ECLI:NL:RBARN:2009:BO9508

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/3326
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zelfstandigenaftrek voor firmant installatiebedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een firmant van een installatiebedrijf, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een navorderingsaanslag ontvangen voor het jaar 2002, waarbij de inspecteur de zelfstandigenaftrek had afgewezen op basis van de werkzaamheden die eiseres verrichtte. De inspecteur stelde dat de werkzaamheden van eiseres van ondersteunende aard waren en dat zij niet voldeed aan het urencriterium van 1.225 uren per jaar, zoals vastgelegd in de Wet Inkomstenbelasting 2001.

Eiseres voerde aan dat zij substantieel bijdroeg aan de onderneming door zelfstandig offertes op te stellen en inkoopactiviteiten te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres verrichte werkzaamheden, zoals het uitbrengen van offertes en het inkopen van materialen, niet als ondersteunend konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiseres aan het urencriterium voldeed en dat zij recht had op de zelfstandigenaftrek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verlaagde de belastingaanslag tot een belastbaar inkomen van € 12.147. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden.

De rechtbank benadrukte dat eiseres voldoende bewijs had geleverd dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk ondersteunend waren en dat zij daadwerkelijk invloed uitoefende op de winstmarge van de onderneming. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de kwalificatie van werkzaamheden voor de zelfstandigenaftrek en de toepassing van het urencriterium in de fiscale praktijk.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/3326
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
18 juni 2009
inzake
[X], wonende te [Z],
eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Zwolle,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.27) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.882.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 juni 2008 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 17 juli 2008, ontvangen bij de rechtbank op 21 juli 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2009. Namens eiseres is verschenen drs. [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde]. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de wederpartij en aan de rechtbank.
2. Feiten
Eiseres drijft samen met haar echtgenoot in de vorm van een vennootschap onder firma een onderneming, V.O.F. [A] (hierna: het installatiebedrijf).
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een installatiebedrijf. Er zijn geen werknemers in dienst.
Eiseres heeft in het onderhavige jaar 34 uren per week besteed aan de onderneming. Haar echtgenoot 60,5 uren per week. Deze uren zijn in bijlage 11 bij het beroepschrift als volgt gespecificeerd:
‘(…)
Werkzaamheden Uren per week
vrouw man
Eerste contacten met potentiële klanten 3,5
Technische inventarisatie bij klant 4,0
Uitbrengen offerte 8,0 0,5
Planning werkzaamheden 3,0
Inkopen ten behoeve van uitvoering order 7,5
Magazijnbeheer incl. afhalen/wegbrengen 4,5
Uitvoering werkzaamheden 55,0
Facturering 3,0
Administratie 4,0
Schoonmaken/opruimen 0,5 1,0
Totaal 34,0 60,5
Totaal aantal uren besteed 94,5
Aandeel vrouw procentueel 36%
Aandeel man procentueel 64%’
Het ondernemerschap en het aantal gewerkte uren is niet in geschil.
Op 16 oktober 2007 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij het installatiebedrijf. In een rapport van
24 januari 2008 heeft verweerder de gevolgen voor eiseres vastgelegd naar aanleiding van de bevindingen van voornoemd onderzoek bij het installatiebedrijf.
Verweerder neemt in dit rapport het standpunt in dat de werkzaamheden die eiseres verricht voor het installatiebedrijf van ondersteunende aard zijn. Voorts wordt in het rapport vermeld dat het niet aannemelijk is dat het installatiebedrijf onder dezelfde voorwaarden met een derde zou zijn aangegaan. In het rapport wordt geconcludeerd dat bij het opleggen van de aanslag ten onrechte zelfstandigenaftrek is verleend tot een bedrag van € 6.735.
Verweerder heeft vervolgens dienovereenkomstig een navorderingsaanslag opgelegd.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek.
4. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 3.76, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001 wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:
a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of
b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onderdeel a, van genoemd artikel 3.6 komen voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, niet in aanmerking werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk (dat wil zeggen voor 70% of meer) van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in het onderhavige jaar ten minste 1.225 uren besteed heeft aan werkzaamheden voor de v.o.f. Evenmin is in geschil dat eiseres en haar echtgenoot verbonden personen zijn in de zin van artikel 3.6 van de Wet IB 2001.
