ECLI:NL:RBARN:2010:BM1918

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/514470-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot brandstichting en ontploffing door loskoppelen gaskachel

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, uitgesproken op 16 april 2010, is verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk proberen brand te stichten en het veroorzaken van een ontploffing in zijn woning te Dieren op 28 december 2009. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Tijdens de zitting op 2 april 2010 werd vastgesteld dat de gastoevoer naar de woning van verdachte was afgesloten door het gasbedrijf Liander. Technisch onderzoek toonde aan dat de gaskraan in de woonkamer dicht was op het moment van binnenkomst van de politie, wat erop wijst dat verdachte zelf de gaskraan had dichtgedraaid na het loskoppelen van de gaskachel.

De rechtbank overwoog dat er geen bewijs was dat verdachte opzettelijk de kans op een ontploffing had aanvaard. Hoewel verdachte de gaskraan had opengedraaid, kon niet worden vastgesteld dat hij dit deed met de intentie om anderen in gevaar te brengen. De rechtbank concludeerde dat er geen opzet was op het veroorzaken van een ontploffing of brand, en dat verdachte niet de bedoeling had om anderen te bedreigen. De rechtbank erkende de maatschappelijke onrust die het handelen van verdachte had veroorzaakt, maar benadrukte dat de beoordeling van de strafbaarheid van het handelen van verdachte losstaat van de gevolgen voor de omgeving.

Uiteindelijk sprak de rechtbank verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk handelingen had verricht die gevaarlijk waren voor anderen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/514470-09
Datum zitting : 2 april 2010
Datum uitspraak : 16 april 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaa[adres]]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2009 te Dieren, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk brand te
stichten en/of een ontploffing te weeg te brengen in een woning (gelegen aan
de [adres]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te
weten voor die woning en/of de naastgelegen woningen/panden) en/of
levensgevaar voor (een) ander(en) (te weten de in en/of nabij die
woningen/panden aanwezige personen) te duchten was, met dat opzet in die
woning een/de aansluiting van een gasleiding met een gaskachel heeft
losgekoppeld/afgeschroefd en/of (vervolgens) de gaskachel opzij heeft
geschoven en/of (vervolgens) de gaskraan open heeft gelaten, dan wel open
heeft gezet/gedraaid en/of (vervolgens) (nadat het gas uit de gasleiding
stroomde) een stekker uit een stekkerverdeeldoos heeft getrokken, in elk geval
met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met (aard)gas, althans
met (een) brandbare stof(fen) en/of (vervolgens) de hoofdgaskraan in de kelder
(gedeeltelijk) heeft opengezet/gedraaid, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 december 2009 te Dieren, gemeente Rheden, (een)
in of nabij een woning (gelegen aan de [adres]) aanwezige
perso(o)n(en) en/of naastgelegen woningen/panden, heeft bedreigd met enig
misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar
wordt gebracht, te weten ontploffing, en/of met brandstichting, immers heeft
verdachte opzettelijk in een/genoemde woning (gelegen aan de [adres]), een/de aansluiting van een gasleiding met een gaskachel losgekoppeld/
afgeschroefd en/of (vervolgens) de gaskachel opzij geschoven en/of heeft hij,
verdachte, (vervolgens) de gaskraan open gelaten, dan wel open gezet/gedraaid
en/of (vervolgens) (nadat het gas uit de gasleiding stroomde) een stekker uit
een stekkerverdeeldoos getrokken, in elk geval (open) vuur in aanraking
gebracht met (aard)gas, althans met (een) brandbare stof(fen) en/of (ver-
volgens) de hoofdgaskraan in de kelder (gedeeltelijk) open gezet/ gedraaid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 2 april 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie- mr. A.M. Vloedbeld - heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook wanneer dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De motivering van de beslissing
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde als volgt.
Vast staat dat verdachte zich op 28 december 2009 omstreeks 13.00 uur in de woonkamer van zijn woning in Duiven heeft opgesloten, dat hij toen de aansluiting van de leiding van de gaskachel in die woonkamer heeft losgekoppeld en dat hij zo gas de woonkamer in heeft laten stromen.
De vrouw van verdachte, die in de gang stond en het gas hoorde stromen, heeft vervolgens de hoofdgaskraan in de kelderkast dichtgedraaid, waarna zij de woning heeft verlaten en de hulpdiensten heeft gewaarschuwd.
