ECLI:NL:RBARN:2010:BM3281

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900030-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een notoire oplichter voor flessentrekkerij en verduistering

De rechtbank te Arnhem heeft op 4 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van flessentrekkerij en verduistering. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden onvoorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het oplichten van meerdere bedrijven en particulieren door goederen te kopen met de intentie deze niet te betalen. De verdachte had in de periode van 1 september 2008 tot en met 7 september 2009 een gewoonte gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij een notoire oplichter was. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet in staat was om te betalen vanwege een faillissement en oordeelde dat de verdachte bewust had gehandeld met het oogmerk om zich te bevoordelen. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie ontvankelijk en sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde ook schadevergoedingsmaatregelen op aan de benadeelde partijen, waarbij vervangende hechtenis werd opgelegd voor niet-betaalde bedragen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en het misbruik van vertrouwen in het economische verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900030-10
Datum zitting : 21 april 2010
Datum uitspraak : 4 mei 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum en plaats],
thans gedetineerd in : PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
raadsvrouw : mr. T. Henniphof, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 sepember 2008 tot en met 7 september
2009 op na te noemen plaatsen, althans in Nederland, een beroep of een
gewoonte makende van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder
volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen
te verzekeren, telkens met voormeld oogmerk de navolgende goederen heeft
gekocht -op tijd en plaats daarbij vermeld- van na te noemen perso(o)n(en), te
weten:
- in de periode van 15 juli 2009 tot en met 24 juli 2009 diverse
computerapparatuur bij bedrijf [benadeelde partij bedrijf21] te Zeeland,
gemeente Landerd (zaaksdossier 2) en/of
- in de periode van 23 juni 2009 tot en met 13 juli 2009 verf (met
bijbehorende goederen) bij (schilders)bedrijf [benadeelde partij bedrijfsnaam 17] te Zeeland, gemeente
Landerd (zaaksdossier 3) en/of
- in de periode van 19 april 2009 tot en met 13 mei 2009 diverse
gereedschappen en/of bouwmaterialen bij bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij22] te Grave (zaaksdossier
4) en/of
- in de periode van 8 juli 2009 tot en met 3 augustus 2009 sportkleding bij
Sportspeciaalzaak [bedrijfsnaam benadeelde partij23] te Nijmegen (zaaksdossier 8) en/of
- in de periode van 8 juli 2009 tot en met 3 augustus 2009 drukwerk (op
kleding en/of een auto) bij drukkerij [bedrijfsnaam benadeelde partij24] te Nijmegen (zaaksdossier 9)
en/of
- in de periode van 8 juni 2009 tot en met 4 juli 2009 diverse automaterialen
bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Automaterialen te Boxmeer (zaaksdossier 10) en/of
- in de periode van 15 augustus 2009 tot en met 7 september 2009 27, althans
meerdere fietsen (met toebehoren) bij fietsenzaak VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26] te Ottersum
(zaaksdossier 12) en/of
- in de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 juni 2009 (een) website(s) en/of
flyers bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij27] te Nijmegen (zaaksdossier 25) en/of
- in de periode van 1 september 2008 tot en met 30 september 2008
visitekaartjes en/of flyers en/of leaflets en/of autobelettering en/of een
website bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij28] te Nijmegen (zaaksdossier 26) en/of
- in de periode van 19 november 2008 tot en met 21 november 2008 verf/lak (met
bijbehorende goederen) bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij29] verf te Groesbeek
(zaaksdossier 27) en/of;
- in de periode van 4 mei 2009 tot en met 11 juni 2009 benzine, althans
brandstof, en/of frisdrank en/of snoep bij tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] te
Overasselt, gemeente Heumen (zaaksdossier 28) en/of
- in de periode van 5 mei 2009 tot en met 9 mei 2009 een of meerdere
luchtkussen(s) bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij31] te Wijchen (zaaksdossier 29)
en/of
- in de periode 16 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 benzine, althans
brandstof, en/of frisdrank en/of etenswaar en/of (een) (auto)wasbeurt(en) bij
tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij32] te Mill (zaaksdossier 30);
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2008 tot en met 13 december 2008
te Overasselt, gemeente Heumen, met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,[bedrijfsnaam benadeelde partij1] heeft bewogen
tot de afgifte van 2, althans een, autoportier(en) en/of een geldbedrag (150
euro), in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid het heeft doen
voorkomen dat hij, verdachte, aan een (bedrijfs)auto (Fiat Ducato)
noodzakelijke reparaties voor die [benadeelde partij1] zou uitvoeren en/of dat hij een
deur bij de sloop zou kopen waardoor [benadeelde partij1] werd bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2008 tot en met 13 december
2008 te Overasselt, gemeente Heumen, opzettelijk 2, althans een,
autoportier(en) en/of een geldbedrag (EUR 150,--), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of [bedrijfsnaam benadeelde partij1]
Overasselt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e)
goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
automonteur/reparateur van een (bedrijfs)auto (Fiat Ducato), onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 1)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 10 augustus 2009 te
Nijmegen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels, [benadeelde partij2] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere
geldbedrag(en) (van in totaal 2900 euro), in elk geval van enig goed, hierin
bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid het heeft doen voorkomen dat hij, verdachte, een (schade)auto voor
die [benadeelde partij2] zou kopen en/of tegen die [benadeelde partij2] heeft gezegd dat hij noodzakelijke
reparaties aan diens (huidige) auto (Honda CRX) zou uitvoeren, waardoor die
[benadeelde partij2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 10 augustus 2009 te
Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en)
(van in totaal 2900 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten
als automonteur/reparateur en/of als tussenpersoon bij de eventuele aankoop
van een (schade)auto ten behoeve van die [benadeelde partij2], onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 6)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 10 augustus 2009 te
Nijmegen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels, [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] heeft bewogen tot de afgifte van
een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal 2350 euro), in elk geval van
enig goed, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] heeft
gezegd dat hij samenwerkte met garagebedrijf [naam] B.V. en/of het heeft
doen voorkomen dat hij,
verdachte, een (personen)auto (BMW) voor die [benadeelde partij3] zou kopen en/of die [benadeelde partij3]
heeft gezegd dat hij noodzakelijke reparaties aan die auto zou uitvoeren en/of
tegen die [benadeelde partij3] heeft gezegd dat hij een voorschot had betaald bij voornoemd
garagebedrijf voor een auto (Ford Ka), waardoor die [benadeelde partij3] en/of die [benadeelde partij4]
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 10 augustus 2009 te
Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en)
(van in totaal 2350 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan (benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten als automonteur/reparateur en/of als tussenpersoon bij de
eventuele aankoop van een (personen)auto (BMW) ten behoeve van die [benadeelde partij3] en/of
die [benadeelde partij4], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 7)
5.
hij op of omstreeks 8 oktober 2009 te Druten, althans in Nederland, opzettelijk een doos met winkelgoederen (te weten t-shirts en/of poloshirts en/of fleecejacks), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] Reclame en/of [benadeelde partij16] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten op proef en/of onder gehoudenheid de goederen dezelfde
middag terug te brengen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 5)
6.
hij op of omstreeks 14 oktober 2009 te Nijmegen met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (Renault
Twingo, kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan autobedrijf Auto [bedrijfsnaam] en/of [benadeelde partij5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 14 oktober 2009 te Nijmegen opzettelijk een (personen)auto
(Renault Twingo, kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Autobedrijf Auto [bedrijfsnaam] en/of [benadeelde partij5], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte
anders dan door misdrijf, te weten als mogelijke koper/geïnteresseerde (voor
een proefrit), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 15)
7.
hij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Bergharen, gemeente Wijchen,
opzettelijk een (personen)auto (Mazda 626 met kenteken [nummer]), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of
autobedrijf [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
mogelijke koper/geïnteresseerde (voor een proefrit), onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien het vorenstaande onder 7 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Bergharen, gemeente Wijchen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een (personen)auto
(Mazda 626 met kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of autobedrijf [bedrijfsnaam], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(zaaksdossier 16))
8.
