Parketnummers : 05/700072-10 en 05/514092-09
Datum zitting : 14 april 2010
Datum uitspraak : 28 april 2010
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
verblijvende te : [adres]
plaats [woonplaats].
raadsman : mr. D. Koningsbloem, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
parketnummer 05/700072-10
hij op of omstreeks 04 januari 2010 in de gemeente Culemborg [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een (groot)
mes (uit zijn broeksband) heeft gepakt en/of (vervolgens) dat mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of één of meer zwaaiende beweging(en) met dat mes
in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of (daarbij) voornoemde
[slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "wat is er met jou, ga weg,
ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven,
opzettelijk die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met een
(honkbal)knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite, althans met één of
meer hard(e) voorwerp(en), (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (terwijl deze [slachtoffer1] weerloos op de grond lag) tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een hoofdwond
en/of een gebroken arm en/of elleboog), heeft/hebben toegebracht, door deze
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel en/of een
stuk hout en/of een maglite, althans met één of meer hard(e) voorwerp(en),
(met kracht) op/tegen het hoofd en/of (afwerende) arm(en) en/of het lichaam te
slaan en/of door deze meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen
en/of te schoppen en/of te trappen;
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer1] meermalen, althans
eenmaal, met een (honkbal)knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite,
althans met één of meer hard(e) voorwerp(en), (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of (afwerende) arm(en) en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 1 januari 2010 in de gemeente Culemborg, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van Maasdamstraat, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, zijnde [slachtoffer1], welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer1] en/of (vervolgens)
- het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer1], en/of (vervolgens)
- het met een stok en/of knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite slaan van die [slachtoffer1] en/of
- het slaan en/of stompen van die [slachtoffer1] en/of
- het schoppen en/of trappen van die [slachtoffer1] en/of
- het ter aanmoediging en/of ondersteuning aanwezig zijn van een of meer van bovenvermelde handelingen
Waarbij hij, verdachte, een stok en/of knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite heeft vastgehouden en/of een of meermalen voornoemde [slachtoffer1] met een stok en/of knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite heeft geslagen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam en/of hij, verdachte, deze [slachtoffer] een of meermalen heeft geslagen en/of gestompt tegen het hoofd en/of tegen het lichaam en/of deze [slachtoffer1] heeft getrapt en/of geschopt tegen het lichaam.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van
Maasdamstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat (nummer [huisnummer]) en/of een auto (Opel Corsa, welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en/of die auto, althans
gewapend met (een houten) stok(ken)/knuppel(s) en/of (één of meer stukken)
hout en/of één of meer maglite('s) en/of één of meer ste(e)n(en) zich begeven
in de richting van die woning en/of die auto en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel op/tegen die auto en/of
(vervolgens)
- het met een houten balk en/of stuk hout ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij een bewoner en/of aanwezige van/in die woning, zijnde [slachtoffer2], pijn en/of letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of (vervolgens)
- het gooien met één of meer ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die
woning en/of die auto en/of
- het ter aanmoediging en/of ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van
bovenvermelde handelingen,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk één
of meerdere ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die woning heeft
gegooid en aldus één of meerdere ruit(en) van die woning heeft vernield;
parketnummer 05/514092-09
hij op of omstreeks 02 augustus 2009 te Culemborg met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, te weten op of aan de Zandstraat, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- personen, te weten tegen [betrokkene1] en/of [betrokkene2] en/of [betrokkene3]
en/of [betrokkene4] en/of [betrokkene5] en/of [betrokkene6] (allen
opsporingsambtenaar werkzaam bij de Politie Gelderland Zuid) en/of
- goederen, te weten één of meer aldaar aanwezige politievoertuigen
(toebehorend aan de Politie Gelderland Zuid),
welk geweld bestond uit het:
- vastpakken van en/of rukken en/of trekken aan één of meerdere
opsporingsambtena(a)r(en) en/of
- schreeuwen/roepen van de woorden: "kankerhomo's" en/of "teringlijders"
en/of "wij, één tegen één, zonder wapens" en/of "ik maak jullie kapot" en/of
"ik maak jullie dood" en/of "vuile kankerlijders, ik jullie helemaal dood"
en/of "jullie moeten maar eens zonder wapens komen" en/of andere woorden van
gelijke (gewelddadige) aard en/of strekking en/of
- om die opsporingsambtena(a)r(en) heen gaan staan en/of (aldus) die
opsporingsambtena(a)r(en) in te sluiten en/of
- voor de voertuigen van die politieagenten staan en/of (aldus) de (vrije)
doorgang van die ambtena(a)r(en) te benemen en/of
- slaan en/of schoppen en/of trappen op/tegen één of meer politievoertuigen
en/of
- gooien van een steen, althans een hard voorwerp, op/tegen/door een ruit van
een politievoertuig en/of
- filmen en/of fotograferen van bovengenoemde (gewelddadige) handelingen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn op 14 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D. Koningsbloem, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, zijn gevoegd.
