ECLI:NL:RBARN:2010:BL9754

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
174306
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaringstermijn voor instellen rechtsvordering tot ongedaanmaking van een strook grond

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 24 maart 2010, ging het om een geschil over een strook grond en de verjaringstermijn voor het instellen van een rechtsvordering tot ongedaanmaking. De eisers in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Voets, stelden dat zij door verjaring eigenaar waren geworden van de grond die zij in gebruik hadden. De gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.E. van der Bent, betwistte dit en voerde aan dat de grond niet door verjaring was verkregen.

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 18 februari 2009 de gedaagde opgedragen bewijs te leveren van het feit dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de grond. Getuigen zijn gehoord, waaronder buren en familieleden, die verklaringen hebben afgelegd over het gebruik van de grond en de plaats van een hek dat de eigendomsgrens zou markeren. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig, maar de rechtbank concludeerde dat de gedaagde zich vanaf 1987 als rechthebbende had gedragen ten aanzien van de strook grond.

De rechtbank oordeelde dat de eisers in conventie niet konden aantonen dat zij rechthebbenden waren en wees hun vorderingen af. De gedaagde werd in het gelijk gesteld en de eisers in reconventie werden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zowel in conventie als in reconventie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.E.M. Overkamp.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 174306 / HA ZA 08-1440
Vonnis van 24 maart 2010
in de zaak van
1. [eis.conv./ged.reconv.1],
2. [eis.conv./ged.reconv.2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.A. Voets te Druten,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.E. van der Bent te Zeist.
Partijen zullen hierna [eis.conv./gedn.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2009,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 mei 2009,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 oktober 2009,
- de conclusie na getuigenverhoor,
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. In het tussenvonnis van 18 februari 2009 heeft de rechtbank [ged.conv./eis.reconv.] opgedragen feiten of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat zij door verjaring eigenaar is geworden van de grond zoals die nu bij haar in gebruik is. Concreet gaat het daarbij om de plaats van het hek dat loopt vanaf de straatzijde tot aan de garage van [eis.conv./gedn.reconv.] alsmede om de strook grond naast de garage van [eis.conv./gedn.reconv.]
Achtereenvolgens zijn als getuigen gehoord:
- [getuige1], hovenier,
- [getuige2], overbuurman,
- [getuige3], zoon van de familie [xxx], rechtvoorgangster van [ged.conv./eis.reconv.],
- [getuige4], huisgenote van [ged.conv./eis.reconv.],
- [ged.conv./eis.reconv.],
- [getuige5],
- [getuige6] alsmede
- [getuige7], rechtsvoorganger van [eis.conv./gedn.reconv.] tevens vader van [getuige6].
de strook grond naast de garage van [eis.conv./gedn.reconv.]
2.2. Voor de vraag of [ged.conv./eis.reconv.] door verjaring rechthebbende van de strook grond is geworden is onder meer van belang wanneer deze grond door de familie [xxx] in gebruik is genomen en, in verband daarmee, wanneer de garage van [eis.conv./gedn.reconv.] is gebouwd en of er toen afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de grond.
2.3. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat op het perceel van thans [eis.conv./gedn.reconv.] aanvankelijk een garage stond die los stond van de woning. De getuige [getuige2] gaat er van uit dat die garage is gebouwd omstreeks 1977. Volgens de getuige [getuige3] is die garage gebouwd in 1981 of 1982, enkele jaren nadat zijn ouders hun huis hadden gebouwd. De garage is later verbouwd en door een aanbouw met de woning van thans [eis.conv./gedn.reconv.] verbonden. Dat is volgens de getuige [getuige7], die vanaf 1982 eigenaar was, in 1987 geweest. De muur aan de zijde van de tuin van [ged.conv./eis.reconv.] is toen niet verplaatst.
2.4. De getuige [getuige3] heeft verder verklaard dat tussen zijn vader en de heer [betrokkene1], de rechtsvoorganger van [getuige7], destijds is besproken dat de grens zou lopen zoals die nu is, namelijk over het hek naast de oprijlaan die naar de garage gaat. Daarbij was de afspraak dat zijn vader beplanting mocht aanbrengen tot aan de muur van de garage, die een natuurlijke grens vormde. Volgens de getuige [getuige7] waren er geen afspraken gemaakt met de buren. Toen de familie [xxx] er nog woonde stonden er alleen struiken aan die kant van de garage. Dat waren wilde struiken, zodat er geen onderhoud nodig was. Volgens [getuige7] hoorden deze struiken bij zijn eigendom en was de erfgrens duidelijk; die liep in een rechte lijn.