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009
te Wijchen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij7]
heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto (Peugeot 106, kenteken
[nummer]) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 170 euro, in elk geval van enig
goed, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid
- zich jegens die [benadeelde partij7] heeft voorgedaan als zijnde autoreparateur en/of
- (vervolgens) is ingegaan op het aanbod van die [benadeelde partij7] om genoemde auto mee
te nemen ter reparatie en/of
- heeft gezegd dat hij, verdachte, een dubbele garagebox had op de
Beurtvaartweg [nummer] te Nijmegen en/of
- heeft toegezegd de voornoemde auto na de reparatie terug te brengen,
waardoor die [benadeelde partij7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(zaaksdossier 17)
althans, indien het vorenstaande onder 8 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009
te Wijchen opzettelijk een (personen)auto (Peugeot 106, kenteken [nummer])
en/of een geldbedrag van (ongeveer) 170 euro, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij7], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten als automonteur/reparateur van een personenauto, onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
9.
hij op of omstreeks 03 november 2009 te Heesch, gemeente Bernheze, opzettelijk
een (personen)auto (merk Volkswagen, type Golf, kleur groen met kenteken
[nummer], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
autobedrijf [bedrijfsnaam] Auto's en/of [benadeelde partij8] in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan
door misdrijf, te weten als mogelijke koper/geïnteresseerde (voor een
proefrit), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 18)
10.
hij op of omstreeks 06 november 2009 te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een (personen)auto (merk Volkswagen, type Golf, kleur zilvergrijs met kenteken
[nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] B.V. en/of [benadeelde partij9], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
(zaaksdossier 19)
11.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 november
2009 tot en met 10 december 2009 te Schijndel en/of Uden, althans in
Nederland, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij10] heeft bewogen tot de afgifte van een personenauto (merk Audi, type
A4 met kenteken [nummer]) en/of een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal
1100 euro), in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich jegens die [benadeelde partij10] heeft voorgedaan als zijnde autoreparateur, en/of
- (vervolgens) is ingegaan op het aanbod van die [benadeelde partij10] om genoemde auto
mee te nemen ter reparatie en/of
- heeft gezegd dat de reparatie van voornoemde auto duurder uitviel en/of
- heeft toegezegd de voornoemde auto na de reparatie terug te brengen,
waardoor die [benadeelde partij10], werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder 11 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 november
2009 tot en met 10 december 2009 te Schijndel en/of Uden, althans in
Nederland, opzettelijk een (personen)auto (merk Audi, type A4 met kenteken
[nummer]) en/of een of meerdere geldbedrag(en)(van in totaal 1100 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij10], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren)
verdachte anders dan door misdrijf, te weten als automonteur/reparateur van
die (personen)auto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 20)
12.
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2009 tot en met 10 december 2009
te Scherpenzeel, gemeente Scherpenzeel, opzettelijk een (personen)auto (BMW
316, kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
automonteur/reparateur van die (personen)auto, onder zich had, wederrechtelijk
zich heeft toegeëigend;
(zaaksdossier 21)
13.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2010 tot en met 11 januari 2010
te Straelen, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, een
boekingsformulier (van hotel [naam], - zijnde een geschrift
dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, valselijk heeft
opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk
en/of in strijd met de waarheid zich voor te doen als zijnde [benadeelde partij12] en/of
de adresgegevens van die [benadeelde partij12] op te geven/in te vullen en/of voormeld
boekingsformulier te voorzien van een valse handtekening (te weten een
handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van die [benadeelde partij12]);
(zaaksdossier 11)
14.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2009 tot en met 16 januari 2010
te Arcen en/of Vethuizen en/of De Steeg, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een
gewoonte makende van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder
volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen
te verzekeren, telkens met voormeld oogmerk een aantal maaltijden en/of
consumpties hebben/heeft gekocht van:
- [benadeelde partij13] en/of (hotel/restaurant) [naam hotel1] B.V. te Arcen
(zaaksdossier 22) en/of
- [benadeelde partij14] en/of hotel [hotel naam2] te Vethuizen (zaaksdossier 23) en/of
- [benadeelde partij15] en/of hotel [naam hotel3] te De Steeg (zaaksdossier 24);
1a. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat verdachte voor het opstarten van zijn bedrijf ‘[naam]’ een aantal goederen heeft besteld, waarna hij failliet is gegaan. Als gevolg van dat faillissement is verdachte niet in staat geweest om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Het openbaar ministerie heeft deze goederen aan verdachte tenlastegelegd onder 1 en 5 als flessentrekkerij en verduistering.
Naar het oordeel van de raadsvrouw is echter een groot aantal van deze zaken, die in direct verband staan met het faillissement van verdachte, ten onrechte meegenomen als strafzaak. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er jaarlijkse vele startende ondernemers failliet gaan en dat het openbaar ministerie uitsluitend in de zaak tegen verdachte en niet tegen andere failliete ondernemers die ook hun rekeningen niet meer konden voldoen, tot strafvervolging is overgegaan. Naar het oordeel van de raadsvrouw heeft het openbaar ministerie daarmee misbruik gemaakt van haar bevoegdheid om tot strafvervolging over te gaan en heeft zij strijd gehandeld met de beginselen van een goede procesorde. De raadsvrouw heeft daarom verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het recht op strafvervolging.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering het openbaar ministerie bevoegd is om tot vervolging over te gaan in de gevallen waarin zij dat opportuun acht. Deze ruime discretionaire bevoegdheid wordt slechts beperkt door de werking van beginselen van een goede procesorde. De vraag is nu of het openbaar ministerie door verdachte te vervolgen in strijd heeft gehandeld met deze beginselen.
Het feit dat verdachte failliet is gegaan sluit niet per definitie het bestaan van strafbare feiten uit. Dat jaarlijks vele ondernemers failliet gaan, tegen wie geen strafvervolging wordt ingesteld, staat hieraan niet in de weg, nog daargelaten dat niet kan worden gezegd dat alle ondernemers die failliet gaan ook strafbare feiten plegen.
Niet is gebleken dat het openbaar ministerie in een groot aantal vergelijkbare zaken heeft beslist om, anders dan in de zaak tegen verdachte, niet tot vervolging over te gaan. Er is in ieder geval in dit verband niet gebleken van een bestendig patroon waarvan in dit geval wordt afgeweken.
In onderhavige zaak kan derhalve niet worden gezegd dat het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door tot strafvervolging over te gaan terwijl evenmin is gebleken van strijdigheid met een ander beginsel van behoorlijke procesorde.
Het verweer wordt verworpen en de rechtbank verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T. Henniphof, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [bedrijfsnaam benadeelde partij21]
• [benadeelde partij17]
• [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave
• [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV
• VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26]
• Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV
• [bedrijfsnaam benadeelde partij29] Verf
• Tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt
• Het [bedrijfsnaam benadee[bedrijfsnaam benadeelde partij1] BV
• [benadeelde partij7]
• [benadeelde partij10]
• [benadeelde partij11]
• [naam hotel1] BV
• [benadeelde partij14]
• [naam hotel 3]
Ter terechtzitting zijn verschenen [benadeelde partij10] en, namens [benadeelde partij11], [vertegenwoordigd]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 primair, 3 primair en subsidiair en onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 5, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9, 10, 11 primair en 12 tot en met 14 tenlastegelegde zal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen tot de na genoemde bedragen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het aantal na genoemde dagen hechtenis.