De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/700072-10 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde en bij parketnummer 05/514092-09 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die
fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
parketnummer 05/700072-10
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 januari 2010 komt verdachte aangever [slachtoffer] in diens auto in de gemeente Culemborg tegen. Aangever brengt zijn auto tot stilstand, stapt uit en loopt in de richting van verdachte. Verdachte pakt dreigend een groot mes uit zijn broeksband en vervolgens toont hij dat mes aan aangever en maakt een zwaaiende beweging met dat mes.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft uit voorzorg zelf een mes meegenomen, van een noodweersituatie is dan ook geen sprake.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat hij zich moest verdedigen tegen een dreiging van aangever.
De raadsman stelt dat niemand heeft gehoord dat verdachte dreigende woorden heeft geuit en dat dit derhalve niet kan worden bewezen. De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte - de onverstandige keuze - heeft gemaakt om voor zijn eigen veiligheid een mes mee te nemen toen hij het huis verliet, omdat de politie bij eerdere incidenten naar verdachtes mening niet voldoende heeft ingegrepen.
Beoordeling van de standpunten
Van de zijde van de verdediging wordt niet betwist dat verdachte aan aangever een mes heeft getoond en daarmee een zwaaiende beweging heeft gemaakt, maar wel dat hij daarbij dreigende woorden heeft geuit. De lezing die verdachte daarbij over de toedracht geeft, wijkt daarbij af van die van aangever, in die zin dat aangever volgens verdachte als eerste in de aanval is gegaan. De rechtbank gaat echter uit van de verklaring van aangever, nu zijn verklaring wordt ondersteund door verbalisanten die ter plaatse aanwezig waren. Deze hebben niet gezien - zoals verdachte stelt - dat aangever fysiek een dreigende houding jegens verdachte heeft aangenomen. Integendeel, de politie ziet dat verdachte degene is die, nadat kennelijk een woordenwisseling was ontstaan, als eerste een dreigende houding aanneemt door een arm met een mes op te heffen naar aangever. Op basis van de verklaring van aangever, die wordt ondersteund door de waarneming van de politie, acht de rechtbank derhalve tevens bewezen dat verdachte de dreigende woorden heeft geuit zoals ten laste gelegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1.
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 04 januari 2010 in de gemeente Culemborg [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een (groot) mes (uit zijn broeksband) heeft gepakt en(vervolgens) dat mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en één zwaaiende beweging met dat mes
in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en(daarbij) voornoemde
[slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "wat is er met jou, ga weg,
ik maak je dood",
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
In de wijk Terweijde in Culemborg wonen veel mensen van Marokkaanse en Molukse afkomst. In de periode vóór de jaarwisseling 2009-2010 zijn er in deze wijk veel spanningen tussen groepen Marokkaanse en groepen Molukse personen. Met name de jongeren uit deze groeperingen zoeken in die periode dikwijls de confrontatie met elkaar op, hetgeen enkele malen resulteert in (onder andere) vernielingen en brandstichtingen over en weer. De politie verbaliseert daarover dat de spanning tussen de twee groeperingen hoog oploopt en dat de direct betrokkenen nauwelijks aangifte durven doen of getuigenverklaringen durven af te leggen uit angst voor represailles. De betrokken jongeren willen zelf ook geen aangifte doen en nemen liever het recht in eigen hand door telkens elkaar bewust op te zoeken om gebeurtenissen met elkaar uit te vechten.
