In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] Inc., vertegenwoordigd door haar directeur-grootaandeelhouder [A], en de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland. De zaak betreft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2003 tot en met 2005, waarbij de Belastingdienst een bedrag van € 78.916 aan naheffing, € 39.458 aan boete en € 14.279 aan heffingsrente heeft opgelegd. De naheffingsaanslag is voortgekomen uit een boekenonderzoek dat heeft plaatsgevonden bij [X] Inc., waaruit bleek dat de administratie niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank heeft vastgesteld dat de administratie van eiseres gebreken vertoonde, waardoor de bewijslast is omgekeerd. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de door de Belastingdienst opgelegde correcties te hoog waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de boete, die is gebaseerd op opzet, passend en geboden is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.