RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/2593
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 4 juni 2009
[X], wonende te [Z], eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde],
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 5 december 2007 voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [000].H.36) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 114.564.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2008 de aanslag verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.777.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 29 mei 2008, ontvangen bij de rechtbank op 30 mei 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend welk stuk in afschrift is verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2009 te Arnhem.
Eiseres en haar gemachtigde zijn daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Op 11 juli 2005 heeft verweerder de aangifte van eiseres ontvangen. Eiseres doet aangifte van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54. Bij de aanslagregeling worden de volgende correcties aangebracht:
- boekwinst verkoop woon-winkelpand € 95.000
- vergoeding vuurwerkramp € 16.597
- ondernemersaftrek € 2.859
In totaal bedragen de correcties derhalve € 114.456 zodat het belastbaar inkomen uit werk en woning uitkomt op € 114.510. Verweerder heeft abusievelijk een correctie aangebracht van € 114.510 en het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 114.564.
De verkoop van het winkelpand betreft een pand aan de [A-straat]. Het pand is verkocht voor € 95.000.
Bij uitspraak op bezwaar wordt de boekwinst van het pand verlaagd op € 20.213, omdat verweerder abusievelijk de verkoopopbrengst in plaats van de boekwinst heeft bijgeteld. Het bezwaar wordt afgewezen voor zover het betrekking heeft op de uitkering vuurwerkramp, de nagekomen bedrijfslasten (hypotheekrente), de stakingsaftrek, de aftrek premies inkomensvoorziening en de persoonsgebonden aftrek voor ziektekosten. Bij uitspraak op bezwaar wordt het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 39.777.
Eiseres stelt vervolgens beroep in tegen de uitspraak op bezwaar.
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag tot een juist bedrag is vastgesteld.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op de zogenaamde stakingsaftrek wegens volledige staking van één van haar ondernemingen. In artikel 3.79, eerste lid, onder a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is het volgende bepaald:
“De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt:
a. met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen;”
Voorwaarde voor de stakingsaftrek is derhalve dat een of meer gehele ondernemingen worden gestaakt. Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat eiseres haar onderneming in twee winkels uitoefende en dat zij één van deze winkels heeft verkocht, heeft eiseres, op wie ten deze de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat in het pand aan de [A-straat] een zelfstandige onderneming werd uitgeoefend. Eiseres heeft voor een andersluidende conclusie te weinig onderbouwing gegeven. Zij heeft derhalve geen recht op de stakingsaftrek.
Eiseres heeft tevens gesteld dat er sprake is van nagekomen bedrijfslasten in de vorm van hypotheekrente. Eiseres, op wie de bewijslast van deze aftrekpost rust, heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van nagekomen bedrijfslasten. De bij het beroepschrift gevoegde stukken geven geen antwoord op de vraag of eiseres de hypotheekrente heeft betaald, noch geven deze stukken antwoord op de vraag op welk pand die hypotheekrente betrekking heeft. Ook de jaarrekening waaruit verweerder heeft geciteerd, geeft geen antwoord op voornoemde vragen. Het gelijk is derhalve aan verweerder.
Eiseres stelt voorts recht te hebben op persoonsgebonden aftrek in verband met ziektekosten. De bewijslast hiervan rust op eiseres. Behoudens van de door eiseres aangeschafte brillen en contactlenzen ad € 230 ontbreken de betaalbewijzen. Eiseres heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat zij de overgelegde facturen heeft voldaan. Eiseres heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op aftrek wegens een chronisch ziek kind. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, die heeft aangevoerd dat op het woonadres van eiseres volgens de Gemeentelijke Basisadministratie geen kind van eiseres bekend is, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij de zorg had voor een chronisch ziek kind. In haar brief van 11 april 2008 stelt eiseres zich nader op het standpunt dat zijzelf chronisch ziek is. Eiseres heeft hiervoor echter geen enkele onderbouwing gegeven. De enkele stelling dat zij last heeft van hoge bloeddruk is daarvoor niet voldoende. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de door haar opgevoerde dieetkosten voor aftrek in aanmerking komen. Ook hiervoor heeft te gelden dat eiseres geen enkele onderbouwing van haar stelling heeft gegeven. De correctie op dit punt is dus terecht.
Eiseres heeft tot slot gesteld dat de haar ontvangen uitkering die betrekking heeft op de schade die zij heeft geleden ten gevolge van de vuurwerkramp in Enschede, onbelast is. Uitgangspunt is echter dat een dergelijke uitkering belast is. De Minister van Financiën heeft beleid uitgevaardigd inhoudende dat uitkeringen aan weduwen en (half)wezen afkomstig van het Nationaal Rampenfonds onbelast zijn (zie onder meer het Besluit van de Minister van Financiën van 13 februari 2007, nr. CPP2007/289M, VN 2007/12.9). Nu tussen partijen niet in geschil is dat de aan eiseres verstrekte uitkering ziet op schade betreffende de onderneming van eiseres, valt deze uitkering niet onder het genoemde beleid. De uitkering is door verweerder derhalve terecht tot de winst gerekend.
In het verweerschrift heeft verweerder erkend dat er sprake is van een rekenfout in het nadeel van eiseres. Tevens moet volgens verweerder de ondernemersaftrek, in casu de zelfstandigenaftrek, met € 902 worden verhoogd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning moet derhalve volgens verweerder worden vastgesteld op € 38.821. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.821 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 322 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, bijgestaan door mr. L.L. van Benthem, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 4 juni 2009
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.