdt in dat de rechtbank ervan uitgaat dat [slachtoffer2] geen mes bij zich had en [medeverdachte4] wel en dat [medeverdachte4] [slachtoffer2] verwond heeft met zijn mes. Daardoor acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat [verdachte] [slachtoffer2] heeft moeten slaan om [medeverdachte4] te ontzetten. Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 05/503938-08
Standpunt van de verdediging
Omdat verdachte [slachtoffer5] moest helpen die in elkaar werd geslagen was er sprake van een noodweersituatie. Verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie
De officier stelt zich op het standpunt dat noodweer niet aannemelijk is geworden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van getuigen [vriend2] en (vriend1) (die beiden tot de vriendengroep van [slachtoffer5] hoorden) blijkt dat de vechtpartij nog gaande was en dat deze zich in een kritieke fase bevond toen verdachte en zijn companen tussenbeide kwamen. Het slachtoffer, [slachtoffer5], lag op de grond en werd door meerdere mensen geschopt en geslagen. Blijkens het dossier had [slachtoffer6] een voetafdruk op zijn hoofd (politiefoto genomen op 24 november 2007) en kaakletsel. Aldus is het ingrijpen van verdachte te verstaan als een ingrijpen ter noodzakelijke verdediging van een ander tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.De rechtbank heeft ook verder geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer6] wilde ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is geweest van noodweer zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 22 januari 2009;
• een voorlichtingsrapport van [deskundige], gedateerd 30 januari 2009, betreffende verdachte.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als gevolg van de onderhavige zaak in Bemmel veel lichamelijke en ook psychische nadelen heeft ondervonden. Hij is zelf daarbij ernstig gewond geraakt en is ook angstig geworden. Verdachte lijdt sinds het tenlastegelegde aan een post traumatische stress-stoornis (PTSS). Hierdoor zou een lagere straf dan door de officier van justitie geëist op zijn plaats zijn, en ook een andere modaliteit dan de geëiste gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de bewijsmiddelen uit dat [medeverdachte4] erop uit was om op een of andere manier ervoor te zorgen dat [slachtoffer1] de schuld die hij bij de vader van [medeverdachte4] had, zou (gaan) betalen. [medeverdachte4] heeft gewapend met een mes het recht in eigen handen genomen. [slachtoffer2] was daar toevallig bij en werd slachtoffer zonder voor hem duidelijke reden. [verdachte] heeft zich zonder enige, gebleken noodzaak gemengd in het gevecht tussen [medeverdachte4] en [slachtoffer2]. Dit is een ernstig feit, waar geen andere straf bij past dan een – zoals ook door de officier qua modaliteit is geëist- onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De door de officier van justitie geëiste straf is naar het oordeel van de rechtbank ook qua duur in overeenstemming met wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd. De over de persoon van verdachte aangevoerde feiten en omstandigheden zijn niet dusdanig dat deze zouden moeten leiden tot een andere strafmodaliteit en tot een lagere of hogere duur dan de op te leggen straf.
De eis van de officier van justitie zal dan ook gevolgd worden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering van [slachtoffer5], met betrekking tot parketnummer 05/503938-08
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van de geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer5] vordert een bedrag van € 1200,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde weersproken en heeft te kennen gegeven niet bereid te zijn deze schade te vergoeden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van het hem onder parketnummer 05/503938-08 tenlastegelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/516831-08 primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/516831-08 subsidiair en onder parketnummer 05/503938-08 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus onder parketnummer 05/516831-08 subsidiair bewezenverklaarde en onder parketnummer 05/503938-08 oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart de verdachte ter zake het onder parketnummer 05/503938-08 niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte ter zake het onder parketnummer 05/516831-08 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het onder parketnummer 05/516831-08 subsidiair bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door:
mrs. D.R. Sonneveldt (voorzitter), J.P. Bordes, M.M.L.A.T. Doll,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes (griffier).
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2010.