ECLI:NL:RBARN:2010:BM0587
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onevenredige verhouding tussen vordering en proceskosten in huurgeschil
In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter M.J. Blaisse op 31 maart 2010, gaat het om een huurgeschil tussen de stichting Vivare en een gedaagde huurder. Vivare verhuurt een woning aan de gedaagde tegen een maandelijkse huurprijs van € 536,16. De gedaagde heeft de huur voor november en december 2009 gedeeltelijk voldaan, maar was op de dag van dagvaarding, 4 december 2009, in gebreke met de huurbetaling voor december. Vivare heeft de gedaagde zonder voorafgaande sommatie in rechte betrokken voor de achterstallige huur, wat door de kantonrechter als onterecht werd beoordeeld. De kantonrechter oordeelt dat Vivare, gezien de omstandigheden, een minder ingrijpende oplossing had moeten kiezen, zoals het sturen van een sommatie, voordat zij juridische stappen ondernam.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering van Vivare, die aanvankelijk € 715,56 bedroeg, uiteindelijk is verminderd tot € 179,52. De rechter wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 178,50 af, omdat de enkele aanmaning geen recht geeft op vergoeding van deze kosten volgens de richtlijnen van Voorwerk II. De kantonrechter oordeelt dat de actie van Vivare om de gedaagde te dagvaarden zonder enige sommatie vooraf, kan worden gekarakteriseerd als rauwelijks dagvaarden. De rechter concludeert dat Vivare in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat de verhouding tussen de proceskosten en het belang van de vordering onevenredig is.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 1,02 aan Vivare, vermeerderd met wettelijke rente, maar dat Vivare in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van een proportionele aanpak in huurgeschillen en de noodzaak voor verhuurders om zorgvuldig om te gaan met incassoprocedures.