ECLI:NL:RBARN:2010:BM2340

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198852
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 7 april 2010 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure waarbij verzoekster, Van der Horst Holding N.V., een verzoek tot wraking heeft ingediend tegen mr. [verweerder], de rechter in de civiele sector. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de afwijzing van een uitstelverzoek voor een comparitie, die verzoekster had ingediend omdat zij onvoldoende tijd had om zich voor te bereiden op de zitting. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. De wrakingskamer stelde vast dat de procespositie van verzoekster niet in beginsel was geschaad door de afwijzing van het uitstelverzoek. De rechtbank benadrukte dat een comparitie van partijen bedoeld is om het verdere procesverloop te bespreken, inclusief de mogelijkheid van een nadere schriftelijke ronde. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele afwijzing van het uitstelverzoek niet voldoende was om te concluderen dat mr. [verweerder] vooringenomen was of dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters en werd in het openbaar uitgesproken, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 198852 / 10-64
Beschikking van 7 april 2010
inzake
de naamloze vennootschap
[verzoekster].
gevestigd te Varik,
verzoekster tot wraking,
advocaat mr. C.M. van der Corput te Veldhoven,
en
[verweerder],
in zijn hoedanigheid van rechter in de zaak tussen Waterschap Aa en Maas (hierna: het waterschap) en Beheermaatschappij Het Achterland B.V. (voorheen genaamd: [verzoekster] B.V.) met zaak- / rolnummer 177592 / HA ZA 08-1966 en in de zaak tussen Waterschap Aa en Maas en [verzoekster] N.V. met zaak- / rolnummer 183482 / HA ZA 09-639.
1. De procedure
1.1. Ter comparitie van 7 april 2010 heeft mr. C.M. van der Corput namens zijn cliënte [verzoekster] N.V. een verzoek tot wraking gedaan van mr. [verweerder], rechter in de sector civiel. Het verzoek is neergelegd in een verzoek tot wraking dat aan het proces-verbaal van comparitie is gehecht.
1.2. Daarop is de comparitie geschorst totdat op het verzoek tot wraking is beslist. Mr. [verweerder] heeft niet in de wraking berust. Hij heeft aangegeven zijn standpunt ter zitting toe te lichten.
1.3. Op 7 april 2010 heeft bij de rechtbank Arnhem de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking plaatsgevonden. Verzoekster en mr. Van der Corput zijn verschenen en hebben het verzoek mondeling toegelicht. Mr. [verweerder] is eveneens verschenen en heeft verweer gevoerd.
2. Het verzoek en het verweer
2.1. Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek om uitstel van de comparitie gevraagd, dan wel een nadere schriftelijke ronde verzocht. Zij heeft daarbij aangegeven dat indien mr. [verweerder] dat uitstelverzoek niet honoreert, dan wel geen nadere schriftelijke ronde toestaat, zij mr. [verweerder] bij deze wraakt. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster dit als volgt nader toegelicht. Op 23 december 2009 heeft verzoekster haar conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, ter rolle ingediend. Eerst op 24 maart 2010 heeft het waterschap haar conclusie van antwoord in reconventie ter rolle ingediend. Deze conclusie van antwoord in reconventie telt 61 pagina’s en is door verzoekster ontvangen op 25 maart 2010. Gelet op het feit dat de comparitie al stond gepland voor 7 april 2010 en dat het voor verzoekster onmogelijk was om in die korte tijd deze complexe zaak goed voor te bereiden, zeker nu de in deze zaak betrokken bestuurder van [verzoekster] N.V. met vakantie is, heeft de advocaat van verzoekster bij brief van 31 maart 2010 om uitstel van de comparitie gevraagd. Mr. [verweerder] heeft op diezelfde dag het uitstelverzoek afgewezen. Het is in strijd met de goede procesorde en het gelijkheidsbeginsel wanneer verzoekster niet evenveel tijd krijgt als het waterschap voor het reageren op processtukken. Het waterschap heeft immers drie maanden de tijd genomen om haar verweer te formuleren, terwijl verzoekster minder dan twee weken de tijd heeft gekregen. De rechtbank lijkt het door haar gehanteerde terughoudende uitstelbeleid bovengeschikt te maken aan rechtvaardige rechtspraak. Nu het uitstelverzoek niet is gehonoreerd en evenmin een nadere schriftelijke ronde is toegestaan, is de rechterlijke onpartijdigheid van mr. [verweerder] in het geding.