In de avond van Oudjaar 2009 rond 20.45 uur wordt op de Parklaan in Culemborg een auto van een Molukse jongere in brand gestoken. Later, in de nacht van Nieuwjaar 2010 rond 1.15/1.30 uur, begeeft een groep Molukkers zich naar de Van der Duyn van Maasdamstraat. Een deel van de groep richt vernielingen aan op de vlak bij diens woning geparkeerde Opel Corsa (kenteken [nummer]) van [slachtoffer1]. Het andere deel van de groep richt zich op de woning van aangever, waar de voorruit van de woning met een balk wordt ingegooid, stenen naar de woning worden gegooid en de ruit van de voordeur met stenen wordt ingegooid. [slachtoffer2], die in de woning op bezoek was en zich in de woonkamer op de begane grond bevond, wordt geraakt door de balk en raakt daarbij gewond. Als aangever uit zijn auto stapt wordt hij geslagen met een honkbalknuppel en/of een staaflantaarn (maglite), komt ten val en wordt vervolgens geschopt en geslagen. Hij loopt bij het afweren van een slag een gebroken arm (elleboog) op.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde (medeplegen poging doodslag) en onder feit 2 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van al hetgeen hem ten laste wordt gelegd dient te worden vrijgesproken. De verdediging voert daartoe aan dat de verklaringen van aangever [slachtoffer1] en de getuigen [getuige1] en [getuige2] niet betrouwbaar zijn. Immers, opvallend is dat al deze betrokkenen exact dezelfde vier personen hebben herkend in de veel grotere groep Molukkers, hetgeen duidt op afstemming tussen aangever en de getuigen. Daarbij heeft [getuige2] bovendien eerder als tolk gefungeerd bij de aangifte van haar vader [slachtoffer1] en dit doet in zeer ernstige mate afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Daarbij is het gelet op de verklaringen van de overburen, getuigen [overburen1] en [overburen2], onmogelijk dat betrokkenen verdachte en de medeverdachten hebben herkend, nu deze overburen verklaren dat de groep Molukkers vermomd en men dus onherkenbaar was. Getuige [getuige1] beweert dat ze een tatoo heeft gezien. Dat is bijzonder knap als je nagaat dat andere getuigen pas iets konden zien bij het licht van een lantaarnpaal. Het is onmogelijk dat de getuige deze tatoo heeft kunnen zien. In het onderzoek is nagelaten betrokkenen aan een fotoconfrontatie te onderwerpen en de balk is niet onderzocht op DNA-sporen.
Tegenover dit alles staat dat door getuigen diverse verklaringen zijn afgelegd over verdachtes aanwezigheid tijdens de jaarwisseling in de Diepenbrockstraat te Culemborg. Uit deze verklaringen mag je afleiden dat verdachte niet op de plaats delict is geweest.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte betwist niet datgene wat aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] in de nacht van
01 januari 2010 in de Van der Duyn van Maasdamstraat in Culemborg is overkomen, noch dat deze feiten zijn gepleegd door mensen uit een groep Molukse personen. Verdachte betwist echter dat hij daarbij aanwezig is geweest en stelt dat hij op dat moment ergens anders was.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Betrouwbaarheid getuigen.
1. Afstemming aangever en getuigen
Aangever [slachtoffer1] en de getuigen [getuige1] en [getuige2] hebben verklaard dat zij verdachte hebben herkend en dat verdachte derhalve inderdaad aanwezig is geweest tijdens bedoeld incident en ook daadwerkelijk geweldshandelingen heeft verricht. Aangever noemt daarbij weliswaar [naam] als achternaam van verdachte, maar uit de verklaring van aangever blijkt dat hiermee een en dezelfde persoon wordt bedoeld als verdachte.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer1] en de beide genoemde getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en dat hun verklaringen (derhalve) onbetrouwbaar zijn. Uit het gegeven dat aangever en genoemde getuigen dezelfde personen herkennen uit een grotere groep Molukse personen en de overige personen niet, kan niet zonder meer worden afgeleid dat een dergelijke afstemming heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat [getuige2] eerst als tolk heeft opgetreden bij de aangifte van haar vader en vervolgens als getuige is gehoord is als ongelukkig aan te merken. Maar ook dit gegeven leidt niet zonder meer tot het oordeel dat zij daardoor niet in staat is geweest een objectieve verklaring af te leggen van hetgeen zij zelf heeft waargenomen. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuigen is van belang dat in de verklaringen van aangever en beide genoemde getuigen weliswaar overeenkomsten zijn maar dat er ook verschillen zijn in hun verklaring. Bovendien verklaren de getuigen gedetailleerd over omstandigheden waarover aangever niet heeft verklaard. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank niet de stelling dat er sprake is geweest van afstemming tussen de betrokkenen.
Voorts acht de rechtbank voor de beoordeling van de betrouwbaarheid het volgende van belang. Uit het dossier blijkt dat veel mensen in de wijk Terweijde elkaar kennen. In het dossier komt voorts naar voren dat door de voortdurende spanningen tussen de Molukse en Marokkaanse bevolkingsgroep en de incidenten die daaruit voort zijn gekomen, de betrokkenen veelal geen aangifte durven te doen. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het onaannemelijk dat [slachtoffer1] opzettelijk de verkeerde Molukse mannen aanwijst als daders en getuigen beïnvloedt om hetzelfde te verklaren, bovendien uitgerekend de kleinkinderen van een Molukse man met wie hij tot diens overlijden een meer dan goed contact had.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat van de gesuggereerde afstemming tussen aangever en getuigen niet is gebleken.
