ECLI:NL:RBARN:2010:BM0016

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179268
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over breedplaatvloeren en benoeming deskundige

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil over de uitvoering van breedplaatvloeren in een bouwproject. De eiseres, B.V. Aannemingsmaatschappij Welling Didam, heeft de gemeente Arnhem, Dienst Stadsontwikkeling, aangeklaagd over de technische haalbaarheid van de in het bestek opgenomen breedplaatvloer op een bepaalde hoogte. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 18 november 2009 vastgesteld dat het noodzakelijk is om een deskundige te benoemen om de technische vragen te beantwoorden die door beide partijen zijn geformuleerd. De rechtbank heeft de vragen herformuleerd op basis van de opmerkingen van de partijen en heeft de deskundige benoemd om de haalbaarheid van de uitvoering van de breedplaatvloer te onderzoeken. De rechtbank heeft ook de procedure uiteengezet, inclusief de verplichtingen van de partijen met betrekking tot het indienen van processtukken en het deponeren van een voorschot voor de deskundige. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken en verzoeken te doen aan de deskundige tijdens het onderzoek. De deskundige moet een rapport opstellen en indienen bij de rechtbank, waarna verdere beslissingen zullen worden genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 179268 / HA ZA 09-13
Vonnis van 31 maart 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ WELLING DIDAM,
gevestigd te Didam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.H. Muller te Nijmegen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ARNHEM, DIENST STADSONTWIKKELING,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Y.G.I. Schrader- Verseveld te Zwolle.
Partijen zullen hierna Welling en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 november 2009
- de akte uitlating deskundigenbericht van Welling,
- de akte uitlating conform tussenvonnis van de gemeente Arnhem.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 18 november 2009 (‘het tussenvonnis’) overwogen dat het noodzakelijk is een deskundige te benoemen. Partijen hebben in hun aktes na het tussenvonnis daarmee ingestemd. Ten aanzien van de vragen die de rechtbank heeft geformuleerd hebben partijen een aantal opmerkingen gemaakt.
2.2. Welling stelt voor vraag 1 als volgt te formuleren:
1. Is het technisch en praktisch realiter mogelijk de in het bestek opgenomen breedplaatvloer op niveau 18,45+ NAP uit te voeren, gelet op de eisen die daaraan gesteld worden in het bestek?
2.3. De gemeente stelt voor deze vraag te herformuleren als volgt:
1. Is het technisch en praktisch mogelijk de in het bestek (paragraaf 23.42) voorgeschreven 18.45+NAP vloer in het aangenomen werk uit te voeren als voorgespannen bekistingsplaatvloer (inclusief versterkte stroken), gelet op de eisen die daaraan gesteld worden in het bestek?
2.4. De rechtbank is van oordeel dat de vraag gericht moet zijn op de uitvoering van hetgeen is opgenomen in het bestek. De rechtbank zal haar vraag daarom herformuleren als volgt:
1. Is het technisch en praktisch mogelijk de in het bestek (paragraaf 23.42) voorgeschreven 18,45+NAP breedplaatvloer in het aangenomen werk uit te voeren, gelet op de eisen die daaraan gesteld worden in het bestek?
2.5. Partijen hebben ten aanzien van de door rechtbank geformuleerde vraag 2 opgemerkt dat deze kan komen te vervallen, nu na het bestek geen wijzigingen meer zijn geweest op de eisen die aan de 18,45+NAP breedplaatvloeren werden gesteld. De rechtbank zal vraag 2 dan ook schrappen.
