In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 23 maart 2010 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit bezitten. De vrouw heeft op 21 januari 2010 een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding, waarbij de man geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is, omdat de vrouw in het arrondissement woont.
De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om het huurrecht van de woning waar zij verblijft aan haar toe te scheiden, evenals het huurrecht van de woning van de man. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarbij is bepaald dat de vrouw huurder zal zijn van de woning aan [adres] en de man huurder van de woning aan [adres].
Daarnaast heeft de vrouw verzocht om de inboedelgoederen in de woning toe te scheiden aan de persoon die in de woning verblijft, en om de schulden die door de man zijn gemaakt aan hem toe te wijzen, en eventuele schulden van de vrouw aan haar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen plaats is voor het vaststellen van de (wijze van) verdeling van de huwelijksgemeenschap, aangezien de man zich niet heeft verzet tegen de door de vrouw voorgestelde verdeling.
De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de verzoeken van de vrouw toegewezen, met uitzondering van het verzoek tot vaststelling van de (wijze van) verdeling. De beschikking is gegeven door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.