ECLI:NL:RBARN:2010:BM2671

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700050-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier verdachten voor geweldsdelicten tijdens Nieuwjaarsnacht in Culemborg

Op 28 april 2010 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten die betrokken waren bij gewelddadigheden tijdens de Nieuwjaarsnacht in Culemborg. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld voor verschillende geweldsdelicten, waaronder poging doodslag en openlijke geweldpleging. De incidenten vonden plaats in de wijk Terweijde, waar spanningen tussen de Molukse en Marokkaanse bevolkingsgroepen waren opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers en getuigen betrouwbaar waren, ondanks de ontkenningen en alibi's van de verdachten. De rechtbank legde straffen op variërend van 140 dagen tot 28 maanden gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk. De eis van de officier van justitie om huisarrest op te leggen tijdens de jaarwisseling werd afgewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap, en oordeelde dat de verdachten een voorbeeldfunctie hadden binnen hun gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/700050-10
Datum zitting : 14 april 2010
Datum uitspraak : 28 april 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
verblijvende te : [adres],
[woonplaats].
raadsman : mr. J.G. Wattilete, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een
(honkbal)knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite, althans met één of
meer hard(e) voorwerp(en), (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (terwijl deze [slachtoffer] weerloos op de grond lag) tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een hoofdwond
en/of een gebroken arm en/of elleboog), heeft/hebben toegebracht, door deze
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel en/of een
stuk hout en/of een maglite, althans met één of meer hard(e) voorwerp(en),
(met kracht) op/tegen het hoofd en/of (afwerende) arm(en) en/of het lichaam te
slaan en/of door deze meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen
en/of te schoppen en/of te trappen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal, met een (honkbal)knuppel en/of een stuk hout en/of een maglite,
althans met één of meer hard(e) voorwerp(en), (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of (afwerende) arm(en) en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van
Maasdamstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van
Maasdamstraat ([huisnummer]) en/of een auto (Opel Corsa, [kenteken]),
welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en/of die auto, althans
gewapend met (een houten) stok(ken)/knuppel(s) en/of (één of meer stukken)
hout en/of één of meer maglite('s) en/of één of meer ste(e)n(en) zich begeven
in de richting van die woning en/of die auto en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel op/tegen die auto en/of
(vervolgens)
- het met een houten balk en/of stuk hout ingooien van de voorruit van die
woning (waarbij/waardoor een bewoner en/of aanwezige van/in die woning, zijnde
[slachtoffer1], pijn en/of letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of (vervolgens)
- het gooien met één of meer ste(e)n(en) tegen en/of in de richting van die
woning en/of die auto en/of
- het ter aanmoediging en/of ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van
bovenvermelde handelingen,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk een balk en/of stuk hout door/tegen die
ruit van die woning heeft gegooid, welk door hem gepleegd geweld enig
lichamelijk letsel (te weten een dikke en pijnlijke neus en/of een blauw oog)
voor [slachtoffer1] ten gevolge heeft gehad en/of waarbij die ruit van die woning
werd vernield;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.G. Wattilete, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. J. Schram, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feit 1 en Feit 2
Inleidend
In de wijk Terweijde in Culemborg wonen veel mensen van Marokkaanse en Molukse afkomst. In de periode vóór de jaarwisseling 2009-2010 zijn er in deze wijk veel spanningen tussen groepen Marokkaanse en groepen Molukse personen. Met name de jongeren uit deze groeperingen zoeken in die periode dikwijls de confrontatie met elkaar op, hetgeen enkele malen resulteert in (onder andere) vernielingen en brandstichtingen. De politie verbaliseert daarover dat de spanning tussen de twee groeperingen hoog oploopt en dat de direct betrokkenen nauwelijks aangifte durven doen of getuigenverklaringen durven af te leggen uit angst voor represailles. De betrokken jongeren willen zelf ook geen aangifte doen en nemen liever het recht in eigen hand door telkens elkaar bewust op te zoeken om gebeurtenissen met elkaar uit te vechten.
