RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/2318
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 29 december 2009.
Stichting Fluvium, eiseres,
gevestigd te Geldermalsen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neerijnen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 28 april 2009.
Bij besluit van 23 december 2008 heeft verweerder het Programma en Overzicht onderwijshuisvesting 2009 (hierna: het Programma 2009) vastgesteld.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het Programma 2009 gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 10 november 2009. Eiseres is daar vertegenwoordigd door [algemeen directeur], algemeen directeur, [namen]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. R.W. Peek en B.P. van Veluw.
De M.C. Blankertschool te Waardenburg (hierna: de Blankertschool) staat onder bestuur van eiseres. Eiseres heeft op 30 januari 2008 verzocht om voorzieningen in de huisvesting voor het uitvoeringsjaar 2009, waaronder gelden voor onderwijskundige vernieuwingen ten behoeve van de Blankertschool. Eiseres heeft in dat verband verzocht om het daarvoor beschikbaar te stellen bedrag uit het Integraal Huisvestingsplan 2005 (hierna: IHP 2005) aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden op de school.
Verweerder heeft voor de Blankertschool een bedrag van €15.502 voor onderwijskundige vernieuwingen opgenomen in het Programma 2009. Dat besluit heeft verweerder bij het thans bestreden besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder samengevat ten grondslag gelegd dat de gemeente Neerijnen eenmalig een rijksbijdrage heeft ontvangen voor onderwijskundige vernieuwingen. In 2002 is volgens verweerder na overleg met de schoolbesturen besloten deze rijksbijdrage voor alle scholen gefaseerd beschikbaar te stellen via een verdeelsleutel. Het beschikbaar stellen van een bedrag van € 15.502 in 2009 voor de Blankertschool is met deze afspraken in overeenstemming. Eiseres heeft enkele jaren geleden het bestuur van de Blankertschool overgenomen en dient als rechtsopvolger de in 2002 gemaakte afspraken te respecteren. Dat deze afspraken niet in een verordening zijn vastgelegd, maakt dit volgens verweerder niet anders.
Eiseres kan zich met het besluit niet verenigen. Op haar stellingen zal de rechtbank hierna, waar nodig, nader ingaan.
Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO), voor zover hier van belang, draagt de gemeenteraad onderscheidenlijk het college ten behoeve van de door de gemeente in stand gehouden scholen en ten behoeve van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling.
Ingevolge artikel 92, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO, voor zover hier van belang, worden voor de toepassing van deze afdeling onder voorzieningen in de huisvesting begrepen voor blijvend onderscheidenlijk voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:
1°. nieuwbouw, een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan, verplaatsing van een bestaand gebouw of van een gedeelte daarvan, terreinen, alsmede eerste aanschaf van onderwijsleerpakketten en meubilair,
2°. uitbreiding van de onder 1° bedoelde voorzieningen, en
3°. medegebruik van een ruimte die geschikt is voor het onderwijs;
Ingevolge artikel 95, eerste lid, van de WPO, voor zover hier van belang, stellen burgemeester en wethouders, na overleg met de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente, jaarlijks ten behoeve van het onderwijs op het grondgebied van de gemeente voor een door hen te bepalen tijdstip een programma als bedoeld in het tweede lid vast.
2. Het programma omvat de voorzieningen in de huisvesting, bedoeld in artikel 92, die in het jaar na de vaststelling van het programma voor bekostiging in aanmerking zullen worden gebracht voor niet door de gemeente in stand gehouden scholen alsmede voorzieningen die nodig zijn voor door de gemeente in stand gehouden scholen.
3. Burgemeester en wethouders nemen uitsluitend voorzieningen in de huisvesting in het programma op, voor zover:
a. met de voorzieningen in het kalenderjaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma redelijkerwijs een aanvang kan worden gemaakt dan wel de voorzieningen in het desbetreffende kalenderjaar kunnen worden gerealiseerd, en
b. niet een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 100, van toepassing is.
Ingevolge artikel 102, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO stelt de gemeenteraad bij verordening een regeling vast met betrekking tot onder meer de voorzieningen die ingevolge artikel 92 voor bekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht.
Op grond van artikel 2, aanhef en onder b, van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs gemeente Neerijnen 2007 (hierna: de verordening) wordt bij de toepassing van deze verordening onder meer als voorziening onderscheiden: aanpassing aan gebouwen bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I.
In onderdeel 1.10, aanhef en onder h, van bijlage I bij de verordening is bepaald dat de voorziening aanpassing (onder meer) bestaat uit aanpassing als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de verordening, voor zover hier van belang, wordt bij toekenning van een van de in artikel 2 genoemde voorzieningen bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de bekostiging een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval.
Op grond van het tweede lid worden de genormeerde bekostigingsbedragen vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel A.
Deel A, onderdeel 1.5 van bijlage IV bij de verordening luidt als volgt:
Alle aanpassingen met uitzondering van de aanpassing als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen worden vergoed op basis van de werkelijke kosten.
Aanpassing als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen
Voor een basisschool wordt de normvergoeding bepaald op basis van de verschiloppervlakte tussen het aantal genormeerde m2 bvo behorend bij de minimumnormen zoals deze golden voor 1 januari 2003 en het aantal genormeerde m2 bvo behorend bij de minimumnormen (zie bijlage III, deel A) bij het aantal groepen dat bepaald is aan de hand van de bepaling van de omvang van de permanente ruimtebehoefte in de school (uitgedrukt in groepen).
