zaaknummer / rolnummer: 195383 / KG ZA 10-39
Vonnis in kort geding van 26 januari 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAND- EN DAKPRODUCTEN B.V.,
tevens h.o.d.n. WÉDÉFLEX DUURZAME DAKSYSTEMEN,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. L.E.J. Jonker te ‘s-Hertogenbosch,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AABO TRADING COMPANY B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. van de Kamp te Huissen.
Partijen zullen hierna Wédéflex en Aabo Trading genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Wédéflex
- de pleitnota van Aabo Trading.
1.2. In verband met de spoedeisendheid is op 26 januari 2010 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunen, worden hieronder weergegeven.
2. De feiten
2.1. Wédéflex en Aabo Trading zijn beide in de dakenbranche actief als aanbieders van bitumen dakbedekkingsmateriaal.
2.2. Wédeflex is houder van het Benelux woordmerk ‘D4’, met inschrijvingsnummer 0504049 en registratiedatum 19 september 1991, dat is ingeschreven voor waren en diensten in
- klasse 17 Guttapercha, rubber, balata en vervangingsmiddelen daarvoor en daaruit
vervaardigde waren voor zover niet begrepen in andere klassen; plastics als halffabrikaten in blad-, plaat en staafvorm; dichtings-, pakking- en isolatiemateriaal; asbest, mica en daaruit vervaardigde waren voor zover niet begrepen in andere klassen; niet-metalen buigzame buizen), en
- klasse 19 Bouwmaterialen, niet van metaal; asfalt, pek en bitumen; dakbedekkings-materialen, niet van metaal.
2.3. Voorts is Wédéflex houder van het Benelux woordmerk ‘Wédéflex D4 Firestop’ met inschrijvingsnummer 0532676 en registratiedatum 10 mei 1993, dat onder andere is ingeschreven voor waren en diensten in
- klasse 17 Rubber, guttapercha, gummi, asbest, mica en hieruit vervaardigde produkten voor zover niet begrepen in andere klassen; halfbewerkte plastic produkten; dichtings-, pakking en isolatiemateriaal; niet-metalen buigzame buizen.
- klasse 19 Bouwmaterialen, niet van metaal; onbuigzame buizen, niet van metaal, voor de bouw; asfalt, pek en bitumen; verplaatsbare constructies, niet van metaal; monumenten, niet van metaal; brandwerende dakbedekkingen, niet van metaal.
2.4. Van 27 tot en met 29 januari 2010 vindt in de Evenementenhal te Gorinchem
‘Dak Event 2010’ plaats, een vakbeurs voor de dakenbranche.
2.5. In publicaties van december 2009 staat dat Aabo Trading tijdens Dak Event 2010 een nieuwe bitumen toplaag zal lanceren, onder de naam ‘Aabiflex D4’.
2.6. Bij brief van 15 januari 2010 van haar advocaat heeft Wédéflex Aabo Trading gesommeerd om geen producten onder de naam Aabiflex D4 aan te bieden. In reactie daarop heeft Aabo Trading bericht dat zij niet zal voldoen aan de sommatie.