De vaststaande feiten
In de avond van Oudjaar 2009 rond 20.45 uur wordt op de Parklaan in Culemborg een auto van een Molukse jongere in brand gestoken. Later, in de nacht van Nieuwjaar 2010 rond 1.15/1.30 uur, begeeft een groep Molukkers zich naar de Van der Duyn van Maasdamstraat. Een deel van de groep richt vernielingen aan op de vlak bij diens woning geparkeerde Opel Corsa (kenteken [kenteken]) van [slachtoffer]. Het andere deel van de groep richt zich op de woning van aangever, waar de voorruit van de woning met een balk wordt ingegooid, stenen naar de woning worden gegooid en de ruit van de voordeur met stenen wordt ingegooid. [slachtoffer1], die in de woning op bezoek was en zich in de woonkamer op de begane grond bevond, wordt geraakt door de balk en raakt daarbij gewond. Als aangever uit zijn auto stapt wordt hij geslagen met een honkbalknuppel en/of een staaflantaarn (maglite), komt ten val en wordt vervolgens geschopt en geslagen. Hij loopt bij het afweren van een slag een gebroken arm (elleboog) op.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder feit 1 primair ten laste gelegde (medeplegen poging doodslag) en onder feit 2 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van al hetgeen hem ten laste wordt gelegd dient te worden vrijgesproken en voert daartoe aan dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuigen [getuige1] en [getuige2] niet als betrouwbaar zijn aan te merken. Immers, opvallend is dat al deze betrokkenen exact dezelfde personen hebben herkend in de veel grotere groep Molukkers, hetgeen duidt op afstemming tussen betrokkenen. Daarbij heeft [getuige2] als tolk gefungeerd bij de aangifte van haar vader [slachtoffer], zodat haar verklaring in ieder geval op deze wijze beïnvloed is door die van haar vader. Daarbij is het gelet op de verklaringen van de overburen [overburen1] en [overburen2] onmogelijk dat betrokkenen verdachte en de medeverdachten hebben herkend, nu deze overburen verklaren dat de groep Molukkers vermomd en dus onherkenbaar was. In het onderzoek is nagelaten betrokkenen aan een fotoconfrontatie te onderwerpen en de balk is niet onderzocht op DNA-sporen. Tegenover dit alles staat dat verdachte een alibi had waar hij op dat moment was, namelijk in de Diepenbrockstraat te Culemborg. Dit wordt bevestigd door diverse personen die op dat moment in de Diepenbrockstraat waren.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte betwist niet hetgeen aangevers in de nacht van 1 januari 2010 in de Van der Duyn van Maasdamstraat in Culemborg is overkomen, noch dat de feiten zijn gepleegd door mensen uit een groep Molukse personen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is dan ook of bewezen kan worden dat verdachte, een Molukse bewoner van de Culemborgse wijk Terweijde, bij het incident aanwezig is geweest en daar een aandeel in heeft gehad, terwijl hij stelt daar niet geweest te (kunnen) zijn.
Betrouwbaarheid getuigen.
1. afstemming aangever en getuigen
Aangever [slachtoffer] en de getuigen [getuige1] en [getuige2] hebben verklaard dat zij verdachte hebben herkend en dat verdachte derhalve inderdaad aanwezig is geweest tijdens bedoeld incident en ook daadwerkelijk geweldshandelingen heeft verricht.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] en de beide genoemde getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en dat hun verklaringen (derhalve) onbetrouwbaar zijn. Uit het gegeven dat aangever en genoemde getuigen dezelfde personen herkennen uit een grotere groep Molukse personen en de overige personen niet, kan niet zonder meer worden afgeleid dat een dergelijke afstemming heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat [getuige2] eerst als tolk heeft opgetreden bij de aangifte van haar vader, en vervolgens als getuige is gehoord is als ongelukkig aan te merken, maar ook dit leidt niet zonder meer tot het oordeel dat zij daardoor niet in staat is geweest een objectieve verklaring af te leggen van hetgeen zij zelf heeft waargenomen. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuigen is van belang dat in de verklaringen van aangever en beide genoemde getuigen weliswaar overeenkomsten zijn – die vanzelfsprekend zijn als het feit zich inderdaad op die wijze heeft voorgedaan - maar dat er ook verschillen zijn in hun waarneming. Bovendien verklaren de getuigen gedetailleerd over omstandigheden waarover aangever niet heeft verklaard. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank niet de stelling dat er sprake is geweest van afstemming tussen de betrokkenen.