De rechtbank stelt voorop dat op eiseres de bewijslast rust dat de door haar verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet IB 2001 in aanmerking kunnen worden genomen.
De door eiseres verrichte werkzaamheden zijn door haar gespecificeerd. Deze specificatie wordt door verweerder niet betwist, enkel de kwalificatie of deze werkzaamheden al dan niet als ondersteunend moeten worden aangemerkt.
De hoofdactiviteit van het samenwerkingsverband bestaat uit het uitoefenen van een installatiebedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank moeten tot deze hoofdactiviteit niet alleen worden gerekend de feitelijke installatiewerkzaamheden, maar ook inkoop- en binnendienstwerkzaamheden. Dat wil zeggen die activiteiten die rechtstreeks dienstbaar zijn aan de behaalde omzet. Deze activiteiten zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van ondersteunende aard in de zin van artikel 3.6, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001.
Eiseres heeft van het door haar verstrekte overzicht de volgende werkzaamheden als niet-ondersteunend aangemerkt:
- eerste contacten met potentiële klanten;
- uitbrengen offerte;
- planning werkzaamheden;
- inkopen ten behoeve van uitvoering order;
- magazijnbeheer incl. afhalen/wegbrengen.
In hetzelfde overzicht heeft eiseres de volgende werkzaamheden als ondersteunend aangemerkt:
- facturering;
- administratie;
- schoonmaken/opruimen.
Eiseres heeft in de stukken en ter zitting tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zelfstandig offertes opmaakt voor relatief eenvoudige installatiewerkzaamheden, en aan de hand van een technische inventarisatie bij de klant door haar echtgenoot voor complexere installatiewerkzaamheden en dat zij deze offertes vervolgens zelfstandig met de klanten bespreekt. De rechtbank acht voorts aannemelijk dat zij daarbij, gelet op haar 15 jaren ervaring, in staat is het aantal manuren te berekenen dat behoort bij de diverse te verrichten installatiewerkzaamheden. De rechtbank ziet deze handelswijze bevestigd in de door eiseres overgelegde offerte met aanbiedingsbrief. Deze brief is door eiseres zelf ondertekend, waaruit blijkt dat zij de contactpersoon is voor de klanten om de betreffende offerte te bespreken. Eiseres stelt derhalve terecht dat zij door haar offertewerkzaamheden rechtstreeks invloed uitoefent op de winstmarge die bij bepaalde installatiewerkzaamheden wordt behaald. In het verlengde daarvan acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres de inkopen ten behoeve van het uitvoeren van orders zelfstandig verricht en afwikkelt met klanten. Dat zij daarbij slechts gebruik maakt van een beperkt aantal leveranciers, doet niet af aan de geloofwaardigheid van haar stelling dat zij op basis van haar ervaring weet bij welke leverancier welke onderdelen het best – en dus het goedkoopst – kunnen worden ingekocht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de in het overzicht genoemde werkzaamheden “uitbrengen offerte” en “inkopen ten behoeve van uitvoering order” zijn aan te merken als werkzaamheden van niet ondersteunende aard.
De rechtbank acht daarnaast aannemelijk het aantal uren dat eiseres stelt wekelijks aan de hiervoor genoemde werkzaamheden te besteden. Daarbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking de niet betwiste stelling van eiseres dat slechts een deel van de opgestelde offertes tot een daadwerkelijke installatie-opdracht leidt. Gelet op voornoemde overzicht omvatten deze werkzaamheden meer dan 30 percent van alle werkzaamheden die eiseres ten behoeve van het samenwerkingsverband per week gedurende het jaar verricht. Nu het begrip “hoofdzakelijk” in artikel 3.6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 volgens de normale fiscale betekenis 70 percent of meer betekent en redelijk is dit af te meten aan bestede tijd, is aan deze voorwaarde niet voldaan. De rechtbank hoeft alsdan niet meer de vraag te beantwoorden of er in onderhavige situatie sprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. Eiseres heeft recht op zelfstandigenaftrek. Het gelijk is derhalve aan de zijde van eiseres.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Nu geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende bijstand en evenmin is gebleken van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 12.147;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van
€ 39 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. I. Linssen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. van den Hurk, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2009
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.