2. Betrouwbaarheid herkenning
De straatverlichting stond aan en de straat was goed verlicht op het moment dat de tenlaste gelegde feiten plaatsvonden. Het was helder weer. Getuig[overburen1] heeft verklaard dat de daders allen hoge sjaaltjes of doeken voor hun gezicht droegen. Getuige [overburen2], die zich op nagenoeg dezelfde positie bevond, heeft dit anders waargenomen, hij verklaart dat de personen allen een muts of bivakmuts droegen. Getuige [getuige1], die aan kwam lopen bij de woning van aangever, heeft gezien dat een aantal een doek voor hun gezicht had geknoopt of een muts of een pet droeg . Aangever [slachtoffer1] en getuige [getuige2] verklaren niets over enige vermomming. Gelet op deze verschillende verklaringen staat niet vast dat de leden van de groep hun gezicht hadden verhuld. De rechtbank gaat er op basis van de verklaringen van uit dat mogelijk enkele, doch niet alle personen in de groep een muts of pet op hun hoofd en een sjaal om hun hals en/of (deels) voor hun gezicht hebben gedragen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het enkel dragen van een muts of pet en/of een sjaal niet steeds leidt tot onherkenbaarheid. Onder deze omstandigheden is het zeer wel mogelijk dat aangever en de getuigen niet iedereen in de groep hebben herkend maar enkele personen wèl.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer dat het vanwege vermomming onmogelijk is geweest om verdachte en een aantal medeverdachten te kunnen herkennen.
3. Samenhang getuigenverklaringen
De rechtbank acht voorts in de onderhavige zaak van belang dat niet alleen hetgeen aangever [slachtoffer1] en de getuigen [getuige2], [getuige1] en [overburen 1 en 2] hebben verklaard onderling op onderdelen overeenkomt, maar ook wordt ondersteund door hetgeen een Molukse getuige heeft verklaard. Getuige [getuige3] heeft verklaard dat zij op 31 december 2009 rond 21.00 uur de straat op ging omdat er iets aan de hand was. Ze hoorde dat er een auto van een Molukker in brand stond op de Parklaan. Ze is vervolgens naar medeverdachte [medeverdachte] gegaan, omdat deze woordvoerder van de Molukse jongeren is. Getuige ziet dat [medeverdachte] boos en emotioneel is. Later, op straat, ziet getuige een groepje Molukkers staan met onder hen [medeverdachte], die heel boos en emotioneel was en wel dusdanig dat getuige [getuige3] vreesde dat hij verkeerde dingen zou doen. Zij zag hem op enig moment nog kwaad met een honkbalknuppel lopen en een ander voorwerp. Hij had in beide handen een wapen.
Ook verbalisanten hebben medeverdachte [medeverdachte] die avond tussen 21.00 en 22.30 uur geëmotioneerd met een maglite in zijn handen zien schijnen in passerende auto’s.
Getuig[overburen1] heeft gezien dat een van de Molukkers die [slachtoffer1] hebben mishandeld hakkende bewegingen maakte naar [slachtoffer1] met een maglite.
4. Alibi verdachte
Algemeen
De getuigen zijn een maand tot vijf weken na oud en nieuw gehoord. Het beeld dat alle getuigen over de viering van oud en nieuw schetsen is een beeld van heen en weer en in en uit lopen bij elkaar in de Diepenbrockstraat. De tijdstippen waarop men elkaar ziet worden geschat en afgemeten aan een aantal bijzondere gebeurtenissen zoals het gebed (vlak voor middernacht) en het afsteken van de vuurwerkmatten op een pleintje (rond 00.45 uur-01.00 uur). Dit maakt het moeilijk om de tijdstippen in de diverse getuigenverklaringen naast elkaar te leggen en daar conclusies aan te verbinden.
Verklaringen met betrekking tot verdachte
Getuige [getuige5] heeft verklaard dat hij op 1 januari tussen 24.00 en 02.00 uur steeds in gezelschap van verdachte is geweest, in de Diepenbrockstraat. Deze verklaring wordt deels bevestigd door getuigen [getuige6] en [getuige7]. De rechtbank acht de verklaring van getuige [getuige5] echter niet betrouwbaar. Immers verdachte zèlf spreekt deze getuige tegen. Verdachte verklaart, anders dan [getuige5], dat hij wel tien keer op en neer is gelopen naar Diepenbrockstraat nummer [nummers] en dat hij niet elke keer bij een bepaald iemand bleef. Hij noemt ook niet de naam van deze getuige als iemand met wie hij de hele avond is opgetrokken.
Er zijn nog diverse andere getuigen die verdachte op enig moment in de nieuwjaarsnacht hebben gezien in de Diepenbrockstraat, doch deze getuigen leveren geen sluitend alibi, ook niet in onderlinge samenhang bezien. Immers, gelet op de korte afstand tussen de Diepenbrockstraat en de Van der Duyn van Maasdamstraat is het mogelijk dat verdachte in de Diepenbrockstraat is gezien door de getuigen op de door hen aangeduide momenten terwijl hij tevens rond 01.15 uur naar de Van der Duyn van Maasdamstraat is gelopen, daar ten tijde van de tenlastegelegde feiten is geweest en vervolgens -korte tijd later- weer is terug gelopen naar de Diepenbrockstraat.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om de verklaringen van [slachtoffer1], [getuige1] en [getuige2] niet geloofwaardig te achten. De rechtbank gaat dan ook uit van de betrouwbaarheid van deze verklaringen en de herkenning van verdachte en de medeverdachte.