Verdachte heeft vervolgens zelf de hoofdgaskraan in de kelderkast weer opengedraaid en is, naar eigen zeggen, op de bank gaan liggen om zichzelf van het leven te beroven door middel van vergassing.
Verdachte heeft, toen hij de aansluiting van de leiding van zijn gaskachel loskoppelde en nadat het gas eruit stroomde, de stekker uit verdeeldoos heeft getrokken zodat er geen stroom meer op de radio en tv installatie stond.
Verdachte heeft verklaard dat hij dit deed omdat hij wist dat een vonk in combinatie met gas een ontploffing te weeg zou kunnen brengen en hij dit gevaar wilde afwenden.
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij op geen enkel moment andere personen of goederen in gevaar wilde brengen en dat hij uitsluitend zichzelf van het leven wilde beroven.
Verdachte is op enig moment, ter zitting verklaart hij: na enkele minuten, “bij zinnen gekomen”en heeft toen ingezien dat zelfdoding geen oplossing was voor zijn problemen. Naar eigen zeggen heeft verdachte toen zelf de gaskraan van de kachel in de woonkamer weer dichtgedraaid.
De raadsman heeft dit – als het tot een bewezenverklaring van het primair of subsidiair ten laste gelegde feit zou komen – aangemerkt als “vrijwillige terugtred “ als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van strafrecht.
Gasbedrijf Liander heeft die dag om 18.43 uur de gastoevoer naar de woning van verdachte afgesloten.
Uit onderzoek van de technische recherche, dat kort nadat verdachte was aangehouden heeft plaatsgevonden, blijkt dat de gasleiding van de gaskachel was losgekoppeld op het moment dat men de woning betrad.
Uit dit onderzoek blijkt ook dat de gaskraan in de woonkamer toen dicht was. De enige personen die in de woning zijn geweest voordat de technische recherche haar onderzoek verrichtte, zijn, behalve verdachte zelf, de leden van het arrestatieteam die verdachte hebben aangehouden en de leden van de brandweer geweest. Zij hebben verklaard dat zij niet aan de gaskraan hebben gezeten. Verdachte moet dus zelf – zoals hij ook heeft verklaard - op enig moment de gaskraan weer hebben dichtgedraaid.
Na de aanhouding van verdachte, omstreeks 21.45 uur, heeft de brandweer een gasmeting in de woning uitgevoerd. Daarbij werd toen geen gasconcentratie gemeten.
Aan verdachte is primair tenlastegelegd dat hij - kort gezegd - heeft geprobeerd om op 28 december 2009 te Dieren brand te stichten of een ontploffing te weeg te brengen in zijn woning aan de [adres] door het opendraaien van de gaskraan en het trekken van een stekker uit de verdeeldoos, in ieder geval door het met open vuur in aanraking brengen van aardgas.
De allereerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte opzettelijk heeft geprobeerd zijn huis tot ontploffing te brengen door het uitvoeren van de tenlastegelegde handelingen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte opzet op het veroorzaken van een ontploffing, dan wel het stichten van brand heeft gehad.
Vervolgens is de vraag of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen in de woning een ontploffing te weeg zou worden gebracht. Met andere woorden: is verdachte zich bewust geweest van het gevaar en heeft hij de gok maar genomen dat het huis niet zou ontploffen?
Verdachte wist dat het laten stromen van gas in de woning een ontploffing te weeg zou kunnen brengen in het geval dat dit gas in aanraking zou komen met (open) vuur. Verdachte heeft dit bij de politie verklaard en heeft dit ter terechtzitting nog eens herhaald.
Dit betekent echter niet dat daarmee ook automatisch kan worden gezegd dat verdachte dit gevaar ook wilde en dat hij heeft gegokt dat het allemaal wel goed zou aflopen. Integendeel, uit de verklaringen en de handelingen van verdachte leidt de rechtbank juist af dat hij niet het risico van ontploffingsgevaar voor lief heeft genomen.
Zo heeft verdachte verklaard dat hij alleen maar dood wilde en verder niemand in gevaar wilde brengen. Bovendien heeft verdachte de stekker van de televisie uit de stekkerdoos getrokken omdat hij een ontploffing wilde voorkomen.
Uit het handelen van verdachte noch uit zijn verklaring kan de rechtbank dus vaststellen dat verdachte het risico van een ontploffing willens en wetens heeft aanvaard.
