ECLI:NL:RBARN:2010:BM2401

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198854
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 7 april 2010 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.M. van der Corput, heeft een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [verweerder], de rechter in een civiele zaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend na de afwijzing van een eerder verzoek en de hervatting van de comparitie door mr. [verweerder] om 12.30 uur, terwijl de oproepingsbrief aangaf dat de comparitie tot 12.00 uur zou duren. Verzoekster stelde dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was door deze beslissing. De wrakingskamer heeft het verzoek echter afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De enkele hervatting van de zitting door mr. [verweerder] werd niet als voldoende argument voor wraking gezien, vooral omdat mr. Van der Corput zijn verzoek om aanhouding niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 37 lid 3 Rv, omdat niet alle relevante feiten en omstandigheden tegelijk waren voorgedragen. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 198854 / 10-65
Beschikking van 7 april 2010
inzake
de naamloze vennootschap
[verzoekster].
gevestigd te [woonplaats],
verzoekster tot wraking,
advocaat mr. C.M. van der Corput te Veldhoven,
en
MR. [verweerder],
in zijn hoedanigheid van rechter in de zaak tussen Waterschap Aa en Maas (hierna: het waterschap) en Beheermaatschappij Het Achterland B.V. (voorheen genaamd: [verzoekster] B.V.) met zaak- / rolnummer 177592 / HA ZA 08-1966 en in de zaak tussen Waterschap Aa en Maas en [verzoekster] N.V. met zaak- / rolnummer 183482 / HA ZA 09-639.
1. De procedure
1.1. Ter comparitie van 7 april 2010 heeft mr. C.M. van der Corput namens zijn cliënte [verzoekster] N.V. een verzoek tot wraking gedaan van mr. [verweerder], rechter in de sector civiel. Het verzoek tot wraking is aan het proces-verbaal van comparitie gehecht.
1.2. Daarop is de comparitie geschorst totdat op het verzoek tot wraking is beslist. Mr. [verweerder] heeft niet in de wraking berust. Hij heeft aangegeven zijn standpunt ter zitting toe te lichten.
1.3. Op 7 april 2010 heeft bij deze rechtbank de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking plaatsgevonden. Verzoekster en mr. Van der Corput zijn verschenen en hebben het verzoek mondeling toegelicht. Mr. [verweerder] is eveneens verschenen en heeft verweer gevoerd.
1.4. Nadat het wrakingsverzoek ter zitting is behandeld, heeft de wrakingskamer om
12.15 uur mondeling uitspraak gedaan. Het wrakingsverzoek is afgewezen.
1.5. Vervolgens heeft mr. [verweerder] om 12.30 uur de comparitie van partijen heropend
en aangegeven de zaken inhoudelijk te behandelen. Daarop heeft mr. Van der Corput namens [verzoekster] N.V. wederom een verzoek tot wraking gedaan van mr. [verweerder].
1.6. Daarop is de comparitie opnieuw geschorst totdat op het tweede verzoek tot wraking is beslist. Mr. [verweerder] heeft niet in de wraking berust. Hij heeft aangegeven zijn standpunt ter zitting toe te lichten.
1.7. Vervolgens heeft op 7 april 2010 bij deze rechtbank de mondelinge behandeling van het tweede verzoek tot wraking plaatsgevonden. Verzoekster en mr. Van der Corput zijn verschenen en hebben het verzoek mondeling toegelicht. Mr. [verweerder] is eveneens verschenen en heeft verweer gevoerd.
2. Het verzoek en het verweer
2.1. Verzoekster heeft het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. In de oproepingsbrief van deze rechtbank staat vermeld dat de comparitie van partijen zal worden gehouden op 7 april 2010, van 09.00 uur tot 12.00 uur. Nadat het namens [verzoekster] N.V. ingediende wrakingsverzoek door de wrakingskamer is afgewezen, heeft mr. [verweerder] de comparitie om 12.30 uur heropend en aangegeven de zaken inhoudelijk te willen behandelen. Mr. Van der Corput heeft met verwijzing naar de oproepingsbrief om aanhouding van de comparitie verzocht, omdat hij die middag verplichtingen elders heeft. Omdat mr. [verweerder] desondanks door wilde gaan met de comparitie, is de rechterlijke onpartijdigheid van mr. [verweerder] opnieuw in het geding.
2.2. Mr. [verweerder] heeft het volgende verweer gevoerd. Er is geen sprake van vooringenomenheid. Hij heeft een inhoudelijke beslissing genomen om de zaken te behandelen en niet aan te houden. Voor een dergelijke situatie is artikel 36 Rv niet geschreven. Er is sprake van een oneigenlijk gebruik van het middel van wraking. Om die reden verzoekt mr. [verweerder] de wrakingskamer op grond van artikel 39 lid 4 Rv te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet meer in behandeling zal worden genomen.
3. De motivering van de beslissing
3.1. Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het (Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3. Het feit dat de comparitie van partijen op 7 april 2010 om 12.30 uur door mr. [verweerder] is hervat, waarbij mr. [verweerder] heeft aangegeven de zaken inhoudelijk te behandelen, terwijl in de oproepingsbrief van deze rechtbank staat vermeld dat de comparitie van partijen zal worden gehouden op 7 april 2010, van 09.00 uur tot 12.00 uur, alsmede het feit dat mr. [verweerder] het daarop gevolgde aanhoudingsverzoek van mr. Van der Corput eerder schriftelijk had afgewezen, levert naar het oordeel van de wrakingskamer niet dusdanige feiten of omstandigheden op die in dit geval de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Op geen enkele wijze is gebleken dat mr. [verweerder] vooringenomen is of dat de vrees voor partijdigheid van mr. [verweerder] objectief gerechtvaardigd is.
3.4. Dit geldt te meer nu mr. Van der Corput bij heropening van de comparitie zijn uitstelverzoek niet nader heeft geconcretiseerd, maar slechts heeft aangegeven dat hij die middag elders verplichtingen had, terwijl tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek is gebleken dat mr. Van der Corput in ieder geval nog de tijd had tot ongeveer 13.30 uur, omdat hij eerst om 15.00 uur werd verwacht in Veldhoven in verband met een - overigens ook niet nader aangeduide - verplichting aldaar. In zoverre voldoet het wrakingsverzoek niet aan het bepaalde in artikel 37 lid 3 Rv, te weten dat alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Door deze informatie over zijn middagprogramma niet te vermelden vóórdat hij het nieuwe verzoek om wraking uitsprak, heeft mr. Van der Corput de rechter niet de gelegenheid gegeven een daarop afgestemde beslissing over het verdere procedureverloop te nemen. Voorts is het een feit van algemene bekendheid, dat een comparitie die gepland staat van 09.00 uur tot 12.00 uur gemakkelijk een uur kan uitlopen. Advocaten dienen hiermee derhalve rekening te houden. Ook om deze reden is de enkele hervatting van de zitting om 12.30 uur door mr. [verweerder] geen grond voor wraking. Een en ander leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
3.5. Het verzoek van mr. [verweerder] om op grond van artikel 39 lid 4 Rv te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoekster] N.V. niet meer in behandeling zal worden genomen, zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Mr. de Vries heeft namelijk ter zitting aangegeven dat de comparitie van partijen hoe dan ook op 7 april 2010 geen doorgang meer zal vinden en dat derhalve een nieuwe zittingsdatum zal moeten worden bepaald.
3. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Huidekoper (voorzitter), J.C.E. Ackermans-Wijn en D.T. Boks en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren uitgesproken op 7 april 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.