ECLI:NL:RBARN:2010:BM0587

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
655377 Cv Expl. 09-6155
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onevenredige verhouding tussen vordering en proceskosten in huurgeschil

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter M.J. Blaisse op 31 maart 2010, gaat het om een huurgeschil tussen de stichting Vivare en een gedaagde huurder. Vivare verhuurt een woning aan de gedaagde tegen een maandelijkse huurprijs van € 536,16. De gedaagde heeft de huur voor november en december 2009 gedeeltelijk voldaan, maar was op de dag van dagvaarding, 4 december 2009, in gebreke met de huurbetaling voor december. Vivare heeft de gedaagde zonder voorafgaande sommatie in rechte betrokken voor de achterstallige huur, wat door de kantonrechter als onterecht werd beoordeeld. De kantonrechter oordeelt dat Vivare, gezien de omstandigheden, een minder ingrijpende oplossing had moeten kiezen, zoals het sturen van een sommatie, voordat zij juridische stappen ondernam.

De kantonrechter stelt vast dat de vordering van Vivare, die aanvankelijk € 715,56 bedroeg, uiteindelijk is verminderd tot € 179,52. De rechter wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 178,50 af, omdat de enkele aanmaning geen recht geeft op vergoeding van deze kosten volgens de richtlijnen van Voorwerk II. De kantonrechter oordeelt dat de actie van Vivare om de gedaagde te dagvaarden zonder enige sommatie vooraf, kan worden gekarakteriseerd als rauwelijks dagvaarden. De rechter concludeert dat Vivare in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat de verhouding tussen de proceskosten en het belang van de vordering onevenredig is.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 1,02 aan Vivare, vermeerderd met wettelijke rente, maar dat Vivare in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van een proportionele aanpak in huurgeschillen en de noodzaak voor verhuurders om zorgvuldig om te gaan met incassoprocedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 655377 \ CV EXPL 09-6155 \ MB/24/AS
uitspraak van 31 maart 2010
vonnis
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting Stichting Vivare
gevestigd te Arnhem
eisende partij
gemachtigde Tijhuis Gerechtsdeurwaarders Arnhem
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Vivare en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 december 2009
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 23 februari 2010 met de daarbij behorende door Vivare bij brief van 16 februari 2010 overgelegde producties.
2. De feiten
2.1. Vivare verhuurt aan [gedaagde] de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [straat en nummer] tegen de bij vooruitbetaling verschuldigde huur van € 536,16 per maand.
2.2. [gedaagde] heeft de huur van november 2009 voldaan op 16 november 2009 en de huur van december 2009 op 7 december 2009.
3. De vordering en het verweer
3.1. Vivare vordert, na vermindering van eis, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de somma van € 179,52, rente en kosten rechtens. Bij dagvaarding bedroeg de vordering
€ 715,56. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] ondanks aanmaningen en sommaties in gebreke is en blijft met betaling van opvorderbaar geworden huurpenningen waardoor zij zich genoodzaakt heeft gezien die vordering ter incassering uit handen te geven.
De daarmee gepaard gaande buitengerechtelijke kosten alsmede de opgekomen vertragingsrente vordert Vivare op grond van de bepalingen van de huurovereenkomst danwel op grond van vermogensschade.
3.2. [gedaagde] bepleit afwijzing van de vordering, bestaande uit buitengerechtelijke kosten ad € 178,50 en € 1,02 rente, daartoe stellend dat hij slechts een paar dagen te laat is geweest met betaling van de desbetreffende huren over november en december 2009.
Hij zegt voorts dat Vivare ervan op de hoogte is dat een en ander een gevolg is van het feit dat hij soms zijn salaris ook wat later als gebruikelijk ontvangt en dat Vivare daarom ook heeft ingestemd met de vertraagde betaling.
4. De beoordeling
4.1. Ziet de kantonrechter het goed dan was [gedaagde] op dag van dagvaarding, 4 december 2009, in gebreke met betaling van de per 1 december 2009 vervallen huurtermijn over december 2009 en de buitengerechtelijke kosten zoals de incassogemachtigde die met haar brief van 3 november 2009 in rekening heeft gebracht, met welke brief de incassogemachtigde [gedaagde] toen sommeerde tot betaling van de per 1 november 2009 vervallen huurtermijn en een restant van een betalingsregeling uit het verleden ad € 611,19.
4.2. Het mag zijn, zoals Vivare op de comparitie heeft betoogd, dat haar straffe huur- incassobeleid mede tot doel heeft [gedaagde] als huurder te beschermen tegen de gevolgen van een verder oplopende huurschuld maar dan moet die bescherming zich ook daadwerkelijk manifesteren en daar kan, minst genomen, aan worden getwijfeld in de gegeven omstandigheden.
4.3. Immers betrof de incassobrief van 3 november 2009 een eerste aanmaning voor de op dat moment vanaf 1 november 2009 achterstallige huur over die maand. Conform de richtlijnen van Voorwerk II levert die enkele aanmaning geen aanspraak op voor een vergoeding van incassokosten. De in de dagvaarding opgenomen vordering ad € 178,50 dient op grond hiervan te worden afgewezen
4.4. De actie van Vivare om met een exploot van dagvaarding van 4 december 2009 [gedaagde] zonder enige sommatie vooraf in rechte te betrekken voor de sinds 1 december 2009 achterstallige huur, die overigens op 7 december 2009 is voldaan, kan niet anders worden geduid dan als rauwelijks dagvaarden, nog daargelaten het niet gemotiveerd weersproken verweer van [gedaagde] dat Vivare ermee accoord was dat soms de huur een paar dagen te laat zou worden voldaan.
4.5. Van de totale vordering resteert daarmee het geringe rentebedrag van € 1,02 en de daarna opgekomen rente. Vivare is gerechtigd tot deze bedragen maar had, gelet op de disproportionele verhouding tussen de te liquideren proceskosten (begroot op € 347,31) en haar belang, ervoor moeten kiezen [gedaagde] niet in rechte te betrekken. Daaraan doet niet af, zoals onder 4.4. overwogen, dat de huur voor december 2009 bij het uitbrengen van de dagvaarding nog niet was voldaan. Vivare had voor een minder ver strekkende en dure oplossing moeten kiezen door eerst nog een sommatie te sturen. Dat zou mogelijk anders zijn indien sprake zou zijn geweest van een “patroon van ondanks sommatie te laat betalen” maar dat is gesteld noch gebleken.
4.6. Het vorenoverwogene moet ertoe leiden dat Vivare in de proceskosten wordt verwezen.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. Veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Vivare te voldoen de somma van € 1,02 vermeerderd met de wettelijke vanaf 1 december 2009 tot 4 december 2009 over een bedrag van € 536,16;
5.2. veroordeelt Vivare in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze dagvaarding begroot op nihil;
5.3. verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.