• [bedrijfsnaam benadeelde partij21], geheel toewijzen, 20 dagen;
• [benadeelde partij17], deels toewijzen tot een bedrag van 846,65 euro, 10 dagen, voor het overige niet-ontvankelijk;
• [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave, deels toewijzen tot een bedrag van 2919 euro, referte wat betreft het aantal dagen, voor het overige niet-ontvankelijk;
• [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV, deels toewijzen tot een bedrag van 6117,67 euro, referte wat betreft het aantal dagen, voor het overige niet-ontvankelijk;
• VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26], geheel toewijzen, 60 dagen;
• Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV, geheel toewijzen, 20 dagen;
• [bedrijfsnaam benadeelde partij29] Verf, referte;
• Tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt, deels toewijzen tot een bedrag van 1597,25 euro, referte wat betreft het aantal dagen, voor het overige niet-ontvankelijk;
• Het [bedrijfsnaam)bedrijfsnaam benadeelde partij1] BV, geheel toewijzen, 20 dagen;
• [benadeelde partij7], deels toewijzen tot een bedrag van 100 euro, 2 dagen, voor het overige niet-ontvankelijk;
• [benadeelde partij11], geheel toewijzen, 30 dagen;
• [naam hotel1] BV, deels toewijzen tot een bedrag van 225,63 euro, 2 dagen, voor het overige niet-ontvankelijk;
• [benadeelde partij14], geheel toewijzen, 6 dagen;
• [naam hotel 3], geheel toewijzen, 5 dagen.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht [benadeelde partij10] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu deze vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafproces.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feit 1:
Vaststaande feiten
Verdachte heeft:
- in de periode van 15 juli 2009 tot en met 24 juli 2009 diverse computerapparatuur bij [benadeelde partij bedrijf21] te Zeeland, gemeente Landerd gekocht;
- in de periode van 23 juni 2009 tot en met 13 juli 2009 verf (met bijbehorende goederen) bij (schilders)bedrijf [benadeelde partij bedrijfsnaam 17] te Zeeland, gemeente Landerd gekocht;
- in de periode van 19 april 2009 tot en met 13 mei 2009 diverse
gereedschappen en bouwmaterialen bij bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij22] te Grave gekocht;
- in de periode van 8 juli 2009 tot en met 3 augustus 2009 sportkleding bij
Sportspeciaalzaak [bedrijfsnaam benadeelde partij23] te Nijmegen gekocht;
- in de periode van 8 juli 2009 tot en met 3 augustus 2009 bij drukkerij [bedrijfsnaam benadeelde partij24] te Nijmegen drukwerk op kleding laten drukken;
- in de periode van 8 juni 2009 tot en met 4 juli 2009 diverse automaterialen
bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Automaterialen te Boxmeer gekocht;
- in de periode van 15 augustus 2009 tot en met 7 september 2009 27 fietsen met toebehoren bij fietsenzaak VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26] te Ottersum gekocht;
- in de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 juni 2009 een website en
flyers bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij27] te Nijmegen gekocht;
- in de periode van 1 september 2008 tot en met 30 september 2008
visitekaartjes, flyers en leaflets bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij28] te Nijmegen gekocht;
- in de periode van 19 november 2008 tot en met 21 november 2008 verf/lak (met
bijbehorende goederen) bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij29] verf te Groesbeek gekocht;
- in de periode van 4 mei 2009 tot en met 11 juni 2009 benzine, frisdrank en snoep bij tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] te Overasselt, gemeente Heumen gekocht;
- in de periode van 5 mei 2009 tot en met 9 mei 2009
luchtkussens bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij31] te Wijchen gekocht;
- in de periode 16 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 benzine, frisdrank. etenswaar en (auto)wasbeurten bij tankstation BP [bedrijfsnaam benadeelde partij32] te Mill gekocht;
Verdachte verklaart hierover dat hij deze goederen inderdaad heeft gekocht, deze ook telkens geleverd heeft gekregen en dat hij telkens verzuimd heeft om deze goederen te betalen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het bestanddeel ‘met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren’ niet kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het telkens de bedoeling was dat de gekochte goederen gewoon zouden worden betaald, maar dat er op een gegeven moment sprake was van betalingsonmacht en dat daarom het faillissement van verdachte werd aangevraagd. Door dit faillissement kon verdachte niet meer over zijn vermogen beschikken en was hij niet langer bevoegd om rekening te betalen. Naar het oordeel van de raadsvrouw kan daardoor niet worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan flessentrekkerij.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij een renteloze lening met een maximum van ongeveer 30.000 euro van de gemeente Wijchen zou krijgen, met welke lening hij goederen mocht aanschaffen voor het opstarten van zijn eigen bedrijf. Verdachte stelt de hij de goederen aanschafte ten behoeve van zijn bedrijf en dat hij deze goederen wilde betalen met het geld van de lening van de gemeente.
Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van goederen betreffende [bedrijfsnaam benadeelde partij21] aangevoerd dat alle goederen, behalve een usb-stick, terug zijn gegaan naar [bedrijfsnaam benadeelde partij21] (gedachtestreepje 1).
De verdachte heeft verklaard dat hij de rekening voor de flyers en de website van Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV niet heeft betaald omdat de website het niet deed en hij de rekening te hoog vond (feit 1, gedachtestreepje 9).
Beoordeling van de standpunten
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het oogmerk bij verdachte ontbrak omdat hij de goederen wel wilde maar, in verband met betalingsonmacht en onbevoegdheid, niet kon betalen.
Verdachte heeft verklaard dat hij, in de periode vanaf 15 september 2008 tot aan zijn aanhouding op 15 januari 2010, uitsluitend een (bijstands)uitkering ontving. Verdachte heeft in die periode voor vele tienduizenden euro’s aan goederen gekocht. Het is een feit van algemene bekendheid dat een (bijstands)uitkering volstrekt ontoereikend is om, naast de normale kosten voor levensonderhoud, dergelijke grote investeringen te kunnen bekostigen. De rechtbank sluit daarmee uit dat verdachte deze investeringen kon betalen met zijn inkomen op dat moment.
Verder is niet gebleken van dat verdachte andere financiële middelen had waarmee hij dergelijke investeringen kon financieren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte in de tenlastegelegde periode helemaal niet de mogelijkheid had om de goederen te betalen omdat hij geen/onvoldoende geld daarvoor had.
Verdachte heeft daarover gesteld dat hij een van de gemeente Wijchen een renteloze lening toegezegd had gekregen om een “sportbedrijf” te kunnen opstarten en dat hij met dat geld de goederen wilde betalen.
De rechtbank passeert deze stelling als onvoldoende onderbouwd en ongeloofwaardig en weegt daarbij het volgende mee:
- Verdachtes verklaringen zijn niet consequent. Zo verklaart hij ter zitting eerst dat de toezegging tot de renteloze lening op 1 mei 2009 is gedaan en dat hij pas eind mei begin juni 2009 de eerste rekeningen bij de gemeente heeft ingediend . Later tijdens dezelfde zitting verklaart hij dat hij al vanaf 1 mei 2009 geld zou krijgen en dat een en ander daarvóór al zou zijn besproken met de gemeente . De rechtbank stelt in dit verband vast dat uit de hiervoor aangehaalde vaststaande feiten volgt dat verdachte ook al in oktober en november 2008 en april 2009 goederen voor - naar eigen zeggen - zijn bedrijf heeft aangeschaft. Verdachte verklaart daarover slechts dat hij “te voorbarig is geweest” . Ook over de hoogte van de maximum toegezegde lening verklaart verdachte wisselend. Bij de politie noemt hij een maximum door de gemeente als lening uit te keren bedrag van € 27.000,00 en ter zitting noemt hij een “totaalplaatje van € 33.000,00 aan subsidie” .
- Verdachte noemt wel namen van gemeenteambtenaren die bij het verstrekken van de starterslening zijn betrokken, maar is verder vaag over de lening, bijvoorbeeld over onder welke voorwaarden en op basis van welke regeling deze zou worden verstrekt en over wat de reden is dat deze hem beweerdelijk toegezegde lening nooit is uitbetaald.
- De beweringen van verdachte over de starterslening worden niet onderbouwd met stukken of verklaringen. Verdachte stelt dat hij geen stukken kon overleggen, omdat deze stukken zich bevonden in zijn woning, welke woning inmiddels zou zijn ontruimd, en dat deze stukken inmiddels zouden zijn vernietigd. Dit laatste neemt echter niet weg dat het voor verdachte een kleine moeite moet zijn geweest om - voor zover er inderdaad sprake zou zijn van toezeggingen van de gemeente - vervangende stukken op te vragen bij gemeente of om daarover nieuwe correspondentie of verklaringen over te leggen.
- Uit de hiervoor aangehaalde vaststaande feiten volgt dat verdachte een grote hoeveelheid goederen heeft gekocht, variërend van automateriaal, kleding, benzine, verf, etenswaren, snoep tot fietsen. De brede range van goederen duidt er niet op dit reële investeringen zijn in een bedrijf dat gebaseerd is op een bedrijfsplan en waarmee verdachte zodanige inkomsten kon genereren dat dit basis kon zijn voor een gemeentelijke starterslening. Tegen de leveranciers van de door verdachte afgenomen producten verklaart verdachte voorts steeds verschillend over wat de activiteiten zijn van zijn bedrijf. Tegen [benadeelde partij18] heeft hij gezegd dat hij een sportschool ging beginnen, tegen [benadeelde partij17] heeft hij gezegd dat het om een internetzaak voor sportartikelen ging , tegen [benadeelde partij19] van [bedrijfsnaam benadeelde partij22] heeft hij gezegd dat het activiteiten begeleiding op sportief gebied zou gaan en tegen de heer [benadeelde partij20] heeft hij verteld dat het om een sportwinkel in Nijmegen zou gaan waar hij atletiekkleding wilde verkopen en voorts luchtkussens zou verhuren voor evenementen . Ook deze steeds wisselende verklaringen over de inhoud van de bedrijfsactiviteiten zijn niet in overeenstemming te brengen met de verklaring van verdachte dat hij op basis van een bedrijfsplan een reëel bedrijf zou beginnen en dat hij daarvoor gemeentelijk starterskrediet had gekregen.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte nooit een dergelijke toezegging van de gemeente heeft gehad.
Voorts neemt de omstandigheid dat verdachte failliet is verklaard niet weg dat hij goederen heeft gekocht zonder te betalen. De omstandigheid dat verdachte in staat van faillissement is verklaard, is van belang voor de vraag of en hoe schuldeisers hun vorderingen op de failliet, verdachte kunnen verhalen. In deze strafzaak gaat het om het oogmerk waarmee verdachte die schulden is aangegaan en of dit een strafbaar feit opleveren. Dat de civiele vorderingen die voortkomen uit flessentrekkerij mogelijk in het faillissement vallen, staat niet aan een vervolging en veroordeling ter zake van flessentrekkerij in de weg.
Verdachte had in de tenlastegelegde periode geen inkomsten anders dan een uitkering, geen ander vermogen noch de toezegging van de gemeente dat hij een renteloze lening zou krijgen. Verdachte was dus op geen enkele wijze in staat om de goederen te betalen die hij aanschafte en verdachte wist dit. Verdachte was dus niet onmachtig om te betalen omdat hij niet over zijn vermogen kon beschikken, zoals is aangevoerd door de raadsvrouw, maar verdachte kon niet betalen omdat hij simpelweg daarvoor de middelen niet had. Nu verdachte dus steeds weer goederen heeft besteld en verworven, wetende dat hij deze niet kon betalen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van 7 september 2008 tot en met 1 september 2009 het oogmerk heeft gehad om zonder volledige betaling zich de beschikking over de goederen te verzekeren.
De verweren van de verdediging wat betreft het oogmerk van verdachte, de renteloze lening en het faillissement van verdachte worden verworpen.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat [bedrijfsnaam benadeelde partij21] (nagenoeg) alle goederen terug heeft gekregen, maar de rechtbank is van oordeel dat, zo het al mogen zijn dat [bedrijfsnaam benadeelde partij21] alle goederen heeft teruggekregen, wat overigens niet uit het dossier blijkt, de teruggave van goederen door een ander dan verdachte niet aan een veroordeling ter zake van oplichting/flessentrekkerij in de weg staat. Het verweer wordt verworpen.
Wat betreft de factuur van Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV is de rechtbank van oordeel dat de stelling van verdachte, dat de door [bedrijfsnaam benadeelde partij28] geleverde goederen en diensten niet bleken te voldoen, er niet aan af doet dat hij de desbetreffende visitekaartjes, flyers en leaflets heeft gekocht met de intentie zich daarvan het bezit te verschaffen zonder deze te betalen. Daarbij komt dat, zelfs als het zo was geweest er onvrede was over de kwaliteit van de site en de hoogte van de factuur, dit verdachte ook civielrechtelijk nog steeds niet zonder meer - zonder bijvoorbeeld de overeenkomst te ontbinden - had ontslagen van de verplichting om te betalen. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien van de bij [bedrijfsnaam benadeelde partij28] bestelde autobelettering en website nu deze blijkens de aangifte kennelijk zijn afgenomen ná 30 september 2008 en dus buiten de tenlastegelegde periode.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 september 2008 tot en met 7 september 2009 heeft schuldig gemaakt aan oplichting van de in de tenlastelegging genoemde ondernemingen. Door dit bij 13 verschillende ondernemingen te doen, heeft verdachte een beroep of gewoonte gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, en heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan flessentrekkerij.
Feit 2
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde stelt de rechtbank vast dat verdachte inderdaad twee autodeuren en 150 euro van [benadeelde partij1] e[bedrijfsnaam benadeelde partij1]drijfsnaam] heeft meegenomen en onder zich heeft gehouden. Dit is primair aan verdachte tenlastegelegd als oplichting.
Vast staat dat verdachte zich niet aan de afspraken met [benadeelde partij1] heeft gehouden, maar uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte bij het aannemen van de opdracht van [benadeelde partij1] het oogmerk heeft gehad om [benadeelde partij1] op te lichten. De verklaring van verdachte hierover, namelijk dat hij de autodeuren zou repareren en met het geld materiaal daarvoor zou kopen, acht de rechtbank niet onaannemelijk. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Dit feit is subsidiair aan verdachte tenlastegelegd als verduistering. Voor een bewezenverklaring van verduistering is noodzakelijk dat verdachte op enig moment heeft beslist om de rechtmatig onder hem zijnde autodeuren en het geldbedrag, zich wederrechterlijk toe te eigenen. De rechtbank is van oordeel dat deze wederrechtelijke toe-eigening niet uit de bewijsmiddelen volgt en dat niet onaannemelijk is dat verdachte inderdaad deze spullen na reparatie gewoon terug had willen geven, temeer niet nu de autodeur bij verdachte in zijn woning is aangetroffen. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
Feit 3 en Feit 4
Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair overweegt de rechtbank dat vast staat dat er transacties hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangevers, maar dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat daardoor ook strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank is daarom met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair tenlastegelegde en zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Feit 5
Vaststaande feiten
Verdachte heeft op 8 oktober 2009 te Druten een doos met winkelgoederen (te weten t-shirts, poloshirts en fleecejacks, toebehorende aan [bedrijfsnaam] Reclame en/of [benadeelde partij16] meegekregen van die [benadeelde partij16].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte de goederen terug had moeten geven aan [benadeelde partij16] en dat verdachte door dit niet te doen, zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van die goederen.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hetgeen zij heeft gesteld aangaande feit 1 betreffende het faillissement van verdachte, ook geldt voor dit feit.
De raadsvrouw stelt subsidiar dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich de goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend, omdat hij de goederen meekreeg om uit te proberen en hij deze goederen niet hoefde te betalen. Het was de bedoeling dat verdachte, als de meegegeven goederen zouden bevallen, meerdere goederen zou bestellen, maar door het faillissement van verdachte is het tot een bestelling nooit meer gekomen. Nu van wederrechterlijke toeëigening geen sprake is geweest, heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte vrij te spreken van verduistering van die goederen.
Beoordeling van de standpunten
Wat betreft het primair gevoerde verweer verwijst de rechtbank naar hetgeen zij onder feit 1 wat betreft het faillissement heeft overwogen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de goederen als proefbestelling had meegekregen en dat hij deze goederen in geen enkel geval hoefde te betalen. Bij de politie heeft verdachte echter verklaard dat hij de goederen pas terug hoefde te geven nadat hij een bestelling had geplaatst, welke bestelling hij nooit heeft geplaatst omdat hij de goederen te duur vond.
Verdachte verklaart dus inconsistent. [benadeelde partij16] verklaart daarover dat hij de goederen als proef had meegegeven, maar dat daarbij de afspraak was dat verdachte deze goederen ’s middags terug zou brengen, iets dat verdachte nooit heeft gedaan.
De rechtbank is, mede gelet op de inconsistente verklaringen van verdachte, van oordeel dat er geen reden is om aan het verhaal van aangever te twijfelen. Verdachte heeft ook bij dit feit nooit de intentie gehad om de goederen te betalen. Verdachte heeft deze goederen anders dan door misdrijf, te weten op proef en onder gehoudenheid de goederen dezelfde dag terug te brengen, onder zich gekregen en daarna heeft verdachte zich deze goederen wederrechtelijk toegeëigend. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan verduistering van die goederen. Het verweer van verdachte wordt verworpen.
Feit 6
Vaststaande feiten
Verdachte heeft op 14 oktober 2009 te Nijmegen gereden in een Renault Twingo met kenteken [nummer], toebehorende aan autobedrijf Auto [bedrijfsnaam] en/of [benadeelde partij5]. Verdachte heeft deze auto daarna niet terug gebracht naar het autobedrijf.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte de auto met toestemming heeft meegenomen voor een proefrit, zodat van diefstal geen sprake was en uitsluitend kan worden bewezen dat verdachte de auto heeft verduisterd.
Beoordeling van de standpunten
[benadeelde partij5] heeft verklaard dat verdachte op 14 oktober 2009 bij hem in het autobedrijf kwam en dat verdachte aangaf dat hij een proefrit met de Renault Twingo wilde maken. Met draaiende motor heeft zijn collega daarom groene kentekenplaten op de auto vastgezet en verdachte is vervolgens in de auto gaan zitten en weggereden. Niemand had op het moment van wegrijden al toestemming aan verdachte voor het maken van een proefrit gegeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij wél toestemming had om een proefrit te maken en dat hij daarvoor de sleutels van de auto had gekregen. Echter, nu de verklaring van [benadeelde partij5] voor het overige ook juist is gebleken, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. Zij acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op het moment van wegrijden geen toestemming voor een proefrit had en dat hij zich dus toen al wederrechtelijk de macht over en het bezit van de auto had verschaft. Verdachte heeft de auto met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weggenomen en zich daarmee schuldig gemaakt aan diefstal van deze auto.
Feit 7
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2010;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 2010013928, gesloten op 5 maart 2010, opgemaakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, districtsrecherche, met bijlagen, voor zover inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij6], p. 519 en p. 520.
Feit 8
Vaststaande feiten
[benadeelde partij7] heeft in de periode van 30 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009 te Wijchen een (personen)auto (Peugeot 106 met kenteken [nummer]) en een geldbedrag aan verdachte afgegeven, nadat verdachte haar had verteld dat hij autoreparateur was, dat hij een dubbele garagebox had op de Beurtvaartweg [nummer] te Nijmegen en zij hem het aanbod had gedaan om de auto mee te nemen ter reparatie. Verdachte heeft daarbij toegezegd de auto na reparatie terug te brengen. Het geldbedrag was een aanbetaling voor de reparaties. Verdachte heeft de auto niet teruggebracht en deze auto is op 3 november 2009 in Heesh aangetroffen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, [benadeelde partij7] heeft bewogen tot afgifte van de auto en het geldbedrag en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt dat er geen sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels (noch van het aannemen van een valse naam, valse hoedanigheid of listige kunstgrepen), omdat verdachte wel degelijk auto’s repareerde, een garagebox had en voornemens was de auto te repareren. Verdachte zou daarom van het primair tenlastegelegde, oplichting, moeten worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen 170 euro, maar 100 euro van [benadeelde partij7] heeft gekregen.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft zich voorgedaan als autoreparateur, met een dubbele garagebox, die de auto van [benadeelde partij7] wilde repareren en die de auto na de reparatie terug zou brengen. Van het afgegeven geldbedrag zou verdachte materialen kopen. Verdachte heeft echter verklaard bij de politie dat hij nooit van plan is geweest om de auto te reparen en terug te brengen. Voorts heeft hij boodschappen gedaan van het afgegeven geldbedrag, in plaats van dat hij daar, zoals was afgesproken, materialen van heeft gekocht. Verdachte heeft dus tegenover [benadeelde partij7] over meerdere punten in strijd met de waarheid verklaard en toezeggingen gedaan en daarmee is er sprake van een opeenstapeling van leugens. Deze opeenstapeling van leugens kwalificeert de rechtbank als een samenweefsel van verdichtsels, door welk samenweefsel van verdichtsels [benadeelde partij7] bewogen werd tot afgifte van de personenauto en het geldbedrag. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Voorts heeft [benadeelde partij7] verklaard dat zij aan verdachte 170 euro heeft afgegeven. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij slechts 100 euro van haar kreeg. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan de verklaring van [benadeelde partij7] te twijfelen nu haar verklaring voor het overige ook juist is gebleken. Zij acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij7] 170 euro aan verdachte heeft afgegeven.
Feit 9
Ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2010;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 2010013928, gesloten op 5 maart 2010, opgemaakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, districtsrecherche, met bijlagen, voor zover inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij8], p. 547 en p. 548.
Feit 10
Vaststaande feiten
Verdachte heeft op 6 november 2009 te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, een (personen)auto van het merk Volkswagen, type Golf, kleur zilvergrijs met kenteken [nummer], toebehorende aan [bedrijfsnaam] BV en/of [benadeelde partij9] onder zich gehad.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte op het moment van het wegnemen van de auto, deze auto rechtmatig onder zich had, namelijk voor het maken van een proefrit. Naar het oordeel van de raadsvrouw is er daarmee sprake geweest van verduistering, en niet van diefstal, zodat verdachte van de tenlastegelegde diefstal moet worden vrijgesproken.
Beoordeling van de standpunten
De Saing heeft verklaard dat verdachte de sleutel van de auto kreeg, dat verdachte in de kofferbak keek, in de auto ging zitten en toen plotseling wegreed op dusdanige wijze dat aangever voor de auto aan de kant moest springen. Verdachte had dus toen hij wegreed (nog) geen toestemming voor het maken van een proefrit, maar was uitsluitend de auto met de verkoper aan het bekijken. Verdachte had dus de auto helemaal niet met toestemming onder zich, zoals is betoogd door de raadsvrouw, maar verdachte heeft deze auto, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, weggenomen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan diefstal van deze auto. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Feit 11
Vaststaande feiten
[benadeelde partij10] heeft op tijdstippen in de periode van 16 november 2009 tot en met 10 december 2009 te Schijndel en/of Uden een (personen)auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [nummer] en geld aan verdachte afgegeven, nadat verdachte tegen hem had gezegd dat hij autoreparateur was en [benadeelde partij10] hem het aanbod had gedaan om de auto van [benadeelde partij10] mee te nemen ter reparatie. Verdachte zou na de reparatie de auto terugbrengen naar [benadeelde partij10], maar verdachte heeft dit nooit gedaan. Van het geld zou verdachte onderdelen kopen ten behoeve van de reparatie van die auto.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen sprake is van oplichting omdat verdachte reparateur is, de auto in die hoedanigheid had meegenomen en hij ook daadwerkelijk reparaties aan de auto heeft verricht. Er zou daarom geen sprake zijn van een samenweefsel van verdichtsels, zodat verdachte van de primair tenlastegelegde oplichting moet worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [benadeelde partij10] geen 1100 euro aan verdachte heeft gegeven, maar dat hij 600 of 800 euro aan verdachte heeft gegeven.
Beoordeling van de standpunten
Vast staat dat verdachte een Audi type A4 met kenteken [nummer] heeft meegenomen als ook dat hij een geldbedrag van aangever heeft gekregen om onderdelen voor de reparaties te kunnen kopen. Uit de bewijsmiddelen volgt echter niet dat verdachte op het moment dat hij de auto en het geld meenam, ook toen al de intentie had om de reparaties niet uit te voeren, het geld in eigen zak te steken en de auto niet meer terug te brengen. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair is dit feit als verduistering aan verdachte tenlastegelegd. De rechtbank is van oordeel dat niet vast staat wat de intentie van verdachte op het moment van ontvangst van de auto en het geld is geweest, maar dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, toen hij de auto en het geld rechtmatig onder zich had, op enig moment heeft beslist dat hij zich de auto niet meer zou teruggeven en het geld aan andere dingen zou uitgeven. Verdachte heeft immers verklaard dat hij van het geld heeft geleefd en dat hij de auto heeft achtergelaten op een parkeerplaats in Scherpenzeel. Verdachte heeft zich de auto en het geld dus op enig moment in de tenlastegelegde periode wederrechterlijk toegeëigend en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan verduistering.
Met betrekking tot het geldbedrag verklaart [benadeelde partij10] dat hij in totaal 1100 euro aan verdachte heeft afgegeven , verdachte stelt dat het ging om een bedrag van 600 of 800 euro. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan de verklaring van [benadeelde partij10] te twijfelen nu zijn verklaring voor het overige ook juist is gebleken. Zij acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een personenauto en 1100 euro heeft verduisterd.
Feit 12 en 13
Ten aanzien van het onder 12 en 13 tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zijnde:
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2010 (feit 12 en 13);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 2010013928, gesloten op 5 maart 2010, opgemaakt door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, districtsrecherche, met bijlagen, voor zover inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij11], p. 609 (feit 12);
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij12], p. 416 en p. 417 (feit 13);
- een schriftelijk bescheid, te weten het boekingsformulier van Hotel (naam) p. 420 en p. 421 (feit 13);
Feit 14
Vaststaande feiten
Verdachte heeft in de periode van 7 oktober 2009 tot en met 16 januari 2010 te Arcen, Velthuizen en De Steeg, tezamen met [betrokkene1] telkens een aantal maaltijden en/of consumpties gekocht bij [benadeelde partij13] en/of hotel/restaurant[naam hotel1] BV te Arcen en bij [benadeelde partij14] en/of hotel [hotel naam2] te Vethuizen en bij [benadeelde partij15] en/of hotel [naam hotel3] De Steeg. Deze goederen zijn telkens niet betaald.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 14 is tenlastegelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte alleen heeft gehandeld en dat de feiten derhalve niet in vereniging zijn gepleegd.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zowel bij [naam hotel1] als bij [naam hotel 3] wel wilde betalen, maar dat hij bij [naam hotel1] niet kon betalen omdat het geld in zijn woning lag en hij dat geld niet meer kon ophalen en bij [naam hotel 3] pas kon betalen op het moment dat [betrokkene1] haar uitkering gestort had gekregen. Verdachte stelt zich dus op het standpunt dat het oogmerk om zonder volledige betaling over de goederen te beschikken bij hem ontbrak.
Beoordeling van de standpunten
[betrokkene1] heeft verklaard dat zij en verdachte telkens naar [n[hotel naam2] en [naam hotel 3] gingen, met de bedoeling om niet te betalen en wetende dat ze ook niet konden betalen omdat ze geen geld hadden. De verklaring van verdachte dat hij de rekening van [naam hotel 3] wilde betalen met het geld van de uitkering van [betrokkene1], acht de rechtbank ongeloofwaardig, omdat verdachte toen op de vlucht was en niet naar huis kon en hij vele andere schulden had die hij ook niet voldeed. Gelet op de verklaringen van [betrokkene1] is de rechtbank van oordeel dat verdachte telkens het oogmerk heeft gehad om zonder (volledige) betaling over de goederen te beschikken. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan flessentrekkerij.
Ook ten aanzien van [naam hotel1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daar consumpties heeft gekocht met het oogmerk deze te nuttigen zonder te betalen. Verdachte heeft verklaard dat op dat hij begin oktober al op de vlucht was voor de politie. Hij heeft voorts verklaard dat hij in juli en augustus al wist dat hij geen geld meer had . Voorts heeft verdachte bekend dat hij niet genoeg geld bij zich had om de rekening te kunnen betalen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat hij de goederen heeft afgenomen wetende dat hij deze niet kon betalen. De verklaring van verdachte dat hij thuis geld had liggen en dat hij van plan was daar de rekening mee te voldoen acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu hij op dat moment al vanwege zijn schulden op de vlucht was, hij geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven waarom hij dat geld niet meteen mee naar het hotel heeft meegenomen en hij ook nadat het hotel hem - met achterhouding van zijn paspoort - de gelegenheid heeft geboden dat geld op te halen om te betalen dat niet heeft gedaan .
Gelet op de verklaringen van [betrokkene1] is de rechtbank tevens van oordeel dat [betrokkene1] eveneens bij bovengenoemde hotels/restaurants consumpties en/of maaltijden heeft genuttigd terwijl zij wist dat deze goederen niet betaald konden worden. Verdachte heeft deze feiten daarmee in vereniging met [betrokkene1] gepleegd. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 5, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9, 10, 11 subsidiair, 12, 13 en 14 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 7 september 2009 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte makende van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, telkens met voormeld oogmerk de navolgende goederen heeft gekocht -op tijd en plaats daarbij vermeld- van na te noemen personen te weten:
- in de periode van 15 juli 2009 tot en met 24 juli 2009 diverse computerapparatuur bij bedrijf [benadeelde partij bedrijf21] te Zeeland, gemeente Landerd en
- in de periode van 23 juni 2009 tot en met 13 juli 2009 verf (met bijbehorende goederen) bij (schilders)bedrijf [benadeelde partij bedrijfsnaam 17] te Zeeland, gemeente Landerd en- in de periode van 19 april 2009 tot en met 13 mei 2009 diverse gereedschappen en bouwmaterialen bij bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij22] te Grave en
- in de periode van 8 juli 2009 tot en met 3 augustus 2009 sportkleding bij Sportspeciaalzaak [bedrijfsnaam benadeelde partij23] te Nijmegen en
- in de periode van 8 juli 2009 tot en met 3 augustus 2009 drukwerk (op kleding) bij drukkerij [bedrijfsnaam benadeelde partij24] te Nijmegen en
- in de periode van 8 juni 2009 tot en met 4 juli 2009 diverse automaterialen bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Automaterialen te Boxmeer en in de periode van 15 augustus 2009 tot en met 7 september 2009 27, fietsen (met toebehoren) bij fietsenzaak VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26] te Ottersum en
- in de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 juni 2009 (een) website en flyers bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij27] te Nijmegen en in de periode van 1 september 2008 tot en met 30 september 2008 visitekaartjes en flyers en bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij28] te Nijmegen en
- in de periode van 19 november 2008 tot en met 21 november 2008 verf/lak (met
bijbehorende goederen) bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij29] verf te Groesbeek en
- in de periode van 4 mei 2009 tot en met 11 juni 2009 benzine, en frisdrank en snoep bij tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] te Overasselt, gemeente Heumen en- in de periode van 5 mei 2009 tot en met 9 mei 2009 luchtkussens bij het bedrijf [bedrijfsnaam benadeelde partij31] te Wijchen en
- in de periode 16 juni 2009 tot en met 10 juli 2009 benzine, en frisdrank en etenswaar en (auto)wasbeurten bij tankstation BP [bedrijfsnaam benadeelde partij32] te Mill
5.
hij op 8 oktober 2009 te Druten, opzettelijk een doos met winkelgoederen (te weten t-shirts en poloshirts en fleecejacks toebehorende aan [bedrijfsnaam] Reclame en/of [benadeelde partij16] welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten op proef en onder gehoudenheid de goederen dezelfde middag terug te brengen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
6. primair
hij op 14 oktober 2009 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (Renault Twingo, kenteken [nummer]), toebehorende aan autobedrijf Auto [bedrijfsnaam] en/of [benadeelde partij5],
7. primair
hij op 20 oktober 2009 te Bergharen, gemeente Wijchen, opzettelijk een (personen)auto (Mazda 626 met kenteken [nummer]), toebehorende aan [benadeelde partij6] en/of autobedrijf [bedrijfsnaam], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als mogelijke koper/geïnteresseerde (voor een proefrit), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
8. primair
hij in de periode van 30 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009 te Wijchen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [benadeelde partij7] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto (Peugeot 106, kenteken [nummer]) en een geldbedrag van (ongeveer) 170 euro, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en
in strijd met de waarheid
- zich jegens die [benadeelde partij7] heeft voorgedaan als zijnde autoreparateur en
- (vervolgens) is ingegaan op het aanbod van die [benadeelde partij7] om genoemde auto mee te nemen ter reparatie en
- heeft gezegd dat hij, verdachte, een dubbele garagebox had op de Beurtvaartweg [nummer] te Nijmegen en
- heeft toegezegd de voornoemde auto na de reparatie terug te brengen, waardoor die [benadeelde partij7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
9.
hij op 03 november 2009 te Heesch, gemeente Bernheze, opzettelijk een (personen)auto (merk Volkswagen, type Golf, kleur groen met kenteken [nummer], toebehorende aan autobedrijf [bedrijfsnaam] Auto's en/of [benadeelde partij8] welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als mogelijke koper/geïnteresseerde (voor een proefrit), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
10.
hij op 06 november 2009 te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Volkswagen, type Golf, kleur zilvergrijs met kenteken [nummer]), toebehorende aan [bedrijfsnaam] B.V. en/of [benadeelde partij9],
11. subsidiair
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 november 2009 tot en met 10 december 2009 te Schijndel enUden opzettelijk een (personen)auto (merk Audi, type A4 met kenteken [nummer]) en/geldbedragen van in totaal 1100 euro), toebehorende aan [benadeelde partij10], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als automonteur/reparateur van die (personen)auto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
12.
hij in de periode van 7 december 2009 tot en met 10 december 2009 te Scherpenzeel, gemeente Scherpenzeel, opzettelijk een (personen)auto (BMW 316, kenteken [nummer]), toebehorende aan [benadeelde partij11],welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als automonteur/reparateur van die (personen)auto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
13.
hij in de periode van 10 januari 2010 tot en met 11 januari 2010 te Straelen, een boekingsformulier (van hotel [naam], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken door opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid zich voor te doen als zijnde [benadeelde pa[benadeelde partij12] en de adresgegevens van die [benadeelde partij12] op te geven/in te vullen en voormeld boekingsformulier te voorzien van een valse handtekening (te weten een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van die [benadeelde partij12]);
14.
hij in de periode van 7 oktober 2009 tot en met 16 januari 2010 te Arcen en Vethuizen en De Steeg,tezamen en in vereniging met een ander een beroep of een gewoonte makende van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een) ander e beschikking over die goederen te verzekeren, telkens met voormeld oogmerk een aantal maaltijden en
consumpties heeft gekocht van:
- [benadeelde partij13] en/of (hotel/restaurant[naam hotel1] B.V. te Arcen en
- [benadeelde partij14] en/of hotel [hotel naam2] te Vethuizen en
- [benadeelde partij15] en/of hotel [naam hotel3] te De Steeg
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren
ten aanzien van feit 5, 7 primair, 9, 10, 11 en 12, telkens:
verduistering
ten aanzien van feit 6 primair
diefstal
ten aanzien van feit 8 primair:
oplichting
ten aanzien van feit 13:
valsheid in geschrifte
ten aanzien van feit 14:
medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 april 2010;
• een Vroeghulpinterventierapport van Iriszorg, gedateerd 18 januari 2010, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Iriszorg, gedateerd 17 maart 2010, betreffende verdachte;
• een consultbrief van het NIFP, gedateerd 20 april 2010, betreffende verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (medeplegen van) flessentrekkerij, oplichting, verduisteringen, diefstal en valsheid in geschrifte. Verdachte heeft met zijn verhalen legio ondernemers en particulieren goederen laten leveren, die hij niet kon betalen of die hij nooit van plan was om weer terug te geven. Verdachte heeft daarbij niet alleen die personen financiële schade toegebracht, verdachte heeft ook telkens op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de betrokkenen in hem hadden gesteld. Verdachte heeft ook op bijna professionele wijze die mensen wijs gemaakt dat hij een eigen onderneming had waarvoor hij goederen moest hebben. Verdachte heeft daarbij doelbewust een kettingreactie op gang gezet. De visitekaartjes die hij bij het ene bedrijf liet drukken, terwijl hij wist dat hij die nooit zou betalen, heeft hij gebruikt om bij het andere bedrijf het vertrouwen te wekken dat hij zijn verhaal klopte en hij daadwerkelijk een eigen bedrijf had.
Uit de documentatie van verdachte blijkt dat verdachte eigenlijk een notoire oplichter te noemen is. Verdachte is reeds vele malen eerder voor dergelijke feiten veroordeeld en heeft met onderhavige zaak laten zien dat hij het oplichten van andere mensen niet kan laten. Verdachte heeft steeds puur voor zijn eigen financiële gewin gehandeld en klaarblijkelijk geen moment stil gestaan bij de (financiële) gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Bovendien heeft verdachte misbruik gemaakt van de normale handelswijze in het dagelijkse, economische verkeer, dat toch veelal is gebaseerd op wederzijds vertrouwen dat er betaald en geleverd gaat worden door de persoon met wie men zaken doet. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hierom ernstige feiten gaat waarvoor een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf die enige passende strafmodaliteit is.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door de reclassering opgemaakte rapportage waarin wordt geadviseerd om verdachte klinisch te laten behandeling binnen een gedwongen kader. De rechtbank is met de reclassering, de officier van justitie en de raadsvrouw eens dat er bij verdachte sprake is van ernstige problematiek die behandeling behoeft. Echter, de ernst van de feiten en de daarbij passende straf bieden geen ruimte voor een geheel voorwaardelijke straf of voor een straf met een zo beperkt onvoorwaardelijk deel dat daarvan na aftrek van het voorarrest niets over blijft. Het met een bijzondere voorwaarde bij een volledig of grotendeels voorwaardelijke straf afdwingen van een op korte termijn te verwezenlijken opname is daarom geen optie. Het reeds nu bepalen van een (middels een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel afgedwongen) klinische behandeling op het moment dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van zijn vrijheidsstraf heeft uitgezeten, is praktisch niet mogelijk en onwenselijk, temeer nu voor een klinische opname een indicatiebesluit, een succesvolle intake en zicht op een opnamedatum nodig is.
Daarbij komt dat verdachte, wanneer hij in detentie gemotiveerd blijkt voor behandeling, op grond van de penitentiaire wetgeving en de wetgeving inzake de voorwaardelijke invrijheidsstelling verschillende mogelijkheden toekomt om te worden behandeld voor zijn problematiek.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank voor enkele feiten tot een vrijspraak komt of tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie doet.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Feit 1
1. De benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij21] vordert een bedrag van 1992,95 euro.
2. De benadeelde partij [benadeelde partij17] vordert een bedrag van 1007,49 euro.
3. De benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave vordert een bedrag van 3473,61 euro.
4. De benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV vordert een bedrag van 7280,03 euro.
5. De benadeelde partij VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26] vordert een bedrag van 6603,48 euro.
6. De benadeelde partij Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV vordert een bedrag van 2459,25 euro.
7. De benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij29] Verf vordert een bedrag van 1592,73 euro.
8. De benadeelde partij Tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt vordert een bedrag van 1850,69 euro.
Feit 2
9. De benadeelde partij Het [bedrijfsnaam benadeelde partij1] BV vordert een bedrag van 1124,38 euro.
Feit 8
10. De benadeelde partij [benadeelde partij7] vordert een bedrag van 265 euro.
Feit 11
11. De benadeelde partij [benadeelde partij10] vordert een bedrag van 1680 euro.
Feit 12
12. De benadeelde partij [benadeelde partij11] vordert een bedrag van 3297,75 euro
Feit 14
13. De benadeelde partij [naam hotel1] BV vordert een bedrag van 242,25 euro.
14. De benadeelde partij [benadeelde partij14] vordert een bedrag van 607,25 euro.
15. De benadeelde partij [naam hotel 3] vordert een bedrag van 593,75 euro.
De raadsvrouw heeft wat betreft de vorderingen 2, 3, 4 en 12 aangevoerd dat het deel van de vordering dat ziet op teruggave van de af te dragen BTW niet voor vergoeding in aanmerking, omdat dit geen schade is. Zij heeft verzocht de vorderingen wat deze schade betreft in ieder geval niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt dat bedrijven BTW-plichtig zijn en dat bij een levering tussen bedrijven er door die bedrijven BTW aan de overheid dient te worden afgedragen, al dan niet verrekend met hun eigen af te dragen BTW. Daarmee hebben die bedrijven schade geleden en die schade komt voor vergoeding in aanmerking. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Feit 1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen 1, 2, 3, 4, 6, en 7 onder het faillissement van verdachte vallen en daarom konden worden ingediend bij de curator in dat faillissement. Deze vorderingen zouden daarom moeten worden afgewezen.
De rechtbank overweegt dat de raadsvrouw gelijk heeft wanneer zij stelt dat vorderingen gedurende een faillissement moeten worden ingediend bij de curator. Echter, de raadsvrouw heeft ter terechtzitting opgemerkt dat de eindzitting van het faillissement van verdachte heeft plaatsgevonden op 13 april 2010 en dat zij verwachtte dat het faillissement zou worden opgeheven bij gebrek aan baten. Uit het faillissementregister volgt dat het faillissement van verdachte inderdaad is beëindigd op 13 april 2010. Nu het faillissement is opgeheven, zijn de vorderingen herleefd en rechtstreeks bij verdachte op te eisen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de vorderingen op die grond af te wijzen.
Voorts heeft de raadsvrouw over de vordering van [bedrijfsnaam benadeelde partij21] aangevoerd dat [bedrijfsnaam benadeelde partij21] alle tenlastegelegde goederen inmiddels retour heeft ontvangen. Naar het oordeel van de raadsvrouw is daarmee op dit moment onduidelijk wat de hoogte van de schade voor [bedrijfsnaam benadeelde partij21] zou zijn en dient de benadeelde derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank stelt vast dat in de vordering van [bedrijfsnaam benadeelde partij21] is aangegeven dat dit bedrijf goederen retour heeft ontvangen en ook precies staat aangegeven welke goederen thans nog niet zijn geretourneerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze opsomming te twijfelen en ziet derhalve ook geen aanleiding om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onduidelijk zou zijn.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV stelt de raadsvrouw dat de reden om niet te betalen lag in een conflict over de kwaliteit van de website en de hoogte van de rekening.
De rechtbank overweegt dat, wat er ook zij van hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd, vast staat dat Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV aan verdachte heeft geleverd. Nu voorts nergens uit blijkt dat de overeenkomst tot koop op enig moment is ontbonden, is verdachte dus niet ontslagen van zijn betalingsverplichting. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. Nu verdachte ten aanzien van de belettering en de website is vrijgesproken zal dit deel van de vordering, aangezien het rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde ontbreekt, niet-ontvankelijk worden verklaard.
1.-6. De rechtbank acht deze vorderingen - nu het tenlas¬te¬gelegde bewezen is verklaard en de
8. vorderingen voldoende zijn onderbouwd - toewijsbaar. De rechtbank zal daarom de gevorderde bedragen van [bedrijfsnaam benadeelde partij21], [benadeelde partij17], [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave, [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV, VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26], Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV (ten aanzien van de visitekaartjes, flyers en leaflets, tot een bedrag van 1385,46 euro) en tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt dan ook toewijzen.