Voorts acht de rechtbank voor de beoordeling van de betrouwbaarheid het volgende van belang. Uit het dossier blijkt dat door de voortdurende spanningen tussen de Molukse en Marokkaanse bevolkingsgroep en de incidenten die daaruit voort zijn gekomen dat de betrokkenen veelal geen aangifte durfden te doen. Bovendien blijkt uit het dossier dat veel mensen in de wijk Terweijde elkaar kennen. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het onaannemelijk dat [slachtoffer] opzettelijk de verkeerde Molukse mannen aanwijst als daders, bovendien uitgerekend de kleinkinderen van een Molukse man met wie hij tot diens overlijden een meer dan goed contact had.
2. Betrouwbaarheid herkenning
De rechtbank verwerpt het verweer dat het vanwege vermomming onmogelijk is geweest om verdachte en een aantal medeverdachten te kunnen herkennen.
Getuige[overburen1] heeft verklaard dat de daders allen hoge sjaaltjes of doeken voor hun gezicht droegen. Getuige [overburen2], die zich op nagenoeg dezelfde positie bevond, heeft dit anders waargenomen, namelijk dat de personen allen een muts of bivakmuts droegen. Getuige [getuige1], die aan kwam lopen bij de woning van aangever, heeft gezien dat een aantal een doek voor hun gezicht had geknoopt of een muts of een pet droeg . Aangever (slachtoffer) en getuige [getuige2] verklaren niets over enige vermomming. Gelet op deze verschillende verklaringen neemt de rechtbank als uitgangspunt dat enkele, maar niet alle personen in de groep een muts of pet op hun hoofd en/of een sjaal om hun hals en/of (deels) voor hun gezicht hebben gedragen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het enkel dragen van een muts of pet niet leidt tot onherkenbaarheid. Dat aangever en de getuigen niet iedereen in de groep hebben herkend maar enkele personen wèl hebben herkend, is derhalve zeer wel mogelijk.
3. Alibi verdachte
Het verweer dat verdachte op dat moment niet ter plaatse kon zijn, omdat hij op datzelfde moment in de Diepenbrockstraat was, verwerpt de rechtbank. Immers, weliswaar zijn er diverse getuigen die verdachte op enig moment hebben gezien in de Diepenbrockstraat, maar geen van hen kan uitsluiten dat verdachte niet even weg is geweest . Alleen de echtgenote van verdachte heeft verklaard dat verdachte steeds bij haar is geweest en hij niet is weggeweest , maar de rechtbank hecht geen waarde aan deze verklaring, nu getuige [getuige4] heeft verklaard dat hij verdachte een gelukkig Nieuwjaar heeft gewenst en dat verdachtes echtgenote [naam] daar toen niet bij was . Verdachte heeft, gelet op de korte afstand tussen de Diepenbrockstraat en de Van der Duyn van Maasdamstraat, geen sluitend alibi. Het is mogelijk dat verdachte in de Diepenbrockstraat is gezien door de getuigen op de door hen genoemde momenten terwijl hij tevens rond 01.15 naar de Van der Duyn van Maasdamstraat is gelopen, daar de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en vervolgens korte tijd later is terug gelopen naar de Diepenbrockstraat. De rechtbank acht voorts van belang dat, nadat eerder die oudejaarsavond een auto van een Molukker in brand was gestoken, getuige [getuige5] heeft gezien dat verdachte heel boos en emotioneel was en wel dusdanig dat zij vreesde dat hij verkeerde dingen zou doen. Zij zag hem op enig moment nog met een honkbalknuppel lopen en een ander voorwerp. Hij had in beide handen een wapen. Ook verbalisanten hebben verdachte die avond tussen 21.00 uur en 22.30 uur geëmotioneerd met een maglite in zijn handen zien schijnen in passerende auto’s. Getuige[overburen1] heeft gezien dat één van de Molukkers die [slachtoffer] hebben mishandeld hakkende bewegingen maakte naar [slachtoffer] met een maglite.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen enkele reden om de verklaringen van [slachtoffer], [getuige1] en [getuige2] niet geloofwaardig te achten. De rechtbank acht, uitgaande van de lezing van [slachtoffer], in samenhang met de getuigenverklaringen van [getuige1] en [getuige2], het volgende bewezen.