In de Van der Duyn van Maasdamstraat zit in de nacht van Oud op Nieuw 2009-2010 tussen 1.15 uur en 1.30 uur [slachtoffer1], een man van Marokkaanse komaf, in zijn auto een sigaret te roken. Op dat moment komt er een groep van ongeveer 15 tot 20 Molukse jongeren, waarvan een deel sjaals of mutsen droegen, aanlopen. De groep splitst zich en een deel van de groep dringt zich dreigend op naar de woning van [slachtoffer1] aan de Van der Duyn van Maasdamstraat [huisnummer]. Het andere deel van de groep dringt zich dreigend op naar de auto waarin [slachtoffer1] zich bevindt.
[slachtoffer1] hoort vervolgens dat er op zijn auto wordt geslagen met een stuk hout en stapt de auto uit, als gevolg waarvan het deel van de groep dat zich bij de auto van [slachtoffer1] bevindt, naar het gedeelte van de groep dat zich bij zijn woning bevindt, rent. Verdachte gooit op dat moment een houten balk door de voorruit van de woning van [slachtoffer1]. De ruit breekt in stukken en de balk komt in de woonkamer terecht. In de woonkamer bevindt zich op dat moment [slachtoffer2], die bij de familie [slachtoffer1] bezoek is. Zij krijgt de balk tegen zich aan waardoor zij op de grond valt en gewond raakt. Verdachte was één van de personen die met een groep naar de woning en auto van aangever is gegaan. Verdachte heeft stenen door de voorruit en door de ruiten van de voordeur gegooid.
Er worden door diverse mensen stenen tegen de ruiten en muren van de woning van [slachtoffer1] gegooid. Ook wordt een ruit aan de rechterzijde van de auto van [slachtoffer1] ingegooid en worden er stenen naar deze auto gegooid. [slachtoffer1] loopt naar zijn huis en roept tegen de groep dat zij moet stoppen. Dan keert de groep zich tegen hem, komt dreigend op hem af en er ontstaat een worsteling. Bij de groep zijn in ieder geval twee mannen met knuppels van hout of aluminium en deze twee mannen beginnen daarmee op [slachtoffer1] in te slaan. Eén van de twee mannen is verdachte. Eén van die ‘knuppels’ is een zaklamp van het merk Maglite en [slachtoffer1] wordt daarmee op zijn gezicht geslagen. Hij wordt ook verschillende keren geslagen, gestompt, geschopt en getrapt. Medeverdachte [medeverdachte] haalt met een honkbalknuppel hard uit in de richting van het hoofd van [slachtoffer1]. [slachtoffer1] heft vervolgens zijn linkerarm op om de klap af te weren. Hij ziet en voelt dan dat de knuppel heel hard op zijn arm terechtkomt, voelt dat er iets breekt in zijn arm en voelt veel pijn. Op datzelfde moment wordt hij met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen en valt hij op de grond. Ook dan voelt hij veel pijn.
Als gevolg van het afweren van het geweld gericht tegen zijn hoofd heeft [slachtoffer1] zijn arm gebroken. Voorts heeft hij een hoofdwond. Verder heeft hij meerdere blauwe plekken op zijn benen en in zijn rechterzij en heeft hij een verdoofde, blauwe plek op zijn kin. Op het moment dat aangever wordt geslagen met een stok/knuppel en met vuisten loopt verdachte voorop. Verdachte slaat aangever met zijn vuisten en schopt hem als hij op de grond ligt.
Van de auto van [slachtoffer1], een Opel Corsa met kenteken [nummer] is een raam aan de passagierskant ingeslagen. Bij zijn woning is de hele voorruit vernield als ook de ruiten in de voordeur.
Om ongeveer 01.45 uur arriveren er twee verbalisanten bij de woning van aangever [slachtoffer1]. Zij treffen [slachtoffer1] daar aan en zien dat hij verwondingen aan zijn hoofd heeft die bloeden.