3.1. Wédéflex vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. Aabo Trading te veroordelen:
a. onmiddellijk het (laten) vervaardigen, in voorraad houden, te koop aanbieden, verkopen, produceren, of op andere wijze gebruiken of verspreiden van producten - door haar zelf én door al haar dochtermaatschappijen en nevenvestigingen - voorzien van het teken D4, of een daarmee overeenstemmend teken, te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, en derhalve de inbreuk op de merkrechten van, en het onrechtmatig handelen jegens, Wédéflex te (doen) staken;
b. binnen vijf werkdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis een volledige en door een registeraccountant gecertificeerde, schriftelijke opgave aan Wédéflex te doen toekomen, vergezeld van alle documenten ter staving van die opgave, waaronder orders, orderbevestigingen, facturen en afschriften van andere in- en verkoopbescheiden, van alle navolgende gegevens:
- de hoeveelheid (I) geproduceerde, (II) ingekochte en (III)
verkochte litigieuze producten; en
- de totale hoeveelheid litigieuze producten die Aabo Trading dan
wel andere voor of namens Aabo Trading in voorraad; en
- de totale hoeveelheid reclame- en verpakkingsmateriaal met
betrekking tot de litigieuze producten die Aabo trading, dan wel
andere voor of namens Aabo Trading, in voorraad hebben;
c. binnen vijf werkdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis bij alle ondernemingen waar de inbreukmakende producten en daarop betrekking hebbend reclame- en verpakkingsmateriaal nog voorradig zijn, deze producten en reclame- en verpakkingsmateriaal te (doen) terughalen, en ter zake (telkens) binnen vijf werkdagen na retournamen aan Wédéflex een accurate schriftelijke opgave te doen van de hoeveelheid producten en reclame- en verpakkingsmateriaal gerangschikt per afzetpunt waar deze zijn teruggenomen;
d. binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis alle inbreukmakende producten en daarop betrekking hebben reclame- en verpakkingsmateriaal die Aabo trading nog in voorraad heeft – alsmede de door Aabo Trading retour te ontvangen/nemen producten – binnen vijf werkdagen na ontvangst/terugname ervan op eigen kosten te zullen (doen) vernietigen, en daarvan telkens binnen twee dagen na de vernietiging een door een deurwaarder opgesteld proces-verbaal van constatering, gespecificeerd naar aantal en soort, te verschaffen aan Wédéflex;
al het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding door Aabo Trading van het ten deze te geven gebod, vermeerder met € 10.000,00 voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt;
2. Aabo Trading te veroordeling tot betaling van de volledige proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis en voor het geval betaling daarvan niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf die termijn, alsmede te vermeerderen met de nakosten als bedoeld in het liquidatietarief Rechtbanken en Gerechtshoven;
3. de termijn van artikel 1019i Rv voor het instellen van de eis in de hoofdzaak te bepalen op zes maanden na het ten dezen te wijzen vonnis.
3.2. Wédéflex legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Aabo Trading inbreuk maakt op haar merkenrechten, door bitumen dakbanen aan te bieden onder de naam Aabiflex D4. Wédéflex beroept zich in dat kader op artikel 2.20 lid 1 sub a, b, c en d Beneluxverdrag intellectuele eigendom (BVIE). Ook voert Wédéflex aan dat Aabo Trading jegens haar onrechtmatig handelt, ex artikel 6:162 BW, door zonder recht of reden te profiteren van de bekendheid van de merken van Wédéflex en aan te haken bij haar bedrijfsdebiet.
Voor de spoedeisendheid van de vorderingen wijst Wédéflex op de aangekondigde introductie van Aabiflex D4 op Dak Event 2010.
3.3. Aabo Trading voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van de vorderingen vloeit voort uit het bepaalde in artikel 4.6 lid 1 BVIE.
4.2. Het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt uit de stellingen van Wédéflex.
4.3. Als verweer voert Aabo Trading aan dat in een bodemprocedure de rechten van Wédéflex op het merk D4 vervallen zullen worden verklaard omdat Wédéflex geen normaal gebruik maakt van het merk. Aabo Trading stelt daartoe dat Wédéflex geen producten aanbiedt onder de naam D4.
4.4. Dit verweer slaagt niet. Weliswaar volgt uit het door Aabo Trading overgelegde productoverzicht van Wédéflex dat D4 als zodanig niet als productnaam wordt gebruikt,
zo hebben producten van Wédeflex namen als Leaflet Wédéflex D4 en Leaflet Wédéflex D4 No Roots, maar dat wil niet zeggen dat Wédéflex geen normaal gebruik maakt van het merk D4. Van een normaal gebruik van een merk als bedoeld in artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE, welk artikel ziet op verval van het recht op een merk als van dat merk geen normaal gebruik wordt gemaakt, kan ook sprake zijn als het gebruik afwijkt van de inschrijving, tenzij het onderscheidend kenmerk van het merk wordt gewijzigd (vgl. HR 20 november 1992, NJ 1994, 388, BIE 1994, p. 20, IER 1993, p. 15 (Dunhill) en BenGH 16 december 1994, NJ 1996, 34, BIE 1995, p. 246 (Michelin)). Het woordmerk D4 komt in zijn geheel, dus ongewijzigd, in diverse productnamen van Wédéflex voor. Daarom maakt het niet uit dat die productnamen uit meer elementen bestaan dan alleen het woordmerk D4. Het is dan ook niet aannemelijk dat in een bodemprocedure een vordering tot vervallenverklaring van het merk D4 toegewezen zal worden.