In de Van der Duyn van Maasdamstraat zit in de nacht van Oud op Nieuw 2009-2010 tussen 1.15 uur en 1.30 uur [slachtoffer], een man van Marokkaanse komaf, in zijn auto een sigaret te roken. Op dat moment komt er een groep van ongeveer 15 tot 20 Molukse jongeren, waarvan een deel sjaals of mutsen droegen, aanlopen. De groep splitst zich en een deel van de groep dringt zich dreigend op naar de woning van [slachtoffer] aan de Van der Duyn van Maasdamstraat (huisnummer). Het andere deel van de groep dringt zich dreigend op naar de auto waarin [slachtoffer] zich bevindt.
[slachtoffer] hoort vervolgens dat er op zijn auto wordt geslagen met een stuk hout en stapt de auto uit, als gevolg waarvan het deel van de groep dat zich bij de auto van [slachtoffer] bevindt, naar het gedeelte van de groep dat zich bij zijn woning bevindt, rent. Verdachte gooit op dat moment een houten balk door de voorruit van de woning van [slachtoffer]. De ruit breekt in stukken en de balk komt in de woonkamer terecht. In de woonkamer bevindt zich op dat moment [slachtoffer1], die bij de familie [slachtoffer] bezoek is. Zij krijgt de balk tegen zich aan waardoor zij op de grond valt en gewond raakt.
Er worden door diverse mensen stenen tegen de ruiten en muren van de woning van [slachtoffer] gegooid. Ook wordt een ruit aan de rechterzijde van de auto van [slachtoffer] ingegooid en worden er stenen naar deze auto gegooid. [slachtoffer] loopt naar zijn huis en roept tegen de groep dat zij moet stoppen. Dan keert de groep zich tegen hem, komt dreigend op hem af en er ontstaat een worsteling. Bij de groep zijn in ieder geval twee mannen met knuppels van hout of aluminium en deze twee mannen beginnen daarmee op [slachtoffer] in te slaan. Eén van de twee mannen is verdachte. Eén van die ‘knuppels’ is een zaklamp van het merk Maglite en [slachtoffer] wordt daarmee op zijn gezicht geslagen. Hij wordt ook verschillende keren geslagen, gestompt, geschopt en getrapt. Verdachte haalt met een honkbalknuppel hard uit in de richting van het hoofd van [slachtoffer]. [slachtoffer] heft vervolgens zijn linkerarm op om de klap af te weren. Hij ziet en voelt dan dat de knuppel heel hard op zijn arm terechtkomt, voelt dat er iets breekt in zijn arm en voelt veel pijn. Op datzelfde moment wordt hij met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen en valt hij op de grond. Ook dan voelt hij veel pijn.
Als gevolg van het afweren van het geweld gericht tegen zijn hoofd heeft [slachtoffer] zijn arm gebroken. Voorts heeft hij een hoofdwond. Verder heeft hij meerdere blauwe plekken op zijn benen en in zijn rechterzij en heeft hij een verdoofde, blauwe plek op zijn kin.
Van de auto van [slachtoffer], een Opel Corsa met kenteken [kenteken] is een raam aan de passagierskant ingeslagen. Bij zijn woning is de hele voorruit vernield als ook de ruiten in de voordeur.
Om ongeveer 01.45 uur arriveren er twee verbalisanten bij de woning van aangever [slachtoffer] Zij treffen [slachtoffer] daar aan en zien dat hij verwondingen aan zijn hoofd heeft die bloeden.