Echter, bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvormen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard. Daarvan zou in casu sprake kunnen zijn geweest indien verdachte gedurende lange tijd de gaskraan open had laten staan omdat daarmee in het algemeen de kans op een ontploffing toeneemt, zij het dat dan wel het gas in aanraking moet komen met open vuur of andere brandbare stoffen. Daarvan is geen sprake geweest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in ieder geval op enig moment de gaskraan heeft opengedraaid, maar zij kan niet vaststellen hoe lang de gaskraan daadwerkelijk heeft opengestaan.
Er is ook niets bekend over de volume-inhoud van de woning noch over de snelheid waarmee en de druk waaronder het gas de woning in is gestroomd. Als gezegd heeft verdachte zelf de gaskraan weer dichtgedraaid en is er bij de meting in de woning, na de aanhouding van verdachte, geen gasconcentratie gemeten.
Al met al kan niet worden vastgesteld of zich een zodanige situatie heeft voorgedaan dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat ontploffingsgevaar bestond en dat hij dat gevaar voor lief heeft genomen.
De rechtbank kan het opzet van verdachte niet afleiden uit zijn verklaringen, niet uit zijn handelen en dus ook niet uit de uiterlijke verschijningsvormen van zijn gedragingen.
Als er al een aanmerkelijke kans op een ontploffing is geweest, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte willens en wetens deze kans op een ontploffing heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Nu het ontbreken van opzet een bewezenverklaring in de weg staat, behoeven de overige verweren van de raadsman geen bespreking.
De rechtbank merkt nog wel op dat bewezen kan worden dat verdachte op enig moment de gaskraan heeft opengedraaid, maar dat niet kan worden bewezen dat hij dit gas ook met open vuur of een brandbare stof in aanraking heeft gebracht noch dat de stekker van de televisie ook daadwerkelijk een vonk heeft veroorzaakt toen verdachte deze stekker uit de stekkerdoos trok, zoals aan hem is tenlastegelegd.
Ook in het geval verdachte wel opzet op de poging tot ontploffing had gehad, had de feitelijke omschrijving van de handelingen zoals aan verdachte tenlastegelegd aan een bewezenverklaring in de weg gestaan.
In het vorenstaande ligt besloten dat de rechtbank van oordeel is dat opzet op brandstichting evenmin kan worden bewezen.
Aan verdachte is subsidiair tenlastegelegd dat hij - kort gezegd - personen of woningen heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar werd gebracht, te weten ontploffing.
Ook voor een bewezenverklaring van dit feit is allereerst vereist dat verdachte deze personen of goederen heeft bedreigd. Als gezegd heeft verdachte echter uitsluitend op enig moment zichzelf van het leven willen beroven.
Hij zat alleen in zijn woning en had de rolluiken aan de voorzijde van zijn woning gesloten. Verdachte heeft volgens eigen zeggen niets van het buiten ontstane tumult meegekregen. Uit msn-berichten tussen verdachte en zijn zus leidt de rechtbank af dat verdachte zich omstreeks 21.15 uur die avond bewust was van het feit dat er politieagenten rondom zijn woning stonden.
Echter, daarmee kan niet worden gezegd dat verdachte bewust een bedreigende situatie heeft gecreëerd of in stand heeft gelaten.
Verdachte wist niet dat de omwonenden hun huizen hadden moeten verlaten en wist ook niet dat men dacht dat hij de gaskraan nog had openstaan.
Hoewel de rechtbank natuurlijk begrijpt dat het voor omwonenden een bedreigende situatie moet zijn geweest, acht zij niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bedoeling heeft gehad anderen te bedreigen noch dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat personen zich door zijn handelen bedreigd voelden.
Verdachte zal daarom ook van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank hecht er aan op te merken dat zij begrijpt dat het handelen van verdachte veel maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt.
Politie en brandweer zijn die dag in paraatheid gebracht en diverse woningen zijn uit voorzorg ontruimd.
Het moet voor de buurtbewoners van verdachte spannend zijn geweest om het verloop van de dag en de gebeurtenissen af te wachten.
De rechtbank dient echter een oordeel te geven over het strafbare karakter van het handelen van verdachte in zijn woning, alle getroffen preventieve maatregelen, hoe begrijpelijk ook, daargelaten.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe (voorzitter), mr. T.H.P. de Roos en mr. J.M. Hamaker,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen (griffier),en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2010.