4.5. Als verweer voert Aabo Trading B.V. ook aan dat zij op grond van artikel 2.28
lid 1 sub c BVIE de nietigheid kan inroepen van het merk D4 omdat D4 een kwaliteitsaanduiding is met betrekking tot de begaanbaarheid, slagkracht, isolatie en verlijming, aldus Aabo Trading. Daarbij stelt zij dat D4 de Amerikaanse standaard is voor het bepalen van het bitumengehalte en dat het de aanduiding is van een soort woning of appartemententype. Ten slotte stelt ze dat het component D4 in een productnaam van Wédéflex aangeeft dat het desbetreffende product een dikte heeft van 4 mm.
4.6. Wédéflex betwist dat D4 een aanduiding is voor bepaalde kwaliteiten of andere kenmerken van bitumen dakbedekkingsbanen. Zij stelt daartoe dat de Nationale beoordelingsrichtlijn ‘voor baanvormige dakbedekkingssystemen’ (BRL 1511) van INTRON Certificatie B.V. en KIWA N.V. in artikel 4.4 klassen kent voor begaanbaarheid, aangeduid met R1 tot en met 4. D4 is dus geen begaanbaarheidsklasse, aldus Wédéflex.
In dat verband wijst zij ook naar artikel 2.4 van de Nationale beoordelingsrichtlijn ‘voor thermische isolatie voor platte of hellende daken op een onderconstructie in combinatie met een gesloten dakbedekkingssysteem’ (BRL 1309) van INTRON Certificatie B.V. en KIWA N.V. waarin de begaanbaarheidsklassen met alleen een letter worden aangeduid, A tot en met D. Daarbij ziet BRL 1309 niet op het dakbedekkingsmateriaal zelf, aldus Wédéflex. Volgens haar kan om die reden uit BRL 1309 ook niet volgen dat D4 een aanduiding is voor de isolatiewaarde van een bitumen dakbaan. Dat D4 de hoogste klassering weergeeft met betrekking tot de slagweerstand, wordt door Wédéflex op zichzelf wel erkend, maar volgens Wédéflex kan het niet slaan op de slagweerstand van haar producten omdat bitumen daken die hoogste klasse niet kunnen halen. Wédéflex heeft daartoe een verklaring van 22 januari 2010 overgelegd van BDA Keuringsinstituut B.V. In die verklaring staat dat het keuringsinstituut ruim dertig jaar ervaring heeft met het onderzoeken en testen van bitumen dakbanen van bijna alle (internationale) fabrikanten en dat het instituut niet bekend is met bitumen dakbanen die op het gebied van slagweerstand klasse D4 behalen.
Volgens Wédéflex staat D4 ook niet voor een dikte van 4 mm. Zij doet daarvoor onder meer een beroep op de productspecificaties van Wédeflex D4, waarin staat dat Wédéflex D4 een dikte kan hebben van 3, 4 en 5 mm.
4.7. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van Wédéflex heeft Aabo Trading haar stellingen over begaanbaarheids-, slagweerkracht- en isolatieaanduidingen onvoldoende onderbouwd. Dat D4 de Amerikaanse standaard is voor het bepalen van het bitumengehalte en dat het de aanduiding is van een soort woning of appartemententype, zijn stellingen die Aabo Trading in het geheel niet nader heeft uitgewerkt en onderbouwd. Wédéflex kon ten aanzien daarvan dan ook volstaan met een blote betwisting. Dit alles leidt ertoe dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat D4 een vaste eenduidige aanduiding is van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of tijdstip van vervaardiging of van een ander kenmerk van de waren in de zin van artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE. Daardoor kan in dit kort geding niet worden aangenomen dat het merk D4 in een bodemprocedure nietig zal worden verklaard.