Opzet (feit 1)
Verdachte en zijn mededader hebben met een hard voorwerp, een honkbalknuppel dan wel een maglite staaflantaarn, meermalen met kracht in de richting van het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Aangever heeft gevoeld dat hij eenmaal hard op zijn hoofd werd geraakt door een hard voorwerp. Vóórdat hij werd geraakt op het hoofd heeft hij ook een klap met die honkbalknuppel of maglite kunnen afweren met zijn arm, maar door de impact van de slag brak zijn arm op de plaats van de elleboog en wel dusdanig dat operatief ingrijpen noodzakelijk was en niet duidelijk is of hij blijvende beperkingen aan zijn arm zal overhouden. Als [slachtoffer] de klap niet had afgeweerd had de klap hem op het hoofd, waarop gericht werd, geraakt. Het slaan met een dergelijk hard voorwerp en een dergelijke kracht op of tegen een kwetsbare plek als het hoofd levert de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daaraan komt te overlijden. Verdachte heeft deze kans willens en wetens aanvaard. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde, te weten medeplegen van poging doodslag, derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte maakte deel uit van een groep andere Molukkers, en begaf zich met de groep, nadat eerder de auto van een Molukker in brand,was gestoken, in de richting van een ‘Marokkaanse straat’, terwijl verdachte wist en de overige groepsleden eveneens moeten hebben geweten dat er reeds hoog opgelopen spanningen tussen beide groepen bestonden. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat de groep Molukkers die straat in is gegaan om verhaal te halen bij ‘de Marokkanen’. Daarbij was de groep Molukkers bewapend met in ieder geval twee honkbalknuppels en/of een maglite staaflantaarn. Verdachte bevond zich in deze groep vooraan, en is daarmee te beschouwen als (één van de) leider(s) van de groep. Er zijn diverse geweldshandelingen door diverse personen binnen de groep verricht en ook verdachte heeft een significante bijdrage geleverd aan het geweld, onder meer door het gooien van de balk door de voorruit. Daarmee acht de rechtbank het openlijk geweld wettig en overtuigend bewezen.
Wettig en overtuigend bewezen is daarom dat:
1.
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die
[slachtoffer] meermalen, met een (honkbal)knuppel en/of een maglite, (met kracht) op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en meermalen,(terwijl
deze [slachtoffer] weerloos op de grond lag) tegen het lichaam heeft
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
2.
hij op 01 januari 2010 in de gemeente Culemborg met
anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Van der Duyn van
Maasdamstraat, , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan de Van der Duyn van Maasdamstraat ([huisnummer]) en een auto
(Opel Corsa, [kenteken]), welk geweld bestond uit:
- het dreigend opdringen in de richting van die woning en die auto, en/of (vervolgens)
- het slaan met hout en/of een stok/knuppel tegen die auto en/of (vervolgens)
- het met een houten balk ingooien van de voorruit van die woning (waarbij een aanwezige in die woning, zijnde [slachtoffer1], pijn en letsel heeft ondervonden/opgelopen) en/of
- het gooien met steen tegen enin de richting van die woning en die auto en/of
- het ter ondersteuning aanwezig zijn van één of meer van bovenvermelde handelingen,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk een balk door die
ruit van die woning heeft gegooid, welk door hem gepleegd geweld enig
lichamelijk letsel
voor [slachtoffer1] ten gevolge heeft gehad en/of waarbij die ruit van die woning
werd vernield;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad en de schuldige opzettelijk goederen heeft vernield.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 1 april 2010;
• een Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 31 maart 2010, betreffende verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering en dat verdachte zich in periode van 31 december 2010 12.00 uur tot en met 1 januari 2011 12.00 uur en de periode van 31 december 2011 12.00 uur tot en met 1 januari 2012 12.00 uur niet buiten zijn woning zal begeven.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft veel geleden onder de voorlopige hechtenis en is daardoor al voldoende gestraft. Daarbij loopt verdachte het risico om zijn onlangs vanuit detentie verworven baan te verliezen als hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf of werkstraf. De verdediging verzoekt de rechtbank daarmee rekening te houden. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat een groot deel van de straf voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
Beoordeling van de standpunten
De wijk Terweijde in Culemborg is gedurende langere tijd gebukt gegaan onder spanningen tussen (met name) Molukse en Marokkaanse jongeren. De wijk Terweijde kwam uiteindelijk daardoor in een geweldspiraal terecht. Deze geweldspiraal lijkt op een hoogtepunt te zijn geweest in de nacht van 31 december 2009 op 1 januari 2010. Verdachte is die nacht, met een groep Molukse personen, verhaal gaan halen bij een Marokkaanse familie, nadat eerder die avond een Molukse auto in brand was gestoken en waarvan in de Molukse gemeenschap gedacht werd dat dit door de zoon van [slachtoffer] zou zijn gedaan. [slachtoffer] is vervolgens door het handelen van verdachte en zijn vrienden ernstig gewond geraakt en zijn woning en zijn auto zijn vernield. [slachtoffer] heeft daarbij rake klappen met een knuppel en een maglite gehad en wanneer deze man zijn elleboog niet had opgeheven om zich hiertegen te verweren, was -gelet op de kracht die is uitgeoefend op de elleboog- de kans aanzienlijk geweest dat deze man aan de gevolgen van het was overleden. Dat [slachtoffer] niet dodelijk is verwond, is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken.