Opzet (feit 2)
Uit de verklaringen van aangever en getuigen [getuige1] en [slachtoffer1] komt naar voren dat twee tot drie personen geweld tegen [slachtoffer1] hebben gebruikt en dat twee van hen op aangever hebben ingeslagen met slagvoorwerpen: een stok of honkbalknuppel en een maglite zaklantaarn. Verdachte was één van deze drie personen. Meermalen is met harde voorwerpen, een honkbalknuppel dan wel een maglite staaflantaarn, met kracht in de richting van het hoofd van [slachtoffer1] geslagen. Aangever heeft gevoeld dat hij eenmaal hard op zijn hoofd werd geraakt door een hard voorwerp. Vóórdat hij werd geraakt op het hoofd heeft hij ook een klap met die honkbalknuppel of maglite kunnen afweren met zijn arm, maar door de impact van de slag brak zijn arm op de plaats van de elleboog en wel dusdanig dat operatief ingrijpen noodzakelijk was en niet duidelijk is of hij blijvende beperkingen aan zijn arm zal overhouden. Als [slachtoffer1] de klap niet had afgeweerd, had de klap hem op het hoofd, waarop gericht werd, geraakt. Het slaan met een dergelijk hard voorwerp en een dergelijke kracht op of tegen een kwetsbare plek als het hoofd levert de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daaraan komt te overlijden. Verdachte en zijn mededaders hebben gezamenlijk het omschreven geweld tegen [slachtoffer1] toegepast en nergens blijkt dat één van hen zich niet volledig achter de anderen heeft geschaard. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de kans op overlijden van het slachtoffer willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde, te weten medeplegen van poging doodslag, derhalve wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander, opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk die
[slachtoffer1] meermalen, met een (honkbal)knuppel en/of een maglite, (met kracht) op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en meermalen (terwijl deze
[slachtoffer1] weerloos op de grond lag) tegen het lichaam heeft
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte maakte deel uit van een groep andere Molukkers, en begaf zich met de groep, nadat eerder een auto van een Molukker in brand was gestoken, in de richting van een ‘Marokkaanse straat’, terwijl verdachte wist en de overige groepsleden eveneens moeten hebben geweten dat er reeds hoog opgelopen spanningen tussen beide groepen bestonden. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat de groep Molukkers die straat in is gegaan om verhaal te halen bij ‘de Marokkanen’. Daarbij was de groep Molukkers bewapend met in ieder geval twee honkbalknuppels en/of een maglite staaflantaarn. Verdachte bevond zich in deze groep vooraan, en is daarmee te beschouwen als (één van de) leider(s) van de groep. Er zijn diverse geweldshandelingen door diverse personen binnen de groep verricht en ook verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het geweld, onder meer door het gooien stenen in de richting van de woning.
Aan verdachte is tevens de strafverzwarende omstandigheid tenlastegelegd dat hij opzettelijk met één of meer stenen één of meer ruiten van die woning heeft vernield. Vast staat dat verdachte stenen naar de woning heeft gegooid. Vast staat ook dat er door het gooien van stenen ruiten van de woning zijn vernield. Echter, verdachte is niet de enige geweest die op dat moment stenen naar de woning gooide. Voor een bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid is noodzakelijk dat de steen die verdachte gooide, ook daadwerkelijk de steen is geweest die de ruit heeft vernield. Nu er die avond meerdere stenen door meerdere personen naar de woning zijn gegooid, kan de rechtbank niet vaststellen dat één van de stenen die verdachte gooide, ook daadwerkelijk de vernieling van de ruit tot gevolg heeft gehad. Verdachte zal daarom van die strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het openlijk geweld wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met anderen, op of aan
de openbare weg, te weten de Van der Duyn van Maasdamstraat openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat (nummer [huisnummer]) en een auto (Opel Corsa), welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en die auto, en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel tegen die auto en/of(vervolgens)
- het met een houten balk ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij een aanwezige in die woning, zijnde [slachtoffer2], pijn en letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of - het gooien met stenen tegen en in de richting van die woning en die auto en/of
- het ter ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van
bovenvermelde handelingen,
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
parketnummer 05/514092-09
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 02 augustus 2009 is in Culemborg, op de openbare weg de Zandstraat openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen opsporingsambtenaren die werkzaam waren bij de Politie Gelderland Zuid. Deze opsporingsambtenaren waren [betrokkene1], [betrokkene2], [betrokkene3], [betrokkene4], [betrokkene5] en [betrokkene6]. Voorts is openlijk geweld gepleegd tegen goederen, te weten aldaar aanwezige politievoertuigen van de Politie Gelderland Zuid.
Het geweld bestond uit vastpakken en trekken aan politieagenten , het daarbij schreeuwen van beledigende dan wel bedreigende woorden, insluiten van politieagenten en de vrije doorgang belemmeren, slaan schoppen en gooien van stenen tegen politievoertuigen. Voorts werden genoemde handelingen gefotografeerd.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van een strafbare bijdrage van verdachte in de ten laste gelegde openlijk geweldpleging tegen personen en goederen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte een significante rol heeft gespeeld in het openlijk geweld. Het feit dat verdachte erbij was is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 augustus 2009 met een groep (Molukse) mensen op straat was en dat hij gezien en gehoord heeft dat de openlijk geweldpleging plaatsvond. Verdachte heeft zich niet van de groep en het openlijk geweld gedistantieerd doch, zo heeft hij ter terechtzitting nader verklaard, heeft Molukse mensen weggetrokken om te voorkomen dat deze zouden worden aangehouden door de politie.