4.8. Aan het vorenstaande doet niet af dat de verklaring van BDA Keuringsinstituut B.V. over de slagweerstand pas in de middag van vrijdag 22 januari 2010 is ontvangen door Aabo Trading. Aabo Trading heeft betoogd dat de verklaring buiten beschouwing moet blijven omdat tussen de ontvangst door haar van die verklaring en de mondelinge behandeling in dit kort geding op maandag 25 januari 2010 minder dan één werkdag heeft gezeten. Aabo Trading kan daarin niet worden gevolgd omdat het hier door de aanvangsdatum van Dak Event 2010 om een zaak gaat waarvoor ook Wédéflex maar een korte voorbereidingstijd had. Daarbij heeft Wédéflex de verklaring, gelet op de datum ervan, vrijwel meteen doen toekomen aan de wederpartij.
beperking uitsluitend recht
4.9. Het voorgaande brengt tevens mee dat het beroep van Aabo Trading op artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE niet slaagt.
beschermingsomvang
4.10. Nu uit het hiervoor overwogene volgt dat in dit kort geding D4 beschouwd moet worden als een geldig ingeschreven woordmerk, heeft te gelden dat Wédéflex als houder ervan een uitsluitend recht heeft op het merk D4. Op grond daarvan kan zij iedere derde die niet haar toestemming hiervoor heeft verkregen, het gebruik van een teken verbieden wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk (artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE).
4.11. Aabo Trading wil tijdens Dak Event 2010 onder de naam Aabiflex D4 een volgens haar nieuw type bitumen dakbaan lanceren. Uit al het vorenstaande volgt dus dat Aabo Trading Aabiflex D4 in het economisch verkeer gaat gebruiken voor dezelfde of soortgelijke waren als waarvoor Wédéflex het merk D4 heeft ingeschreven. Niet in geschil is dat Aabo Trading daarvoor geen toestemming heeft van Wédéflex.
4.12. De vraag is of de productnaam Aabiflex D4 overeenstemt met het woordmerk D4.
Daarvan is sprake wanneer er visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenis is tussen de productnaam en het woordmerk, waarbij gelijkenis in één van de hier genoemde opzichten voldoende kan zijn om overeenstemming aan te nemen. Bij de beoordeling van de gelijkenis dient acht te worden geslagen op de totaalindruk die wordt opgeroepen en voorts moet meer gewicht worden toegekend aan de punten van overeenstemming dan die van verschil (vgl. HvJ 22 juni 1991, NJ 2000 375, IER 1999, p. 214 (Lloyd/ Loint’s) en HR 16 april 1999, IER 1999, p.161 (Bigott-Batco/Doucal)). De voorzieningenrechter oordeelt op grond hiervan dat er sprake is van overeenstemming tussen de productnaam Aabiflex D4 en het woordmerk D4, nu het gedeelte D4 in de naam Aabiflex D4 visueel en auditief overeenstemt met het woordmerk D4.
4.13. Vervolgens ligt de vraag voor of die overeenstemming leidt tot verwarringsgevaar, inhoudende het gevaar voor associatie, in die zin dat het publiek kan menen dat bitumen dakbanen met de naam Aabiflex D4 en andere bitumen dakbanen die D4 in hun naam hebben uit dezelfde of met elkaar verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Daarbij heeft te gelden dat het verwarringsgevaar des te groter zal zijn, naarmate het oudere merk een grotere onderscheidende kracht heeft, bijvoorbeeld door bekendheid bij het publiek
(vgl. HvJ 11 november 1997, BIE 1998, p. 64, IER 1997, p. 230 (Puma/Sabel) en HvJ 29 september 1998, NJ 1999, 393, IER 1998, p. 265 (Canon/Cannon)).