2.6. Ten aanzien van vraag 3 heeft Welling opgemerkt dat deze vraag dient te vervallen omdat de deskundige daarover geen oordeel kan geven, en dat de Gemeente heeft erkend dat de vertraging van de 18,45+NAP vloer een vertraging van 30 dagen voor de andere werkzaamheden heeft opgeleverd. Zoals door de rechtbank is overwogen in het tussenvonnis in r.ov. 5.30. zijn partijen het erover eens dat een belangrijk deel van de vertraging is veroorzaakt door de discussie over de 18,45+NAP vloer. De rechtbank beoogt met vraag 3 helder te krijgen welke vertraging wel en welke vertraging niet is veroorzaakt door de breedplaatvloerendiscussie. Naar het oordeel van de rechtbank is een deskundige wel degelijk in staat te beoordelen, aan de hand van de informatie die in deze procedure is overgelegd, welke vertraging veroorzaakt is door de breedplaatvloerendiscussie en hoe lang die vertraging was. De rechtbank zal deze vraag daarom handhaven. De Gemeente heeft voorgesteld de vraag te herformuleren door het woord ‘werden’ te vervangen door ‘worden’. De rechtbank ziet de relevantie van het verschil in deze bewoordingen niet in en zal de formulering van vraag 3 in het tussenvonnis handhaven.
2.7. Met betrekking tot vraag 4 heeft Welling voorgesteld daarbij explicieter op te nemen om welke vloeren het gaat. De rechtbank acht deze verduidelijking zinvol en zal de formulering van de vraag daaraan aanpassen. De Gemeente stelt bij deze vraag voor het woord ‘breedplaatvloer’ te vervangen door ‘voorgeschreven voorgespannen bekistingsplaatvloer’. De rechtbank is van oordeel dat de verwijzing naar het bestek reeds voldoende is om vast te stellen welke vloer op grond daarvan toegepast diende te worden. De rechtbank zal de vraag daarom in dit opzicht niet herformuleren. Wel zal de rechtbank het voorstel van de Gemeente en Welling om ‘staal’ te vervangen door ‘wapening’ overnemen.
Vraag 4 komt na vernummering tot vraag 3 en aanpassing als volgt te luiden:
3. is voor de in het werk gestorte vloeren (de vloeren 18,45+NAP, 21,00+NAP en 24,70+NAP) meer wapening nodig dan voor de in het bestek (paragraaf 23.42) opgenomen breedplaatvloeren ? Zoja, hoeveel meer?
2.8. Welling heeft ten slotte nog voorgesteld om aan de deskundige de vraag voor te leggen of de constructeur van de gemeente heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de discussie over de 18,45+NAP vloer. De rechtbank zal deze vraag niet voorleggen aan de deskundige, nu het antwoord op deze vraag een juridisch oordeel is. Die beoordeling dient plaats te vinden door de rechtbank, aan de hand van de antwoorden op de overige vragen aan de deskundige.
2.9. Partijen hebben in hun aktes gezamenlijk een deskundige voorgedragen.
Als deskundige om dit onderzoek te verrichten zal de door partijen voorgedragen persoon, de heer [naam deskundige], benoemd worden.
2.10. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 7.000,00 excl. btw (€ 8.330,00 incl. btw). Dit bedrag dient, gezien artikel 195 Rv., ter griffie te worden gedeponeerd door Welling.
2.11. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is het technisch en praktisch mogelijk de in het bestek (paragraaf 23.42) voorgeschreven 18,45+NAP breedplaatvloer in het aangenomen werk uit te voeren, gelet op de eisen die daaraan gesteld worden in het bestek?
2. Welke andere werkzaamheden op grond van het bestek werden opgehouden door de vertraging van de vloeren en hoe lang was die vertraging?
3. is voor de in het werk gestorte vloeren(de vloeren 18,45+NAP, 21,00+NAP en 24,70+NAP) meer wapening nodig dan voor de in het bestek (paragraaf 23.42) opgenomen breedplaatvloeren? Zoja, hoeveel meer?
4. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
3.2. benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer ir. [naam deskundige],
[adresgegevens]
3.3. bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4. bepaalt dat Welling binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5. bepaalt dat Welling binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 8.330,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
3.6. bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7. bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8. bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9. bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. S.H. Bokx-Boom,
3.10. bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11. bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 1 juni 2010, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12. verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Welling of voor bepaling datum vonnis,
3.13. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, mr. J.D.A. den Tonkelaar en mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.