Over zijn eigen gedrag heeft verdachte verklaard dat de groep luidruchtig was en dat op een gegeven moment zijn broertje, die de hele tijd aan het schreeuwen en schelden was, werd aangehouden door de politie. Verdachte was erg boos en heeft op zijn beurt staan schreeuwen tegen de politie en heeft geroepen dat ze maar eens moesten komen zonder wapens. Dit wordt ook bevestigd door getuige [getuige4], die verklaart dat verdachte, nadat diens broer [broer verdachte] was aangehouden, naar de politieauto liep en begon te schreeuwen tegen de politie. Getuige heeft nog tegen verdachte geroepen dat hij rustig moest blijven . Dit provocerend schreeuwen van verdachte, bezien in het licht van het geweld dat gepleegd werd door overige leden binnen de groep waarin verdachte zich bevond, moet naar het oordeel van de rechtbank worden bestempeld als het leveren van een strafbaar aandeel in dat openlijk geweld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijk geweldpleging, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 02 augustus 2009 te Culemborg met anderen, op
of aan de openbare weg, te weten op of aan de Zandstraat openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
- personen, te weten tegen [betrokkene1] en [betrokkene2] en [betrokkene3]
en [betrokkene4] en [betrokkene5] en [betrokkene6] (allen
opsporingsambtenaar werkzaam bij de Politie Gelderland Zuid) en
- goederen, te weten aldaar aanwezige politievoertuigen
(toebehorend aan de Politie Gelderland Zuid), welk geweld bestond uit het:
- vastpakken van en rukken of trekken aan opsporingsambtenaren en/of
- schreeuwen/roepen van de woorden: "kankerhomo's" en "teringlijders"
en"wij, één tegen één, zonder wapens" en "ik maak jullie kapot" en
"ik maak jullie dood" en "vuile kankerlijders, ik jullie helemaal dood"
en "jullie moeten maar eens zonder wapens komen" en/of
- om die opsporingsambtenaren heen gaan staan en (aldus) die
opsporingsambtenaren in te sluiten en/of
- voor de voertuigen van die politieagenten staan en (aldus) de (vrije)
doorgang van die ambtenaren te benemen en/of
- slaan en schoppen en trappen tegen politievoertuigen en/of
- gooien van een steen, door een ruit van een politievoertuig en/of
- fotograferen van bovengenoemde (gewelddadige) handelingen.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/700072-10
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
medeplegen van poging tot doodslag
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
parketnummer 05/514092-09
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
parketnummer 05/700072-10, feit 1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte de politie bij eerdere incidenten niet daadkrachtig heeft opgetreden. In de tuin van verdachte zijn een molotov-coctail en een nitraatbom gevonden, waardoor angst bij verdachte is ontstaan. Verdachte heeft vervolgens de – onverstandige- keus gemaakt om voor zijn eigen veiligheid een mes mee te nemen toen hij het huis verliet. De raadsman concludeert dat verdachte heeft gehandeld uit psychische overmacht.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht psychische overmacht onvoldoende gesteld en niet aanwezig. Verdachte dient derhalve strafbaar te worden geacht.
Beoordeling van de standpunten
Hoewel de rechtbank het zeer voorstelbaar acht dat verdachte bang is geworden door de molotov-cocktail en nitraatbom in zijn tuin, maakt dit naar het oordeel van de recht bank niet dat door deze enkele omstandigheid sprake is van een van buiten komende drang, waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 april 2010 en
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 10 maart 2010, betreffende verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/700072-10 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde en bij parketnummer 05/514092-09 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de ernst van het totaal aan gebeurtenissen in de geweldspiraal tussen de Marokkanen en Molukkers in Culemborg niet op verdachte mag worden afgewenteld.
Beoordeling van de standpunten
De wijk Terweijde in Culemborg is gedurende langere tijd gebukt gegaan onder spanningen tussen (met name) Molukse en Marokkaanse jongeren. De wijk Terweijde kwam uiteindelijk daardoor in een geweldspiraal terecht. Deze geweldspiraal lijkt op een hoogtepunt te zijn geweest in de nacht van 31 december 2009 op 1 januari 2010. Verdachte is die nacht, met een groep Molukse personen, verhaal gaan halen bij een Marokkaanse familie, nadat eerder die avond een Molukse auto in brand was gestoken en waarvan in de Molukse gemeenschap gedacht werd dat dit door de zoon van [slachtoffer1] zou zijn gedaan. [slachtoffer1] is vervolgens door het handelen van verdachte en zijn vrienden ernstig gewond geraakt en zijn woning en zijn auto zijn vernield. [slachtoffer1] heeft daarbij rake klappen met een knuppel en een maglite gehad en wanneer deze man zijn elleboog niet had opgeheven om zich hiertegen te verweren, was -gelet op de kracht die is uitgeoefend op de elleboog- de kans aanzienlijk geweest dat deze man aan de gevolgen van het was overleden. Dat [slachtoffer1] niet dodelijk is verwond, is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken.
