ECLI:NL:RBARN:2010:BL6930
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijwaringsincident en niet-ontvankelijkheid van vordering in faillissement
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een vrijwaringsincident waarbij de eiseres in het incident, [ged.hfdz./eis.inc.], niet ontvankelijk is verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partij die in vrijwaring opgeroepen zou moeten worden, [naam partner], failliet is verklaard op 29 april 2008. Dit faillissement vormt een formeel beletsel voor het instellen van een vrijwaringsprocedure, aangezien volgens artikel 26 van de Faillissementswet rechtsvorderingen die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, gedurende het faillissement alleen door aanmelding ter verificatie kunnen worden ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat [ged.hfdz./eis.inc.] haar vordering op [naam partner] bij de curator moet aanmelden, en dat zij geen belang heeft bij haar incidentele vordering. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [ged.hfdz./eis.inc.] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Tevens is [ged.hfdz./eis.inc.] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 579,00. De beslissing is op 3 maart 2010 openbaar uitgesproken door mr. O. Nijhuis.