ECLI:NL:RBARN:2009:BL7608

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-183
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens bovenmatige nieuwe schuld

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 15 december 2009 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de heer [schuldenaar1] en mevrouw [schuldenaar2]. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bovenmatige nieuwe schuld, ontstaan door het te laat opzeggen van de huur van een bedrijfspand. Deze nieuwe schuld, ter hoogte van € 10.450,63, viel niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling en daarmee niet onder de ‘schone lei’. De rechtbank stelde vast dat de schuldenaren in gemeenschap van goederen waren getrouwd, waardoor de nieuwe schuld op de gemeenschap van goederen verhaald kon worden.

De rechtbank concludeerde dat door een onjuiste interpretatie van de huurovereenkomst ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling, het beoogde resultaat van de regeling niet werd behaald. Op basis van artikel 350 lid 3 sub d van de Faillissementswet besloot de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De rechtbank bepaalde dat de beëindiging inging één maand na het onherroepelijk worden van het vonnis.

De rechtbank nam ook kennis van de brief van de bewindvoerder en de hoorzitting op 3 december 2009, waar de schuldenaren en hun advocaat, mr. J.D. van Vlastuin, aanwezig waren. De rechtbank achtte het aannemelijk dat een nieuw verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling kans van slagen had, gezien de ‘tenzij-bepaling’ in de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet. Aangezien er onvoldoende baten beschikbaar waren voor een uitkering aan de schuldeisers, zouden de schuldenaren niet van rechtswege in staat van faillissement komen te verkeren. Tot slot stelde de rechtbank het salaris van de bewindvoerder vast op € 406,98, inclusief omzetbelasting, en bepaalde dat dit bedrag, voor zover niet uit de boedel kon worden voldaan, ten laste van de schuldenaar kwam.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
insolventienummers: 09/183 R en 09/184 R / rd
nummers verklaringen: SCZ0110800079 en SCZ0110900022
uitspraakdatum: 15 december 2009
tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling
Bij vonnis van deze rechtbank van 9 juni 2009 is de schuldsa¬nering uitgesproken ten aanzien van respectievelijk:
[schuldenaar1]
geboren op [geb.datum+plaats]
en
[schuldenaar2],
Geboren op [geb.datum+plaats],
beiden wonende te [adres]
De rechtbank heeft kennis genomen van de brief van de bewindvoerder van 18 september 2009. Naar aanleiding van deze brief en op verzoek van de rechter-commissaris zijn de schuldenaren gehoord ter zitting van 3 december 2009. Met de schuldenaren is eveneens mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Utrecht, verschenen. Tevens is de bewindvoerder gehoord.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat er sprake is van een bovenmatige nieuwe schuld.
Schuldenaar, de heer [schuldenaar1], had een eenmanszaak aan het adres [adres]. Aldaar werd een bedrijfspand gehuurd. Door het te laat opzeggen van de huur zijn gedurende de schuldsaneringsregeling maandelijks de lopende huurtermijnen (van juni 2009 tot september 2009) vervallen. De nieuwe schuld aan de verhuurder bedraagt
€ 10.450,63.
De rechtbank stelt vast dat de schuldenaren in gemeenschap van goederen getrouwd zijn zodat de nieuwe schuld op de gemeenschap van goederen verhaald kan worden.
Deze nieuwe schuld valt niet onder de werking van de schuldsaneringsregeling en daarmee niet onder de “schone lei”.
Door een onjuiste interpretatie van de gegevens van de huurovereenkomst ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling door de betrokkenen wordt het beoogde resultaat van de schuldsaneringsregeling op deze wijze niet gehaald.
De rechtbank zal de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van de bovenstaande nieuwe schuld tussentijds beëindigen ingevolge artikel 350 lid 3 sub d Faillissementswet.
De rechtbank neemt daarbij wel in aanmerking dat zij aannemelijk acht dat een nieuw verzoek door de schuldenaren om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling op korte termijn kans van slagen heeft in verband met de “tenzij-bepaling” in de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d Faillissementswet.
Aangezien er onvoldoende baten beschikbaar zijn om tot een uitkering aan de schuldeisers te komen, zullen de schuldenaren niet van rechtswege in staat van faillissement komen te verkeren.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
Beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt met ingang van één maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op een bedrag van € 406,98, inclusief de omzetbelasting en bepaalt dat dit bedrag, voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van schuldenaar komt.
Gewezen door mr. R.A. Boon en uitge¬spro¬ken ter open¬bare te¬rechtzit¬ting van 15 december 2009 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.
De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het recht van hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen