Parketnummers : 05/700144-10 en 05/512453-09 (tul)
Datum zitting : 14 april 2010
Datum uitspraak : 28 april 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat :
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van
Maasdamstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat (nummer [huisnr]) en/of een auto (Opel Corsa, [kenteken]) en/of een
persoon, zijnde [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en/of die auto, althans
gewapend met (een houten) stok(ken)/knuppel(s) en/of (één of meer stukken)
hout en/of één of meer maglite('s) en/of één of meer ste(e)n(en) zich begeven
in de richting van die woning en/of die auto en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel op/tegen die auto en/of
(vervolgens)
- het met een houten balk en/of stuk hout ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij/waardoor een bewoner en/of aanwezige van/in die woning, zijnde
[slachtoffer1], pijn en/of letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of (vervolgens)
- het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens)
- het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het met een stok/knuppel en/of stuk hout en/of maglite slaan van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en/of
- het schoppen en/of trappen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het gooien met één of meer ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die
woning en/of die auto en/of
- het ter aanmoediging en/of ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van
bovenvermelde handelingen,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk één
of meerdere ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die woning heeft
gegooid en aldus één of meerdere ruit(en) van die woning heeft vernield;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/512453-09).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/512453-09) heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete gelast.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
In de wijk Terweijde in Culemborg wonen veel mensen van Marokkaanse en Molukse afkomst. In de periode vóór de jaarwisseling 2009-2010 zijn er in deze wijk veel spanningen tussen groepen Marokkaanse en groepen Molukse personen. Met name de jongeren uit deze groeperingen zoeken in die periode dikwijls de confrontatie met elkaar op, hetgeen enkele malen resulteert in (onder andere) vernielingen en brandstichtingen. De politie verbaliseert daarover dat de spanning tussen de twee groeperingen hoog oploopt en dat de direct betrokkenen nauwelijks aangifte durven te doen of getuigenverklaringen durven af te leggen uit angst voor represailles. De betrokken jongeren willen zelf ook geen aangifte doen en nemen liever het recht in eigen hand door telkens elkaar bewust op te zoeken om gebeurtenissen met elkaar uit te vechten.
In de avond van Oudjaar 2009 rond 20.45 uur wordt op de Parklaan in Culemborg een auto van een Molukse jongere in brand gestoken. Later, in de nacht van Nieuwjaar 2010 rond 1.15/1.30 uur, begeeft een groep Molukkers zich naar de Van der Duyn van Maasdamstraat. Een deel van de groep richt vernielingen aan op de vlak bij diens woning geparkeerde Opel Corsa (kenteken [kenteken]) [slachtoffer][slachtoffer]. Het andere deel van de groep richt zich op de woning van aangever, waar de voorruit van de woning met een balk wordt ingegooid, stenen naar de woning worden gegooid en de ruit van de voordeur met stenen wordt ingegooid. [slachtoffer1], die in de woning op bezoek was en zich in de woonkamer op de begane grond bevond, wordt geraakt door de balk en raakt daarbij gewond. Als aangever uit zijn auto stapt, wordt hij geslagen met een honkbalknuppel en/of een staaflantaarn (maglite), komt ten val en wordt vervolgens geschopt en geslagen. Hij loopt bij het afweren van een slag een gebroken arm (elleboog) op.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van hetgeen ten laste wordt gelegd dient te worden vrijgesproken en voert daartoe aan dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuigen [getuige1] en [getuige2] niet als betrouwbaar zijn aan te merken. [slachtoffer] heeft weliswaar direct een verklaring afgelegd, doch daarin wordt verdachte niet genoemd. Bij de aangifte op 2 januari 2010 noemt [slachtoffer] verdachte wel. Van de getuigen [getuige1] en [getuige2] is pas op 3 januari 2010 een verklaring afgenomen. Voor de hand ligt, gelet op de commotie die er was in Culemborg, dat deze getuigen elkaar hebben beïnvloed. Immers, opvallend is dat al deze betrokkenen exact dezelfde personen hebben herkend in de veel grotere groep Molukkers. Daarbij heeft [getuige2] als tolk gefungeerd bij de aangifte van haar vader [slachtoffer], zodat haar verklaring in ieder geval op deze wijze beïnvloed is door die van haar vader. Voorts is het gelet op de verklaringen van de overburen [overburen1] en [overburen2] onmogelijk dat betrokkenen verdachte en de medeverdachten hebben herkend, nu deze overburen verklaren dat de groep Molukkers vermomd en dus onherkenbaar was. Ook [zoon slachtoffer] hoort van zijn vader wie erbij horen, maar noemt verdachte niet. Tegenover dit alles staat dat verdachte een alibi had waar hij op dat moment was, namelijk thuis in de Diepenbrockstraat te Culemborg. Dit wordt bevestigd door diverse personen die op dat moment in de Diepenbrockstraat waren.
Subsidiair voert de verdediging aan dat verdachte enkel het gooien van stenen kan worden verweten.
Beoordeling van de standpunten
Betrouwbaarheid getuigen.
1. Afstemming aangever en getuigen
Aangever [slachtoffer] en de getuigen [getuige1] en [getuige2] hebben verklaard dat zij verdachte hebben herkend en dat verdachte derhalve inderdaad aanwezig is geweest tijdens bedoeld incident en ook daadwerkelijk geweldshandelingen heeft verricht.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] en de beide genoemde getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en dat hun verklaringen (derhalve) onbetrouwbaar zijn. Uit het gegeven dat aangever en genoemde getuigen dezelfde personen herkennen uit een grotere groep Molukse personen en de overige personen niet, kan niet zonder meer worden afgeleid dat een dergelijke afstemming heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat [getuige2] eerst als tolk is opgetreden bij de aangifte van haar vader, en vervolgens als getuige is gehoord, is als ongelukkig aan te merken, maar ook dit leidt niet zonder meer tot het oordeel dat zij daardoor niet in staat is geweest een objectieve verklaring af te leggen van hetgeen zij zelf heeft waargenomen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuigen is van belang dat in de verklaringen van aangever en beide genoemde getuigen weliswaar overeenkomsten zijn – die vanzelfsprekend zijn als het feit zich inderdaad op die wijze heeft voorgedaan - maar dat er ook verschillen zijn in hun waarneming. Bovendien verklaren de getuigen gedetailleerd over omstandigheden waarover aangever niet heeft verklaard. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank niet de stelling dat er sprake is geweest van afstemming tussen de betrokkenen.
Voorts acht de rechtbank voor de beoordeling van de betrouwbaarheid het volgende van belang. Uit het dossier blijkt dat door de voortdurende spanningen tussen de Molukse en Marokkaanse bevolkingsgroep en de incidenten die daaruit voort zijn gekomen dat de betrokkenen veelal geen aangifte durfden te doen. Bovendien blijkt uit het dossier dat veel mensen in de wijk Terweijde elkaar kennen. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het onaannemelijk dat [slachtoffer] opzettelijk de verkeerde Molukse mannen aanwijst als daders, bovendien uitgerekend de kleinkinderen van een Molukse man met wie hij tot diens overlijden een meer dan goed contact had.
2. Betrouwbaarheid herkenning
De rechtbank verwerpt het verweer dat het vanwege vermomming onmogelijk is geweest om verdachte en een aantal medeverdachten te kunnen herkennen.
Getuige [overburen1] heeft verklaard dat de daders allen hoge sjaaltjes of doeken voor hun gezicht droegen. Getuige [overburen2], die zich op nagenoeg dezelfde positie bevond, heeft dit anders waargenomen, namelijk dat de personen allen een muts of bivakmuts droegen. Getuige [getuige1], die aan kwam lopen bij de woning van aangever, heeft gezien dat een aantal een doek voor hun gezicht had geknoopt of een muts of een pet droeg. Aangever [slachtoffer] en getuige [getuige2] verklaren niets over enige vermomming. Gelet op deze verschillende verklaringen neemt de rechtbank als uitgangspunt dat enkele, maar niet alle personen in de groep een muts of pet op hun hoofd en/of een sjaal om hun hals en/of (deels) voor hun gezicht hebben gedragen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het enkel dragen van een muts of pet niet leidt tot onherkenbaarheid. Dat aangever en de getuigen niet iedereen in de groep hebben herkend maar enkele personen wèl hebben herkend, is derhalve zeer wel mogelijk.
3. Alibi
Het verweer van verdachte dat hij na het afsteken van de vuurwerkmat rond 1.00 uur naar binnen is gegaan en boven achter zijn computer is gaan zitten en, nadat zijn moeder hem had verteld wat er was gebeurd in de Van der Duyn van Maasdamstraat, hij rond 2.00 uur weer naar buiten was gegaan om een jointje te gaan roken, verwerpt de rechtbank. [naam], tante van verdachte, verklaart dat het vuurwerk rond 1.15 uur klaar was en dat haar zoon toen naar haar toe kwam, waarna zij zag, nadat ze afscheid had genomen van haar zus en [dochter zus], dat verdachte zijn huis binnen ging. [moeder verdachte], de moeder van verdachte, verklaart dat, nadat ze met zijn allen rond 00.00 uur hadden gebeden, iedereen (waaronder ook verdachte) naar buiten was gegaan om te kijken naar het vuurwerk. Vervolgens verklaart ze dat ze niet meer precies weet wat verdachte heeft gedaan nadat het vuurwerk was afgelopen. [naam], zus van verdachte, verklaart dat verdachte na het afsteken van de vuurwerkmatten rond 00.30-00.45 uur naar binnen is gegaan en dat zij rond 1.30 uur naar bed is gegaan. Voor al deze verklaringen geldt dat zij niet uitsluiten dat verdachte tussen 1.15 en 1.30 uur enige tijd is weggeweest[getuige3]verklaart dat ze verdachte rond 1.15 uur thuis op zijn kamer heeft zien zitten en dat zij zeker weet dat hij die nacht niet meer weg is geweest, omdat hun beider slaapkamerdeuren openstonden. Nu verdachte zelf echter heeft verklaard nog naar buiten te zijn geweest die nacht om een jointje te gaan roken en [getuige3] in haar verklaring aangeeft dat ze in de betreffende tijd ook nog heeft geslapen, hecht de rechtbank geen waarde aan deze verklaring.
Verdachte heeft dus, mede gelet op de korte afstand tussen de Diepenbrockstraat en de Van der Duyn van Maasdamstraat, geen sluitend alibi. Daarbij acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de groepsleden voorbereidingshandelingen hebben moeten treffen die tijd in beslag namen, nu eventuele vermommingen enkel uit sjaals en mutsen hebben bestaan, die men vanwege de koude toch wel droeg en het meenemen van één of meer knuppels of stokken en een maglite, welke laatste overigens al eerder op de avond in de handen van een medeverdachte was aangetroffen , niet of nauwelijks tijd hoeft te kosten.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen enkele reden om de verklaringen van [slachtoffer], [getuige1] en [getuige2] niet geloofwaardig te achten. De rechtbank acht, uitgaande van de lezing van [slachtoffer], in samenhang met de getuigenverklaringen van [getuige1] en [getuige2], het volgende bewezen.
In de Van der Duyn van Maasdamstraat zit in de nacht van Oud op Nieuw 2009-2010 tussen 1.15 uur en 1.30 uur [slachtoffer], een man van Marokkaanse komaf, in zijn auto een sigaret te roken. Op dat moment komt er een groep van ongeveer 15 tot 20 Molukse jongeren, waarvan een deel sjaals of mutsen droegen, aanlopen. De groep splitst zich en een deel van de groep dringt zich dreigend op naar de woning van [slachtoffer] aan de Van der Duyn van Maasdamstraat [huisnr]. Het andere deel van de groep dringt zich dreigend op naar de auto waarin [slachtoffer] zich bevindt.
[slachtoffer] hoort vervolgens dat er op zijn auto wordt geslagen met een stuk hout en stapt de auto uit, als gevolg waarvan het deel van de groep dat zich bij de auto van [slachtoffer] bevindt, naar het gedeelte van de groep dat zich bij zijn woning bevindt, rent. Een persoon gooit op dat moment een houten balk door het voorraam van de woning van [slachtoffer]. De ruit breekt in stukken en de balk komt in de woonkamer terecht. In de woonkamer bevindt zich op dat moment [slachtoffer1], die bij de familie [slachtoffer] bezoek is. Zij krijgt de balk tegen zich aan waardoor zij op de grond valt en gewond raakt.
Er worden door diverse mensen stenen tegen de ruiten en muren van de woning van [slachtoffer] gegooid. Een van de personen die de stenen tegen de woning hebben gegooid, is verdachte. Ook wordt een ruit aan de rechterzijde van de auto van [slachtoffer] ingegooid en worden er stenen naar deze auto gegooid. [slachtoffer] loopt naar zijn huis en roept tegen de groep dat zij moet stoppen. Dan keert de groep zich tegen hem, komt dreigend op hem af en er ontstaat een worsteling. Bij de groep zijn in ieder geval twee mannen met knuppels van hout of aluminium en deze twee mannen beginnen daarmee op [slachtoffer] in te slaan. Eén van die ‘knuppels’ is een zaklamp van het merk Maglite en [slachtoffer] wordt daarmee op zijn gezicht geslagen. Hij wordt ook verschillende keren geslagen, gestompt, geschopt en getrapt. .
Een medeverdachte haalt met een honkbalknuppel hard uit richting het hoofd van [slachtoffer]. [slachtoffer] heft vervolgens zijn linkerarm op om de klap af te weren. Hij ziet en voelt dan dat de knuppel heel hard op zijn arm terechtkomt, voelt dat er iets breekt in zijn arm en voelt veel pijn. Op datzelfde moment wordt hij met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen en valt hij op de grond. Ook dan voelt hij veel pijn.
Als gevolg van het afweren van het geweld gericht tegen zijn hoofd heeft [slachtoffer] zijn arm gebroken. Voorts heeft hij een hoofdwond. Verder heeft hij meerdere blauwe plekken op zijn benen en in zijn rechterzij en heeft hij een verdoofde, blauwe plek op zijn kin.
Van de auto van [slachtoffer], een Opel Corsa met kenteken [kenteken] is een raam aan de passagierskant ingeslagen. Bij zijn woning is de hele voorruit vernield als ook de ruiten in de voordeur.
Om ongeveer 01.45 uur arriveren er twee verbalisanten bij de woning van aangever [slachtoffer] Zij treffen [slachtoffer] daar aan en zien dat hij verwondingen aan zijn hoofd heeft die bloeden.
Conclusie
Verdachte maakte deel uit van een groep Molukkers, en begaf zich met de groep, nadat eerder de auto van een Molukker in brand,was gestoken, in de richting van een ‘Marokkaanse straat’, terwijl verdachte wist en de overige groepsleden eveneens moeten hebben geweten dat er reeds hoog opgelopen spanningen tussen beide groepen bestonden. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat de groep Molukkers die straat in is gegaan om verhaal te halen bij ‘de Marokkanen’. Daarbij was de groep Molukkers bewapend met in ieder geval een honkbalknuppel en/of een maglite staaflantaarn. Daarbij zijn er vanuit de groep waarin verdachte zich bevond diverse geweldshandelingen verricht, bestaande uit het slaan met een stok en gooien van stenen tegen de auto van [slachtoffer], het gooien van een balk en stenen door de voorruit en voordeurruit van de woning van [slachtoffer] en het mishandelen van [slachtoffer]. Verdachte heeft een significante bijdrage geleverd aan het geweld door stenen naar de woning te gooien. Daarmee acht de rechtbank het openlijk geweld wettig en overtuigend bewezen.
Aan verdachte is tevens tenlastegelegd de strafverzwarende omstandigheid dat hij opzettelijk met één of meer stenen één of meer ruiten van de woning heeft vernield. Voor een bewezenverklaring van dit gekwalificeerde gevolg is vereist dat verdachte een steen heeft gegooid en dat een steen afkomstig uit zijn hand ook daadwerkelijk een ruit van de woning heeft vernield.
Nu vaststaat dat meerdere personen stenen hebben gegooid naar de woning is niet met zekerheid vast te stellen of een steen afkomstig van verdachte een ruit van de woning heeft vernield of dat de ruit door een andere steen is vernield. Verdachte zal daarom van deze strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van Maasdamstraat, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat (nummer [huisnr]) en een auto (Opel Corsa, [kenteken]) en een
persoon, zijnde [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en die auto,
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel tegen die auto en/of(vervolgens)
- het met een houten balk ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij een aanwezige in die woning, zijnde
[slachtoffer1], pijn en letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of
- het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens)
- het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer] en (vervolgens)
- het met een stok/knuppel en/of maglite slaan van die
[slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het slaan en stompen van die [slachtoffer] en/of
- het schoppen en trappen van die [slachtoffer] en/of
- het gooien met stenen tegen en in de richting van die woning en die auto en/of
- het ter ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van bovenvermelde handelingen,
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 april 2010;
• een retourzending rapportageverzoek van Reclassering IrisZorg, gedateerd
30 maart 2010, betreffende verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht afdoende is. De door de officier van justitie gestelde bijzondere voorwaarde van huisarrest met Oud en Nieuw gedurende de komende twee jaar, ziet de verdediging als irrelevant, nu op andere data immers ook rellen hebben plaatsgevonden.
Beoordeling van de standpunten
De wijk Terweijde in Culemborg is gedurende langere tijd gebukt gegaan onder spanningen tussen (met name) Molukse en Marokkaanse jongeren. De wijk Terweijde komt uiteindelijk daardoor in een geweldspiraal terecht. Deze geweldspiraal lijkt op een hoogtepunt te zijn geweest in de nacht van 31 december 2009 op 1 januari 2010. Verdachte is die nacht, met een groep Molukse personen, verhaal gaan halen bij een Marokkaanse familie, nadat eerder die avond een Molukse auto in brand was gestoken en waarvan in de Molukse gemeenschap gedacht werd dat dit door de zoon van [slachtoffer] zou zijn gedaan. [slachtoffer] is hierbij ernstig gewond geraakt en zijn woning en zijn auto zijn vernield. [slachtoffer] heeft daarbij rake klappen met een knuppel en een maglite gehad en wanneer deze man zijn elleboog niet had opgeheven om zich hiertegen te verweren, was er een aanmerkelijke kans geweest dat deze man aan de gevolgen van het openlijk geweld was overleden. Dat [slachtoffer] niet dodelijk is verwond, is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken.
Bovendien is er bij het openlijk geweld een balk door de voorruit van de woning en zijn er stenen door de ruit van de voordeur van de woning van [slachtoffer] gegooid. In die woning bevonden zich op dat moment diverse personen. Dat door het gooien van die voorwerpen deze personen (ernstig) zouden kunnen worden verwond hebben verdachte en zijn mededaders voor lief genomen. Eén van de aanwezigen in de woning heeft door de balk ook daadwerkelijk letsel opgelopen. Verdachte en zijn mededaders mogen daarbij van geluk spreken dat een en ander niet slechter is afgelopen.
Verdachte zelf heeft een steen naar het huis gegooid en op die manier een wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in een groep op deze manier verhaal is gaan halen. Verdachte heeft door zijn nalaten niet alleen anderen pijn, letsel, angst en schade toegebracht, verdachte heeft ook door verhaal te gaan halen het recht in eigen hand genomen en daarmee bijgedragen aan de spiraal van geweld waarin Culemborg zich op dat moment bevond en heeft er (mede) voor gezorgd dat dit geweld in stand bleef. Hierdoor heeft verdachte ervoor gezorgd dat 2010 voor een heleboel mensen in Culemborg is begonnen met angst.
In het nadeel van verdachte is ook dat hij eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor dergelijke feiten een gevangenisstraf op zijn plaats is. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank is van oordeel dat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte ervoor de toekomst hopelijk ervan te weerhouden wederom op een dergelijke wijze verhaal te gaan halen. Voor het tevens opleggen van een werkstraf, zoals is gevorderd door de officier van justitie, ziet zij geen aanleiding.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte gedurende de periode van de jaarwisseling 2010-2011 en de jaarwisseling van 2011-2012 huisarrest opgelegd krijgt. De rechtbank is echter van oordeel dat het geweld in de wijk Terweijde een langlopend conflict betreft waarbij op verschillende momenten verschillende incidenten hebben plaatsgevonden. De spanning en het geweld hebben uiteindelijk, tijdens de jaarwisseling, tot een treurige climax geleid. Hoewel het aannemelijk is dat de jaarwisseling en de viering daarvan hebben bijgedragen aan de aanwezigheid van veel mensen op straat, ligt naar het oordeel van de rechtbank de oorzaak van de conflicten en de escalatie daarvan niet in de jaarwisseling en de viering daarvan. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om het gevorderde huisarrest bij wege van bijzondere voorwaarde op te leggen.
De rechtbank zal het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank acht op grond van het verhandelde ter terechtzitting de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Nu verdachte zich wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de 300 euro geldboete subsidiair zes dagen hechtenis die aan verdachte zijn opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem d.d. 9 december 2009 (parketnummer 05/512453-09).
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 89 (negenentachtig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering zal worden gebracht
Heft op het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling bij parketnummer 05/512453-09
Gelast de tenuitvoerlegging van een geldboete van 300 euro subsidiair 6 dagen hechtenis voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem, d.d. 9 december 2009.
mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. M.A.E. Somsen,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen (griffier),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2010.