ECLI:NL:RBARN:2010:BL6872

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
195633
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlening van startfaciliteiten op vliegveld Terlet

In deze zaak vordert eiser, een ervaren zweef-/sportvlieger, dat gedaagde, de Stichting Belang Zweefvliegers Terlet, hem startfaciliteiten verleent op het vliegveld Terlet. Eiser stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij deze vordering, omdat het nieuwe vliegseizoen in maart/april aanvangt. Gedaagde heeft eiser eerder als deelnemer geweigerd, omdat hij zich volgens gedaagde niet houdt aan het veiligheidsprotocol en gevaarlijke situaties heeft veroorzaakt. Eiser betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij jarenlang gebruik heeft gemaakt van het vliegveld zonder problemen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eiser voldoende is aangetoond. De vordering tot het verlenen van startfaciliteiten is echter niet toewijsbaar op basis van het lidmaatschap van eiser, omdat zijn opzegging van het lidmaatschap niet zonder meer kan worden genegeerd. De rechter overweegt of gedaagde ook buiten het lidmaatschap om verplicht kan worden om startfaciliteiten te verlenen. Hierbij wordt opgemerkt dat gedaagde de enige vliegclub in de omgeving is die op doordeweekse dagen startfaciliteiten biedt.

De voorzieningenrechter concludeert dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn om eiser, die in de buurt van het vliegveld woont en geen andere opties heeft, een dagpas te weigeren. De rechter wijst de vordering tot het verlenen van startfaciliteiten toe, met de bepaling dat gedaagde een dwangsom verbeurt bij niet-naleving. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 23 februari 2010 door mr. S.H. Bokx-Boom.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 195633 / KG ZA 10-55
Vonnis in kort geding van 23 februari 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.H. Brouwer te Apeldoorn,
tegen
de stichting
STICHTING BELANG ZWEEFVLIEGERS TERLET,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. E.P.W. Korevaar te Apeldoorn.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijbehorende producties
- de door gedaagde overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de wijziging/aanvulling van eis
- de pleitnota van eiser
- de pleitnota van gedaagde.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gedaagde is een stichting die zich blijkens artikel 2, lid 1 van haar statuten ten doel stelt ‘het instandhouden van het zweefvliegen en andere luchtsporten op het vliegveld Terlet te Arnhem, het uitdragen van het nationale karakter van het vliegveld Terlet, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords’. Gedaagde tracht deze doelstelling onder meer te verwezenlijken door het sluiten van faciliteitafnamecontracten met aangesloten deelnemers, de organisatie van het veld en de ontplooiing van lier-, sleep- en motorzweefactiviteiten (artikel 2, lid 2 van de statuten).
2.2. Gedaagde is één van de gebruikers van het vliegveld Terlet en huurt van de exploitant van het vliegveld, de Stichting Nationaal Zweefvliegcentrum Terlet, een zogenaamde vliegstrip, ook wel aangeduid als L-strip. Gedaagde verleent op elke dag van de week op verzoek van haar deelnemers tegen afgifte van een dagpas start- en landingsfaciliteiten, zowel aan deelnemers met een van gedaagde gehuurd zweefvliegtuig als aan deelnemers met een eigen zweefvliegtuig.
2.3. Eiser is een ervaren zweef-/sportvlieger en beschikt over een eigen zweefvliegtuig. Hij maakt sinds 1967 regelmatig gebruik van het vliegveld Terlet en gold tot 2008 (al dan niet met tussenpozen) als een bij gedaagde aangesloten deelnemer in de zin van de statuten.
2.4. Omstreeks eind 2007 heeft eiser een brief aan gedaagde geschreven met de volgende inhoud: “Omdat ik nog geen transponder heb dit jaar (2008) wil ik hierbij mijn deelnemerschap van de SZT opzeggen
m.v.g.
[eiser]”.
2.5. Op of omstreeks 7 mei 2009 heeft eiser aan gedaagde verzocht om hem weer als deelnemer van gedaagde toe te laten/in te schrijven c.q. hem andermaal startfaciliteiten te verlenen. Dit verzoek heeft eiser op of omstreeks 19 juni en 30 september 2009 (bij brief van zijn advocaat) herhaald. Gedaagde heeft op die verzoeken telkens afwijzend beslist.
3. Het geschil
3.1. Eiser stelt zich op het standpunt dat gedaagde onrechtmatig jegens hem handelt door hem zonder deugdelijke grond of motivering als aangesloten deelnemer te weigeren en in het verlengde daarvan te weigeren met hem een faciliteitenafnamecontract te sluiten. In dat verband stelt eiser dat gedaagde de enige zweefvliegclub in de omtrek is die op doordeweekse dagen (waarop eiser uitsluitend in staat is te vliegen) startfaciliteiten verleent en in zoverre dus een monopolie-/machtspositie bezit die zij door haar weigering als voormeld misbruikt.
3.2. Op grond daarvan vordert eiser blijkens het petitum van de dagvaarding gedaagde te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:
a. te bevestigen dat eiser (weer) heeft te gelden als aangesloten deelnemer zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 van de statuten van gedaagde en vervolgens:
b. op verzoek van eiser met hem een faciliteitenafnamecontract, eveneens als bedoeld in die statuten, te sluiten, een en ander versterkt met een dwangsom.