4.14. Wédéflex stelt in dat kader dat D4 een bekend merk is in de branche. Zij heeft daartoe een verklaring overgelegd van 21 januari 2010 van Tectum, stichting voor dakvakmanschap. Daarin staat dat ongeveer 80% van de bedrijven werkzaam in de dakenbranche weet dat met de merknaam D4 één van de merknamen van Wédéflex wordt bedoeld. Voorts heeft Wédéflex een verklaring van 21 januari 2010 overgelegd van PRC B.V. onderdeel van Arcadis. In die verklaring noemt PRC B.V. zich een onafhankelijk en multidisciplinair advies bureau in (onder meer) de bouw. Ook in die verklaring staat dat D4 een bekende naam is en dat mensen uit de dakenbranche of die veel met bitumineuze dakafwerkingen te maken hebben, weten dat wanneer gesproken wordt over een afwerking met D4, het een dakbedekkingsproduct betreft van Wédéflex. Verder heeft Wédéflex in dit verband een verklaring in het geding gebracht van 22 januari 2010 van raadgevend ingenieursbureau BDA Advies B.V. waarin staat dat D4 als merk van Wédéflex niet alleen bekend is bij het directe dealernetwerk van Wédéflex maar ook bij een groot deel van de dakenbranche en dat, voor zover haar bekend, D4 niet gerelateerd is aan andere bitumen dakbanen.
4.15. Nu Aabo Trading geen verklaringen van derden in het geding heeft gebracht waaruit het tegendeel kan worden opgemaakt, kan in dit kort geding op basis van de genoemde verklaringen die Wédéflex heeft overgelegd, worden aangenomen dat D4 in de branche een dusdanig bekend merk van Wédéflex is, dat het gevaar bestaat dat Aabiflex D4 gekoppeld wordt aan de bitumen dakbanen van Wédéflex die ook D4 in de naam hebben. Het verweer van Aabo Trading dat ook op deze verklaringen geen acht mag worden geslagen omdat ze te laat in het geding zijn gebracht, wordt verworpen op grond van het hiervoor onder 4.8. overwogene.
4.16. De slotsom is dat Wédéflex met een beroep op haar woordmerk D4 op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE Aabo Trading kan verbieden om onder de naam Aabiflex D4 bitumen dakbanen aan te bieden. Op die grond zullen de vorderingen dan ook worden toegewezen. Daarbij zal om redenen van proportionaliteit de vordering tot vernietiging van inbreukmakende producten beperkt worden toegewezen, in die zin dat producten die inbreuk maken op het uitsluitende recht van Wédéflex op het merk D4 slechts vernietigd hoeven te worden voor zover die niet te scheiden zijn van verpakkingsmateriaal dat inbreuk maakt op dat merk. Ambtshalve zullen enkele van de gevorderde termijnen waarbinnen de te geven geboden opgevolgd kunnen worden zonder een dwangsom te verbeuren, enigszins worden verlengd en zullen de dwangsommen worden beperkt, één en ander zoals hierna vermeld.
4.17. In verband met het bovenstaande kunnen de overige door Wédéflex aangevoerde grondslagen verder onbesproken blijven.
4.18. Aabo Trading zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vorderingen toegewezen zullen worden op grond van het merkenrecht,
is de regeling van artikel 1019h Rv van toepassing. Op basis daarvan kunnen de werkelijk gemaakte proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
4.19. Wédéflex heeft aangevoerd dat haar advocaatkosten tot de datum van de mondelinge behandeling € 8.851,00 hebben bedragen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een kostenoverzicht in het geding gebracht. Als de kosten die samenhangen met het bijwonen van de zitting daarbij worden geteld, schat Wédéflex haar totale advocaatkosten met betrekking tot deze procedure op € 11.500,00.
