ECLI:NL:RBARN:2010:BL7610

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10.65
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsanering in het kader van de Faillissementswet

Op 25 februari 2010 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een verzoek om toepassing van de schuldsanering door verzoekster, die eerder al was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een nieuwe huurschuld had laten ontstaan, wat leidde tot de tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling. De rechtbank overwoog dat de nieuwe (huur)schuld niet aan verzoekster valt toe te rekenen, en dat de 'tenzij-bepaling' in de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet van toepassing is. Dit betekent dat, ondanks de eerdere beëindiging van de schuldsaneringsregeling, verzoekster opnieuw in aanmerking kan komen voor schuldsanering.

De rechtbank heeft het verzoekschrift, dat aan de wettelijke eisen voldeed, toegewezen. De rechter-commissaris en de bewindvoerder zijn benoemd, en de rechtbank heeft de bewindvoerder de opdracht gegeven om aan de schuldenaar gerichte brieven gedurende dertien maanden te openen. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op het geldende bedrag volgens de regelgeving. De uitspraak benadrukt het belang van de 'tenzij-bepaling' in de Faillissementswet, die in dit geval de mogelijkheid biedt voor verzoekster om opnieuw een schuldsaneringsregeling aan te vragen, ondanks de eerdere afwijzing.

De uitspraak is gedaan in het kader van een hoofdinsolventieprocedure, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van de Faillissementswet heeft toegepast. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
insolventienummer: 10.65 R / mj
nummer verklaring: -
uitspraakdatum: 25 februari 2010
toepassing schuldsaneringsregeling
[verzoekster], wonende te [adres],
verzoekster,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 25 februari 2010. Daarbij is verzoekster gehoord. Tevens waren ter terechtzitting de echtgenoot van verzoekster, de heer [naam echtgenoot], en de advocaat van verzoekster, mr. J.D. Vlastuin, aanwezig.
Verzoekster heeft al eerder een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling waarbij zij is gehoord ter terechtzitting van 8 juni 2009. Bij vonnis van 9 juni 2009 is verzoekster toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Bij vonnis van 15 december 2009 is de schuldsaneringsregeling van verzoekster tussentijds beëindigd omdat verzoekster een nieuwe huurschuld ad € 10.450,63 had laten ontstaan. Ten tijde van toelating was de huurovereenkomst van de bedrijfsruimte niet beëindigd. De huurovereenkomst is door de bewindvoerder, mr. Van Schravendijk bij brief van 26 juni 2009 opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. In genoemd vonnis heeft de rechtbank overwogen dat door een onjuiste interpretatie van de gegevens van de huurovereenkomst ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling door betrokkenen het beoogde resultaat van de schuldsaneringsregeling niet zou worden behaald, nu deze nieuwe schuld niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt en daarmee niet onder de “schone lei”. De rechtbank heeft tevens overwogen dat zij aannemelijk achtte dat een nieuw verzoek door verzoekster om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling op korte termijn kans van slagen heeft in verband met de “tenzij-bepaling” in de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d Faillissementswet.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
In een geval als dit bepaalt artikel 288 lid 2 sub d Faillissementswet dat het verzoek wordt afgewezen, indien de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder a of b of op grond van artikel 350, derde lid, onder d, om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting is verklaard, de “tenzij-bepaling” in de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d Faillissementswet van toepassing, nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat de nieuwe (huur)schuld niet aan verzoekster valt toe te rekenen.
Ten aanzien van verzoekster is voldaan aan het bepaalde in artikel 288 van de Faillissementswet, zodat het verzoek zal worden toegewezen.
Het betreft een hoofdinsolventieprocedure (art. 3 lid 1 IVO).
Beslissing
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geb.datum+plaats],
wonende te [adres];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. D.M.I. de Waele,
en tot bewindvoerder mr. A.O.C.A. van Schravendijk,
Postbus 76
6800 AB Arnhem;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven gedurende een termijn van dertien maanden;
- stelt bij wijze van voorschot, bij toereikend boedelactief, het salaris van de bewindvoerder vast op het op grond van artikel 2 van het Besluit salaris bewindvoerder schuldsaneringsregeling geldende bedrag.
Gewezen door mr. G.J. Meijer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.