Ter zitting heeft eiser - naar de voorzieningenrechter begrijpt - deze vordering zo uitgelegd dat eiser onder b. vordert gedaagde te veroordelen om - eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom - eiser, telkens wanneer hij daarom vraagt, startfaciliteiten - al dan niet op grond van een dagpas - te verlenen op de gebruikelijke voorwaarden teneinde eiser in staat te stellen op te stijgen en te landen op het vliegveld Terlet. Eiser stelt een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen te hebben, omdat het nieuwe vliegseizoen al in maart/april a.s. aanvangt.
3.3. Gedaagde voert verweer. Als reden voor haar weigering om eiser weer als deelnemer toe te laten en hem startfaciliteiten te verlenen heeft gedaagde aangevoerd dat eiser zich niet houdt aan het veiligheidsprotocol van gedaagde, doordat hij in het verleden bij herhaling gevaarlijke situaties zowel in de lucht als op de grond heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft eiser zich volgens gedaagde regelmatig negatief over gedaagde en haar bestuursleden uitgelaten en daarmee de grenzen van een kritisch deelnemer overschreden. Van gedaagde kan daarom niet worden gevergd dat zij eiser weer toelaat als deelnemer c.q. hem weer startfaciliteiten verschaft, aldus gedaagde.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen volgt voldoende uit de stellingen van eiser. Gedaagde heeft dit ook niet weersproken.
4.2. Voorop gesteld wordt dat de vordering onder 3.2.a. neerkomt op het geven van een verklaring voor recht omtrent een rechtsverhouding tussen partijen, waartoe de voorzieningenrechter in kort geding niet (zonder meer) bevoegd is. De vordering stuit reeds daarop af.
4.3. De onder 3.2.b. omschreven vordering van eiser tot het verlenen van startfaciliteiten is – naar de voorzieningenrechter begrijpt – gebaseerd ofwel op eisers deelnemerschap van gedaagde ofwel op een aan de zijde van gedaagde bestaande verplichting om (telkens) aan eiser op zijn verzoek een dagpas te verstrekken voor een bepaalde, door eiser gekozen vliegdag. In het licht van de onder 2.4. weergegeven opzegging van het lidmaatschap van eiser - wat daarvan ook precies de strekking is
geweest - kan in dit kort geding niet zonder meer ervan worden uitgegaan dat eiser op dit moment als een aangesloten deelnemer van gedaagde moet worden aangemerkt.
Op die grondslag is de vordering dus niet toewijsbaar. De vraag is dan of gedaagde ook buiten een eventueel deelnemerschap van eiser om kan worden verplicht om aan eiser (telkens) op zijn verzoek startfaciliteiten op grond van een dagpas voor een bepaalde vliegdag te verstrekken. Voor de beantwoording van deze vraag is het volgende van belang.
4.4. De belangrijkste reden van gedaagde om eiser startfaciliteiten op basis van een dagpas te onthouden, is gelegen in het feit dat eiser zich niet houdt aan het veiligheidsprotocol van gedaagde, in het bijzonder doordat hij meer dan eens met zijn zweefvliegtuig gevaarzettende situaties in de lucht en op de grond heeft veroorzaakt. Gedaagde heeft daarbij met name gewezen op een tweetal incidenten die zich in 2005 en/of 2006 hebben voorgedaan, waarbij eiser in verboden gebied en/of tegen het verkeer in zou hebben gevlogen en op de grond enige tijd de start-/lierbaan zou hebben geblokkeerd.
Eiser heeft uitdrukkelijk betwist dat die incidenten aan hem te wijten zijn geweest en voorts verklaard dat die beschuldigingen inmiddels door gedaagde zijn ingetrokken.
In het midden kan blijven wie van partijen hierin gelijk heeft. Vast staat dat die incidenten geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden en dat eiser daarna nog op Terlet heeft gevlogen zonder dat zich daarbij problemen/incidenten hebben voorgedaan, althans daarvan is niet gebleken. Tevens is als niet althans onvoldoende weersproken komen vast te staan dat gedaagde de enige vliegclub in de omgeving is die ook op doordeweekse dagen startfaciliteiten aan zweefvliegers verleent.
In zoverre kan inderdaad worden gesproken van een monopoliepositie van gedaagde.
Nu eiser onweersproken heeft gesteld dat normaal gesproken niemand een dagpas door gedaagde wordt geweigerd, moet het voorshands in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden geoordeeld dat eiser, die al jarenlang sport- en beroepsvlieger is, in de buurt van het vliegveld Terlet woonachtig is en nergens anders in de omtrek op doordeweekse dagen terecht kan, wel een dagpas wordt onthouden.
Die maatstaven vormen in dit geval naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende rechtvaardiging voor de beperking van de contractvrijheid van gedaagde.
Het voorgaande zal mogelijk anders kunnen zijn, indien eiser zich niet zou houden aan het veiligheidsprotocol van gedaagde. Daarnaast merkt de voorzieningenrechter nog op dat van eiser, die immers zelf stelt dat hij enkel een paar maal per jaar vanaf vliegveld Terlet wil starten en voor het overige geen behoefte heeft om betrokken te zijn bij gedaagde, mag worden verwacht dat hij zich niet onnodig negatief/laatdunkend over gedaagde of haar bestuur uitlaat via media, website of anderszins.
4.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van eiser onder 3.2.b. toewijsbaar is als volgt, waarbij aanleiding bestaat om het totaal van de (eventueel) te verbeuren dwangsommen aan een maximum te binden.
4.6. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt gedaagde om aan eiser (telkens) op zijn verzoek startfaciliteiten te verlenen op de gebruikelijke voorwaarden door het verstrekken van een dagpas, teneinde eiser in staat te stellen op te stijgen en te landen op het vliegveld Terlet,
5.2. bepaalt dat gedaagde voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan eiser een dwangsom verbeurt van € 500,--, tot een maximum van € 25.000,--,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 23 februari 2010.