Zij zal daarbij tevens telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Voor de vordering [bedrijfsnaam benadeelde partij21] is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 29 dagen. Voor de vordering van [benadeelde partij17] is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 20 dagen. Voor de vordering van [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 44 dagen. Voor de vordering van [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 71 dagen. Voor de vordering van VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26] is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 68 dagen. Voor de vordering van Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 23 dagen. Voor de vordering van tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt is de vervangende hechtenis overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht 28 dagen.
7. [bedrijfsnaam benadeelde partij29] Verf vordert een bedrag van 1592,73 euro. Uit de onderbouwing van deze vordering blijkt echter dat er al eerder een (civiel) vonnis is gewezen betreffende vergoeding van deze schade. Benadeelde heeft dus kennelijk al een titel voor verhaal en daarmee in deze strafzaak onvoldoende belang om tot een toewijzing van de vordering te komen. De rechtbank zal [bedrijfsnaam benadeelde partij29] verf daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Feit 2
9. De door [bedrijfsnaam benadee[bedrijfsnaam benadeelde partij1] BV gevorderde schade ziet op het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit. Verdachte wordt echter van dit feit vrijgesproken. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Feit 8
10. [benadeelde partij7] vordert 265 euro, bestaande uit vergoeding van schade die ziet op handgeld, een autoportier, telefoonkosten en het lenen van een auto. Bewezenverklaard is dat verdachte [benadeelde partij7] heeft bewogen tot afgifte van 170 euro handgeld. Voorts is niet gebleken dat verdachte van een deel van dat geld materialen ten behoeve van de reparatie heeft gekocht, zoals is aangevoerd door de raadsvrouw. De rechtbank zal de vordering voor dit deel dan ook toewijzen. Het overige deel van de vordering is onvoldoende met stukken onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Voor het toe te wijzen bedrag zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, zijnde 3 dagen vervangende hechtenis.
Feit 11
11. [benadeelde partij10] vordert een bedrag van 1680 euro, bestaande uit betalingen voor niet uitgevoerde reparaties en een autoradio. Bewezenverklaard is dat verdachte [benadeelde partij7] heeft bewogen tot afgifte van 1100 euro handgeld. De rechtbank zal de vordering voor dit deel dan ook toewijzen. Het overige deel van de vordering is onvol¬doende met stukken onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafge¬ding. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Voor het toe te wijzen bedrag zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, zijnde 21 dagen vervangende hechtenis.
Feit 12
12. Schouten vordert een bedrag voor vergoeding van de schade aan zijn personenauto. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. Dat wellicht een ander de schade aan de personenauto heeft aangericht, nadat de auto door verdachte was verduisterd en was achtergelaten, zoals is aangevoerd door de raadsvrouw, staat aan causaal verband tussen de toegebrachte schade en de bewezenverklaarde verduistering niet in de weg. De vordering zal dan ook worden toegewezen en de rechtbank zal daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, zijnde 42 dagen vervangende hechtenis.
Feit 14
De benadeelde partijen vorderen schade bestaande uit goederen en diensten (hotelovernachtingen). Bewezenverklaard is dat verdachte deze benadeelden allen heeft opgelicht door het kopen en niet betalen van consumpties en maaltijden. Onder dit artikel valt derhalve uitsluitend het kopen van goederen. Oplichting door het kopen van diensten is onder dit artikel niet mogelijk. Voor vergoeding komt daarom telkens alleen in aanmerking het gedeelte van de schade dat ziet op maaltijden en consumpties. De rechtbank acht deze gedeelten van de vorderingen voldoende onderbouwd en zij zal deze gedeelten toewijzen waarbij telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f zal worden opgelegd.
13. De vordering van [naam hotel1] BV wordt toegewezen tot een bedrag van 167,75 euro, waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op één dag.
14. De vordering van [benadeelde partij14] wordt toegewezen tot een bedrag van 49,45 euro waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op één dag.
15. De vordering van [naam hotel3] wordt toegewezen tot een bedrag van 53,75 euro waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op één dag.
De benadeelde partijen worden voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 57, 63, 225, 310, 321, 326, 326a van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk.
Spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair en 11 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 5, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9, 10, 11 subsidiair, 12, 13 en 14 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij21] (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [bedrijfsnaam benadeelde partij21], gevestigd te [adres] te betalen € 1992,95 euro (zegge negentienhonderdtweeennegentig euro en vijfennegentig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1992,95 euro, subsidiair 29 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam benadeelde partij21], gevestigd te [adres] te betalen 1992,95 euro, (zegge negentienhonderdtweeennegentig euro en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij17] (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij17], wonende te [adres], te betalen 1007,49 euro (zegge duizendzeven euro en negenenveertig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1007,49 euro, subsidiair 20 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij17], wonende te [adres], te betalen € 1007,49 euro, (zegge duizendzeven euro en negenenveertig eurocent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave, gevestigd te [adres], te betalen 3473,61 euro (zegge drieduizendvierhonderddrieenzeventig euro en eenenzestig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad 3473,61 euro, subsidiair 44 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam benadeelde partij22] Grave, wonende te [adres], te betalen 3473,61 euro, (zegge drieduizendvierhonderddrieenzeventig euro en eenenzestig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 44 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV, gevestigd te [adres] te betalen 7280,71 euro (zegge zevenduizendtweehonderdtachtig euro en eenenzeventig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad 7280,71 euro, subsidiair 71 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam benadeelde partij25] Boxmeer BV, gevestigd te [adres] te betalen 7280,71 euro, (zegge zevenduizendtweehonderdtachtig euro en eenenzeventig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 71 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26] (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26], gevestigd te [adres], te betalen 6603,48 euro (zegge zesduizendzeshonderddrie euro en achtenveertig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad 6603,48 euro subsidiair 68 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer VOF [bedrijfsnaam benadeelde partij26], gevestigd te [adres], te betalen 6603,48 euro, (zegge zesduizendzeshonderddrie euro en achtenveertig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Van [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV, gevestigd te [adres], te betalen 1385,46 euro (zegge dertienhondervijfentachtig euro en zesenveertig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad 1385,46 euro, subsidiair 23 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam benadeelde partij28] BV, gevestigd te [adres], te betalen te betalen 1385,46 euro (zegge dertienhondervijfentachtig euro en zesenveertig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam benadeelde partij29] Verf (feit 1)
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt, gevestigd te [adres] te betalen 1850,69 euro (zegge achttienhonderdvijftig euro en negenenzestig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad 1850,69 euro subsidiair 28 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer tankstation [bedrijfsnaam benadeelde partij30] Overasselt, gevestigd te [adres] te betalen 1850,69 euro (zegge achttienhonderdvijftig euro en negenenzestig eurocent).
bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Het [bedrijfsnaam benadee[bedrijfsnaam benadeelde partij1] BV (feit 2)
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij7] (feit 8)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij7], woonachtig [adres], te betalen 170 euro, zegge honderdzeventig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad 170 euro, subsidiair 3 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij7], woonachtig te [adres], te betalen 170 euro (zegge honderdzeventig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij10] (feit 11)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij10], woonachtig te [adres], te betalen 1100 euro (zegge elfhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad 1100 euro subsidiair 21 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij10], woonachtig te [adres], te betalen 1100 euro (zegge elfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij11] (feit 12)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij11], wonende te [adres] te betalen 3297,95 euro (zegge drieduizendtweehonderdzevenennegentig euro en vijfennegentig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad 3297,95 euro, subsidiair 42 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij11], wonende te [adres] te betalen 3297,95 (zegge drieduizendtweehonderdzevenennegentig euro en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 42 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam hotel1] BV (feit 13)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [naam hotel1] BV, gevestigd te [adres], te betalen 167,75 euro (zegge honderdzevenenzestig euro en vijfenzeventig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad 167,75 euro subsidiair 3 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam hotel1] BV, gevestigd te [adres], te betalen € 167,75 (zegge honderdzevenenzestig en vijfenzeventig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij14] (feit 13)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij14], wonende te [adres], te betalen 49,45 euro (zegge negenenveertig euro en vijfenveertig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad 49,45 euro subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij14], wonende te [adres], te betalen 49,45 euro (zegge negenenveertig euro en vijfenveertig eurocent).
bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam hotel 3] (feit 13)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [naam hotel 3], gevestigd te [adres], te betalen 53,75 euro (zegge drieënvijftig euro en vijfenzeventig eurocent.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad 53,75 euro subsidiair 1 dag hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam hotel 3], gevestigd te [adres], te betalen 53,75 euro (zegge drieënvijftig euro en vijfenzeventig eurocent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen (griffier),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2010.