2.5. De verklaringen van deze getuigen zijn op dit punt tegenstrijdig en er zijn geen andere getuigen die hierover verklaard hebben. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er destijds concrete afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de strook grond. Het komt dus aan op het feitelijk gebruik. Uit de verklaringen van [getuige3] en [getuige7] blijkt dat op de strook grond struiken stonden. De getuige [getuige2] heeft verklaard dat de vorige bewoners één keer per jaar een tuinman lieten komen die de hele tuin deed, ook de struiken langs de garage. Niet ter discussie staat dat deze strook visueel deel uitmaakt van de tuin van (de rechtsvoorgangers van) [ged.conv./eis.reconv.]. Blijkbaar is het enkele malen voorgekomen dat de kinderen van [getuige7] en hun vriendjes of vriendinnetjes over de strook grond langs de garage zijn gegaan. Uit de getuigenverklaringen komt naar voren dat dat mogelijk was doordat er ruimte was tussen het hek aan de voorzijde van de tuin van thans [ged.conv./eis.reconv.] en de garage van thans [eis.conv./gedn.reconv.]. Uit de getuigenverklaringen komt echter ook naar voren dat dat niet de bedoeling was, omdat er geen verhard pad was en er struiken stonden die in meer of mindere mate opzij geduwd moesten worden. De getuige [getuige7] heeft zelfs verklaard dat hij tegen zijn kinderen heeft gezegd dat zij niet langs de garage mochten, omdat de ruimte daarvoor niet bedoeld was. In verband hiermee heeft hij enige tijd later aan de achterzijde van de garage een dwarshek geplaatst.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat de strook grond langs de garage niet bij (de rechtsvoorgangers van) [eis.conv./gedn.reconv.] in gebruik was, maar onderdeel uitmaakte van de tuin van (de rechtsvoorgangers van) [ged.conv./eis.reconv.]. Dat deze strook aan de voorzijde niet met een hek was afgesloten doet daaraan niet af. De familie [xxx] en [ged.conv./eis.reconv.] hebben zich in ieder geval vanaf 1987, maar mogelijk al eerder, onafgebroken als rechthebbenden gedragen. In het midden kan blijven of de familie [xxx] als bezitter te goeder trouw kan worden aangemerkt. De termijn van twintig jaar die geldt voor verjaring van een rechtsvordering tot ongedaanmaking is immers in 2007 verstreken, terwijl niet gesteld of gebleken is dat de verjaring voordien is gestuit. Dat betekent dat [ged.conv./eis.reconv.] toen rechthebbende is geworden.
de plaats van het hek
2.7. Het standpunt van [ged.conv./eis.reconv.] is dat aan de voorzijde van haar tuin langs de straat en vanaf de straat tot de garage van [eis.conv./gedn.reconv.] altijd een hek heeft gestaan bestaande uit twee haaks op elkaar staande delen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft het oude houten hek in 2006 vervangen door een ijzeren hek. Uit de verklaring van de getuige [getuige2] blijkt dat er in ieder geval vanaf 1984, maar mogelijk al eerder een houten hek stond op de door [ged.conv./eis.reconv.] aangeduide plaats. De getuige [getuige1], die als hovenier het hek in 2006 heeft vervangen, heeft verklaard dat hij het nieuwe hek zo heeft geplaatst dat de buitenzijde van de betonnen rand gelijk loopt met de houten palen die er eerder stonden. Dit is bevestigd door de getuige [getuige4] die destijds de besprekingen met de hovenier heeft gevoerd. Ook de getuige [getuige3] heeft verklaard dat het huidige ijzeren hek staat op de plaats waar eerder het houten hek stond. Er zijn geen verklaringen of bewijsstukken waaruit blijkt dat het hek vroeger op een andere plaats (verder van de oprit van [eis.conv./gedn.reconv.]) heeft gestaan. Het verwijt van [eis.conv./gedn.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv.] het hek in de richting van hun perceel zou hebben opgeschoven is daarmee weerlegd. Het enkele feit dat [ged.conv./eis.reconv.] daarnaast een hekje heeft geplaatst in de opening tussen het einde van het hek en de voorzijde van de garage van [eis.conv./gedn.reconv.] leidt niet tot een andere conclusie. Nu hiervoor reeds is overwogen dat [ged.conv./eis.reconv.] door verjaring rechthebbende is geworden ten aanzien van de strook grond langs de garage van [eis.conv./gedn.reconv.] is zij ook bevoegd deze strook met een hek af te sluiten. Aangezien [getuige3] en [ged.conv./eis.reconv.] zich steeds hebben gedragen als rechthebbende ten aanzien van hun voortuin zoals die door het hek werd begrensd, moet ook op dit punt worden geconcludeerd dat [ged.conv./eis.reconv.] door verjaring rechthebbende is geworden.
2.8. Op grond van het voorgaande zal de vordering van [eis.conv./gedn.reconv.] tot terugbrenging van het perceel in de oude staat worden afgewezen. In het tussenvonnis van 18 februari 2009 is reeds overwogen dat ook de vordering tot verplaatsing van het tuinhuis zal worden afgewezen.
2.9. [eis.conv./gedn.reconv.] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] worden begroot op:
- vast recht € 254,00
- getuigenkosten 420,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.482,00
in voorwaardelijke reconventie
2.10. De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.
2.11. Het instellen van een voorwaardelijke eis in reconventie is onder de gegeven omstandigheden een redelijke vorm van verdediging voor [ged.conv./eis.reconv.]. [eis.conv./gedn.reconv.] worden daarom ook in reconventie als in het ongelijk gestelde partij in de zin van art. 237 Rv beschouwd en zullen in de kosten van de procedure in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] worden begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat (2 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] tot op heden begroot op € 2.482,00,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4. veroordeelt [eis.conv./gedn.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] tot op heden begroot op € 452,00,
3.5. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010.