2.2. Mr. [verweerder] heeft het volgende verweer gevoerd. Er is geen sprake van vooringenomenheid. De conclusie van antwoord in reconventie is tijdig ingediend. Bovendien bevat deze conclusie veel herhalingen. De zaak is met name bewerkelijk geworden door de conclusie van antwoord van verzoekster. Bij het verzoek om uitstel van de comparitie zijn alle argumenten gewogen en is vervolgens besloten om de comparitie toch doorgang te laten vinden. Vakantie van een bestuurder van een partij is volgens de Hoge Raad geen geldige reden voor uitstel. Er bestaat bovendien geen algemene (rechts)regel die maakt dat partijen evenveel tijd behoren te krijgen voor het reageren op processtukken. Tijdens de comparitie kan blijken dat niet alle punten voldoende zijn uitgekristalliseerd. Partijen kunnen dan alsnog - via een tussenvonnis - in de gelegenheid worden gesteld deze punten in een conclusie nader uit te werken. Door meteen bij aanvang van de comparitie een wrakingsverzoek in te dienen, heeft verzoekster deze mogelijkheid echter op voorhand gefrustreerd.
3. De motivering van de beslissing
3.1. Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het (Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3. De wrakingskamer stelt voorop dat het wrakingsverzoek van verzoekster is te beschouwen als een alternatief wrakingsverzoek. In punt 12 van het wrakingsverzoek is namelijk de volgende passage opgenomen: “Indien u als zittend rechter dat uitstelverzoek niet honoreert danwel geen nadere schriftelijke ronde toestaat wraakt Van der Horst u bij deze.” De wrakingskamer stelt hierbij vast dat ten aanzien van genoemde alternatieven (het uitstelverzoek niet honoreren of geen nadere schriftelijke ronde toestaan) door de rechter op verschillende momenten wordt beslist.
3.4. Met betrekking tot het eerste alternatief (het verzoek om uitstel van de comparitie
niet honoreren) is de wrakingskamer van oordeel dat de procespositie van [verzoekster] N.V. niet in beginsel is geschaad door de afwijzing van het uitstelverzoek door mr. [verweerder]. Een comparitie van partijen is er juist mede voor bedoeld om het verdere procesverloop te bespreken, waartoe ook kan behoren de mogelijkheid van een nadere schriftelijke ronde. Niet kan worden aangenomen dat met de enkele afwijzing van het uitstelverzoek mr. [verweerder] vooringenomen is of dat de vrees voor partijdigheid van mr. [verweerder] objectief gerechtvaardigd is. Van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden is dan ook geen sprake. Het verzoek tot wraking op grond van het eerste alternatief zal dan ook worden afgewezen.
3.5. Aan de beoordeling van het tweede alternatief (geen nadere schriftelijke ronde toestaan) komt de wrakingskamer niet toe, omdat de comparitie van partijen door het indienen van het wrakingsverzoek bij aanvang van de comparitie (inhoudelijk) niet heeft plaatsgevonden, zodat mr. [verweerder] aan het verzoek tot het toestaan van een nadere schriftelijke ronde niet is toegekomen. In zoverre is deze wrakingsgrond prematuur.
3.6. De wrakingskamer merkt nog op dat tijdens de comparitie van partijen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen blijken die tot een nieuw wrakingsverzoek aanleiding zouden kunnen geven.
3. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Huidekoper (voorzitter), J.C.E. Ackermans-Wijn en D.T. Boks en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren uitgesproken op 7 april 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.