Bovendien is er bij het openlijk geweld een balk door de voorruit en zijn er stenen door de ruit van de voordeur van de woning van [slachtoffer] gegooid. In die woning bevonden zich op dat moment diverse personen. Dat door het gooien van die voorwerpen deze personen (ernstig) zouden kunnen worden verwond hebben verdachte en zijn mededaders voor lief genomen. Eén van hen heeft door de balk ook daadwerkelijk verwondingen opgelopen. Verdachte en zijn mededaders mogen daarbij van geluk spreken dat het voor het slachtoffer niet slechter is afgelopen.
Verdachte is bij het gepleegde geweld degene geweest die voorop heeft gelopen in de groep en daarmee een leidersfunctie had. Daarbij is hij degene geweest die de balk door de voorruit heeft gegooid en met een hard voorwerp met kracht richting het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met zijn (grotendeels onbekend gebleven) mededaders op deze manier verhaal is gaan halen. Dit geldt temeer, nu verdachte binnen de Molukse gemeenschap als woordvoerder van de jongeren een voorbeeldfunctie had.
Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen anderen pijn, letsel, angst en schade toegebracht, verdachte heeft door het recht in eigen hand te nemen tevens bijgedragen aan de spiraal van geweld waarin Culemborg zich op dat moment bevond en heeft er (mede) voor gezorgd dat dit geweld in stand bleef. Door zijn handelen heeft verdachte ervoor gezorgd dat 2010 voor veel mensen in Culemborg is begonnen met angst.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor dergelijke feiten in ieder geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats is. De rechtbank is van oordeel dat tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is, nu verdachte op enig moment (zij het -zoals verdachte heeft verklaard- niet meer als woordvoerder van de Molukse jongeren) zal terugkeren in Culemborg en hij ervan weerhouden moet worden in de toekomst wederom het recht in eigen hand te nemen en (daarbij) geweld te gebruiken. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte, gelet op zijn verantwoordelijkheden jegens de Molukse jongeren, zó ongeremd en onbeheerst geweld heeft gebruikt en de groep waarin hij zich bevond niet alleen een slecht voorbeeld heeft gegeven maar mogelijk heeft meegesleept in de gewelddadigheden. De rechtbank zal het advies van de reclassering daarom overnemen en tevens als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen. De rechtbank acht een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend. De door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn niet zodanig zwaarwegend dat deze zouden moeten leiden tot een andere strafmodaliteit of tot een kortere duur dan deze op te leggen straf.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte gedurende de periode van de jaarwisseling 2010-2011 en de jaarwisseling van 2011-2012 huisarrest opgelegd krijgt. De rechtbank is echter van oordeel dat het geweld in de wijk Terweijde een langlopend conflict betreft waarbij op verschillende momenten verschillende incidenten hebben plaatsgevonden. De spanning en het geweld hebben uiteindelijk, tijdens de jaarwisseling, tot een treurige climax geleid. Hoewel het aannemelijk is dat de jaarwisseling en de viering daarvan hebben bijgedragen aan de aanwezigheid van veel mensen op straat, ligt naar het oordeel van de rechtbank de oorzaak van de conflicten en de escalatie daarvan niet in de jaarwisseling en de viering daarvan. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om het gevorderde huisarrest bij wege van bijzondere voorwaarde op te leggen.
De rechtbank zal het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en/of een meldingsgebod.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering zal worden gebracht
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Heft op het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. M.A.E. Somsen en mr. A.M.P.T. Blokhuis,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen (griffier),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2010.