De bedragen zijn inclusief een component voor de eerste inrichting.
Wanneer het bevoegd gezag van een basisschool ervoor kiest om als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen in de aanpassingen te voorzien door het op de capaciteit van een gebouw in mindering brengen van een leegstaand lokaal, wordt op het hieronder bepaalde bedrag €55.220,15 in mindering gebracht”
In de bijbehorende tabel is de vergoeding voor een school voor basisonderwijs met 4 groepen bepaald op € 86.774,52.
Eiseres heeft in beroep onder meer aangevoerd dat in het Programma 2009 een bedrag voor onderwijskundige vernieuwingen ten behoeve van de Blankertschool is toegekend dat is gebaseerd op het uitgangspunt dat op de capaciteit van het schoolgebouw een leegstaand lokaal in mindering wordt gebracht. Door de groei van het aantal leerlingen is het voorheen leegstaande lokaal al geruime tijd weer als leslokaal in gebruik genomen en is van een leegstaand lokaal geen sprake meer. Verweerder heeft met die gewijzigde situatie ten onrechte geen rekening gehouden volgens eiseres.
Vooropgesteld moet worden dat verweerder bij het beslissen op de aanvraag van eiseres gehouden is de op dat moment geldende verordening toe te passen. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien zou moeten worden geoordeeld dat toepassing daarvan in strijd is met de wet dan wel met de rechtszekerheid. Uit de gedingstukken volgt dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft ontvangen op 30 januari 2008. Dat betekent dat deze aanvraag in beginsel moet worden beoordeeld aan de toen geldende verordening (2007).
Verweerder stelt dat hij deze verordening buiten toepassing heeft kunnen laten omdat al in 2002 met de betreffende schoolbesturen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van gelden voor onderwijskundige vernieuwing. Naar het oordeel van de rechtbank is hierin voor dat standpunt geen grond te vinden. Hierbij neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat de bedragen voor onderwijskundige vernieuwingen in het IHP 2005 zijn opgenomen, maar dat van de afspraken zelf geen schriftelijke neerslag bewaard is gebleven. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de afspraken met het toenmalige bestuur van de Blankertschool mede behelsden dat gewijzigde omstandigheden niet zouden kunnen leiden tot aanpassing van het bedrag. De rechtbank acht verder niet zonder betekenis dat op het moment dat de afspraken zijn gemaakt niet eiseres, maar de gemeente Neerijnen het bevoegd gezag was van de Blankertschool. Zelfs als wordt aangenomen dat in 2002 is afgesproken dat een bedrag is toegekend voor onderwijskundige vernieuwing dat niet meer kan worden bijgesteld, dan had het op de weg van verweerder gelegen om bij de overdracht van het bestuur van de school aan eiseres expliciet op die afspraak te wijzen. Van dat laatste is niet gebleken.
Nu niet is gebleken dat toepassing van de verordening in strijd met de wet of de rechtszekerheid is, is er in dit geval dan ook geen plaats voor het oordeel dat verweerder de verordening buiten toepassing heeft kunnen laten.
De stelling van verweerder dat eiseres geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het Integraal Huisvestingsplan 2008-2017 (hierna: IHP 2008-2017), waarin het in het Programma 2009 opgenomen bedrag voor de Blankertschool staat vermeld, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het IHP 2008-2017 betreft een beleidsplan dat niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. Dit beleidsplan kan het bepaalde in de verordening niet opzij zetten.
Niet in geschil is dat de Blankertschool ten tijde van de aanvraag beschikte over een ruimtebehoefte van vier groepen. Gelet op het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de verordening, gelezen in samenhang met bijlage IV, deel A, onderdeel 1.5, heeft eiseres aanspraak op een bedrag voor onderwijskundige vernieuwingen van € 86.774, 52. Mede gezien hetgeen hiervoor reeds is overwogen doet zich hier niet de in bijlage IV bij de verordening vermelde situatie voor dat eiseres er voor heeft gekozen om een leegstand lokaal op de capaciteit van de school in mindering te brengen. Voor een vermindering van het in het Programma 2009 op te nemen bedrag is derhalve geen grond aanwezig.
Verweerder heeft nog aangevoerd dat toekenning van een hoger bedrag dan € 15.502 niet aan de orde kan zijn, nu eiseres haar aanvraag niet heeft doen vergezellen van een concreet plan tot uitbreiding van het schoolgebouw. De rechtbank volgt verweerder daarin niet, aangezien in de verordening niet de eis is neergelegd dat een aanvraag voor een genormeerd bedrag voor onderwijskundige vernieuwingen van een dergelijke onderbouwing moet worden voorzien.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de verordening. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Aangezien de bepalingen van de verordening geen ruimte laten om een ander besluit te nemen, zal de rechtbank verweerder opdragen om een bedrag van € 86.774,52 in het Programma 2009 op te nemen.
Nu niet gebleken is van door eiseres gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om in de nieuw te nemen besluit op bezwaar een bedrag van € 86.774,52 op te nemen in het Programma en Overzicht onderwijshuisvesting 2009;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 297 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M Besselink, voorzitter, mr. E. Klein Egelink en mr. J.M.C Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.W.B. Heijmans, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2009.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 29 december 2009.