Bovendien is er bij het openlijk geweld een balk door de voorruit van de woning van [slachtoffer1] gegooid. In die woning bevonden zich op dat moment diverse personen. Eén van hen heeft de balk tegen haar hoofd gekregen en heeft daardoor pijn en letsel ondervonden. Verdachte en zijn mededaders mogen daarbij van geluk spreken dat een en ander niet slechter is afgelopen.
Verdachte is degene geweest die samen met medeverdachte [medeverdachte] voorop heeft gelopen en - al dan niet met een stok of maglite - heeft ingeslagen op [slachtoffer1] en hij heeft tevens stenen naar de woning gegooid. In elk geval heeft hij [slachtoffer1] met de blote vuist geslagen en hem geschopt toen hij op de grond lag.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in een groep op deze manier verhaal is gaan halen. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen anderen pijn, letsel, angst en schade toegebracht, verdachte heeft door het recht in eigen hand te nemen bijgedragen aan de spiraal van geweld waarin Culemborg zich op dat moment bevond en heeft er (mede) voor gezorgd dat dit geweld in stand bleef. Door zijn handelen heeft verdachte ervoor gezorgd dat 2010 voor een heleboel mensen in Culemborg is begonnen met angst.
Verdachte heeft vervolgens na dit handelen 3 dagen de geweldspiraal voortgezet door op 4 januari 2010 een mes te tonen aan de zoon van [slachtoffer1] en daarmee een zwaaiende beweging te maken, terwijl hij deze jongen dreigde dood te maken. Ook toen heeft verdachte het recht in eigen hand genomen en heeft hij ervoor gezorgd dat het geweld onverminderd doorgang vond, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Bovendien is verdachte eerder al betrokken geweest bij het incident op 2 augustus 2009 waarbij zijn aandeel in het openlijk geweld bestond uit het beledigen van verbalisanten. Hiermee heeft verdachte het openbaar gezag ernstig aangetast en het de politie onmogelijk gemaakt om de openbare orde te handhaven. Het openlijk geweld was zodanig hardnekkig en ernstig dat de politie zich uiteindelijk heeft moeten terug trekken. De rechtbank acht dit ernstig en volstrekt ontoelaatbaar. Uit voorgaande feiten kan gevoeglijk de conclusie worden getrokken dat verdachte kennelijk behoort tot een groep die een aanzienlijk aandeel heeft in de problemen in de wijk Terweijde in Culemborg. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor dergelijke feiten in ieder geval een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal gelet op het voorgaande een hogere onvoorwaardelijke straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu verdachte in het almaar doorgaande geweld tussen de Marokkaanse en Molukse jongeren steeds weer een prominente rol inneemt en daarbij het gebruik van ernstig geweld, zoals zich dat op 1 januari 2010 heeft voorgedaan, niet schuwt. Verdachte toont met zijn gedrag aan geen enkel respect te hebben voor het openbaar gezag en evenmin voor de gezondheid en eigendommen van personen.
Gelet op het door de reclassering onderbouwd gesignaleerde gevaar voor herhaling en gelet op het feit dat verdachte, ondanks een afgeronde behandelingbij de forensische kliniek Kairos, opnieuw heeft gerecidiveerd met meerdere geweldsdelicten, acht de rechtbank het van belang dat verdachte opnieuw reclasseringstoezicht krijgt en zich opnieuw laat behandelen zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daar navolgende bijzondere voorwaarden bij opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is betoogd door de raadsman, geen recht doet aan de ernst van het feit.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte gedurende de periode van Oud op Nieuw 2010 en Oud op Nieuw 2011 huisarrest opgelegd krijgt. De rechtbank is echter van oordeel dat het geweld in de wijk Terweijde een langlopend conflict betreft waarbij op verschillende momenten verschillende incidenten hebben plaatsgevonden. Hoe verwerpelijk ook dat dergelijke conflicten ook in de Nieuwjaarsnacht worden uitgevochten, de rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende relatie bestaat tussen het Nieuwjaar en de conflicten om tot het opleggen van huisarrest over te gaan.
De rechtbank zal het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 141, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/700072-10 onder 1, 2 primair en 3 en bij parketnummer 05/514092-09 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en/of een meldingsgebod.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering zal worden gebracht
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Heft op het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
mr. M.A.E. Somsen (voorzitter), mr. M.M.L.A.T Doll en mr. A.M.P.T. Blokhuis,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen (griffier),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2010.