4.20. Evenwel zullen op grond van de indicatietarieven in IE-zaken de toe te wijzen advocaatkosten worden gemaximeerd tot € 6.000,00 nu het onderhavige kort geding heeft te gelden als een gewoon kort geding. De kosten aan de zijde van Wédéflex, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten als hierna vermeld, worden dan ook begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 6.000,00
Totaal € 6.335,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Aabo Trading onmiddellijk het (doen) vervaardigen, in voorraad houden, te koop aanbieden, verkopen, produceren, of op andere wijze gebruiken of verspreiden van producten - door haar zelf en door al haar dochtermaatschappijen en nevenvestigingen - voorzien van het teken D4, te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, en derhalve de inbreuk op de merkrechten van Wédéflex te (doen) staken,
5.2. gebiedt Aabo Trading binnen vijftien werkdagen na betekening van dit vonnis een volledige en door een registeraccountant gecertificeerde, schriftelijke opgave aan Wédéflex te doen toekomen, vergezeld van alle documenten ter staving van die opgave, waaronder orders, orderbevestigingen, facturen en afschriften van andere in- en verkoopbescheiden, van alle navolgende gegevens:
- de hoeveeelheid (I) geproduceerde, (II) ingekochte en (III) verkochte litigieuze producten,
en
- de totale hoeveelheid litigieuze producten die Aabo Trading dan wel andere voor of
namens Aabo Trading in voorraad hebben, en
- de totale hoeveelheid reclame- en verpakkingsmateriaal met betrekking tot de litigieuze
producten die Aabo Trading, dan wel andere voor of namens Aabo Trading, in voorraad
hebben,
5.3. gebiedt Aabo Trading binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis bij alle ondernemingen waar de inbreukmakende producten en daarop betrekking hebbend reclame- en verpakkingsmateriaal nog voorradig zijn, deze producten en reclame- en verpakkingsmateriaal te (doen) terughalen, en ter zake (telkens) binnen vijf werkdagen na retourname aan Wédéflex een accurate schriftelijk opgave te doen van de hoeveelheid producten en reclame- en verpakkingsmateriaal gerangschikt per afzetpunt waar deze zijn teruggenomen,
5.4. gebiedt Aabo Trading binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis al het reclame- en verpakkingsmateriaal waarop het inbreukmakende teken voorkomt en alle producten voor zover die niet te scheiden zijn van het inbreukmakende verpakkingsmateriaal, die Aabo Trading nog in voorraad heeft, op eigen kosten te (doen) vernietigen en daarvan binnen twee werkdagen na vernietiging een door een deurwaarder opgesteld proces-verbaal van constatering, gespecificeerd naar aantal en soort, te verschaffen aan Wédéflex,
5.5. gebiedt Aabo Trading binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis al het reclame- en verpakkingsmateriaal waarop het inbreukmakende teken voorkomt en alle producten voor zover die niet te scheiden zijn van het inbreukmakende verpakkingsmateriaal, telkens binnen vijf dagen na ontvangst/terugname ervan, op eigen kosten te (doen) vernietigen en daarvan telkens binnen twee werkdagen na vernietiging een door een deurwaarder opgesteld proces-verbaal van constatering, gespecificeerd naar aantal en soort, te verschaffen aan Wédéflex,
5.6. bepaalt dat Aabo Trading voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van bovenstaande geboden, een dwangsom aan Wédéflex verbeurt van € 50.000,00, vermeerderd met € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 250.000,00,
5.7. bepaalt de termijn waarbinnen op grond van artikel 1019 i Rv een bodemprocedure aanhangig gemaakt dient te worden op zes maanden vanaf heden,
5.8. veroordeelt Aabo Trading in de proceskosten, aan de zijde van Wédéflex tot op heden begroot op € 6.335,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, alsmede te vermeerderen met de nakosten, die forfaitar worden berekend op € 131,00 als dit vonnis niet wordt betekend, te verhogen met € 68,00 voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden,
5.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 26 januari 2010. De feiten en de motivering waarop de beslissing is gebaseerd, zijn afzonderlijk vastgelegd op 9 februari 2010.