ECLI:NL:RBARN:2009:BL0603

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
154709
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindende eindbeslissingen in bouwprojectvertraging en schadevergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, ging het om een geschil tussen Aannemingsmaatschappij Hegeman B.V. en Woningstichting Barneveld, met de Gemeente Barneveld als gedaagde. De procedure volgde op een tussenvonnis van 13 mei 2009, waarin de rechtbank had geoordeeld over de vertraging in de oplevering van een bouwproject. De Woningstichting betwistte de eerdere conclusies van de rechtbank en stelde dat er sprake was van een misslag in de beoordeling van de oorzaken van de vertraging. De rechtbank oordeelde echter dat de Woningstichting onvoldoende had aangetoond dat de vertraging aan Hegeman kon worden toegerekend. De rechtbank bevestigde dat de Woningstichting geen recht had op schadevergoeding voor de vertraging in de bouwblokken Mi6 en Mi2, omdat zij niet had voldaan aan de bewijslast om de stellingen van Hegeman te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat de Woningstichting de gelegenheid had gekregen om haar schade te concretiseren, maar dat zij hierin niet was geslaagd. De rechtbank bleef bij haar eerdere oordeel en oordeelde dat er geen reden was om terug te komen op de bindende eindbeslissingen die in het tussenvonnis waren genomen. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling van de schade in de vrijwaringszaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 30 december 2009
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 154709 / HA ZA 07-663 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ HEGEMAN B.V.,
gevestigd te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.W.J. van Dijk te Tiel,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING BARNEVELD,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 159534 / HA ZA 07-1355 van
de stichting
WONINGSTICHTING BARNEVELD,
gevestigd te Barneveld,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE BARNEVELD,
zetelend te Barneveld,
gedaagde,
advocaat mr. A.T. Bolt te Arnhem.
Partijen zullen hierna Hegeman, de Woningstichting en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 mei 2009
- de akte uitlating in reconventie van de Woningstichting
- de antwoordakte van Hegeman
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 mei 2009
- de akte uitlating van de Woningstichting
- de antwoordakte uitlating van de gemeente
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De verdere beoordeling
in de hoofdzaak
in conventie
3.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis van 13 mei 2009 heeft overwogen.
3.2. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in reconventie
3.3. In het tussenvonnis van 13 mei 2009 is de zaak naar de rol verwezen om de Woningstichting in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over de schade die zij heeft geleden ten gevolge van de vertraging in de oplevering van de bouwblokken Mi1 en Mi7.
3.4. In haar akte uitlating heeft de Woningstichting echter in de eerste plaats naar voren gebracht dat het tussenvonnis van 13 mei 2009 misslagen bevat en zij heeft de rechtbank verzocht op verschillende oordelen terug te komen.
3.5. Volgens de Woningstichting berust in de eerste plaats r.o. 3.14 van het tussenvonnis van 13 mei 2009 op een misslag. De rechtbank heeft naar de mening van de Woningstichting ten onrechte overwogen dat de Woningstichting geen andere oorzaken voor de vertraging in de oplevering naar voren heeft gebracht. Door hier vervolgens gevolgen aan te verbinden, is de rechtbank er kennelijk vanuit gegaan dat de Woningstichting had moeten aantonen dat de vertraging door een aan Hegeman toe te rekenen omstandigheid is ontstaan, aldus de Woningstichting.
De rechtbank kan de Woningstichting hier echter niet in volgen. In het tussenvonnis van 24 december 2008 is aan Hegeman opgedragen om nader toe te lichten dat zij voldoende maatregelen had getroffen om verdere vertraging in de oplevering te voorkomen. Hegeman heeft vervolgens een nadere toelichting gegeven in de vorm van een notitie en een situatietekening. Het was daarna aan de Woningstichting om de aldus gemotiveerde stelling van Hegeman inhoudende dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen en dat de verdere vertraging niet aan haar was toe te rekenen, gemotiveerd te betwisten. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 13 mei 2009 geconcludeerd dat de Woningstichting, wat betreft bouwblok Mi6 en Mi2, mede gelet op de stellingen die zij eerder in de procedure had ingenomen, onvoldoende heeft aangevoerd dat, mits bewezen, de stellingen van Hegeman op dit punt ontkracht. De rechtbank heeft aldus niet de bewijslast bij de Woningstichting gelegd maar heeft de voldoende gemotiveerde stelling van Hegeman, bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde betwisting door de Woningstichting, als vaststaand aangenomen. Van een eindbeslissing die berust op een onjuiste juridische grondslag is dan ook geen sprake zodat er geen reden is om tot heroverweging van de desbetreffende eindbeslissing over te gaan. De rechtbank blijft daarom bij haar eerdere oordeel dat de verdere vertraging in de bouwblokken Mi6 en Mi2 niet aan Hegeman kan worden toegerekend en dat de Woningstichting ten aanzien van die vertraging geen recht heeft op een vergoeding.
3.6. De Woningstichting heeft in de tweede plaats betoogd dat er in het tussenvonnis van 13 mei 2009 sprake is van een misslag nu aan haar is opgedragen gemotiveerd aan te geven welke schade zij heeft geleden. Zij brengt in dit verband naar voren dat zij geen schadevergoeding heeft gevorderd maar betaling van een contractuele boete.
Hieromtrent geldt het volgende.
Het in rechtsoverweging 3.19 van het tussenvonnis gebezigde begrip schade heeft klaarblijkelijk verwarring veroorzaakt aan de zijde van de Woningstichting. Terecht merkt zij op dat zij geen schadevergoeding heeft gevorderd maar dat zij aanspraak heeft gemaakt op toepassing van de kortingsregel van § 42 UAV 1989. Dit is in het tussenvonnis van 13 mei 2009 echter niet miskend. In zoverre is er dan ook geen sprake van een misslag. Verwezen wordt naar r.o. 3.7 van dat vonnis waarin met zoveel woorden is neergelegd dat de vraag ter beoordeling voorligt of en in hoeverre de Woningstichting op grond van § 42 UAV 1989 een korting wegens het te laat opleveren van het werk mocht toepassen en naar r.o. 3.19 waarin het contractueel overeengekomen (boete)bedrag van EUR 1500,00 per dag is genoemd. De rechtbank heeft aan de Woningstichting de gelegenheid willen bieden om gemotiveerd aan te geven op hoeveel dagen termijnoverschrijding zij aanspraak heeft indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat alleen termijnoverschrijding veroorzaakt door de vertraging bij de bouwblokken Mi1 en Mi7 recht geeft op korting.
De vordering van de Woningstichting had betrekking op de totale vertraging in de bouw van 110 dagen. Een deel van deze vertraging is echter, zoals ook al in het tussenvonnis van 13 mei 2009 is overwogen, niet aan Hegeman toe te rekenen en dat brengt mee dat de Woningstichting niet zonder meer recht heeft op een vergoeding van 110 dagen à EUR 1.500,00 per dag. De Woningstichting dient nu concreet aan te geven hoeveel werkbare dagen Hegeman de bouwblokken Mi1 en Mi7 eerder had kunnen aansluiten. Nu de rechtbank de verwarring bij de Woningstichting in de hand heeft gewerkt door gebruik van de term schade in plaats van korting of boete, bestaat er aanleiding om de Woningstichting nog één keer in de gelegenheid te stellen om een nadere toelichting in de hiervoor bedoelde zin te geven. Zij zal daarbij tevens kunnen ingaan op hetgeen Hegeman thans in haar antwoordakte naar voren heeft gebracht over werkbare dagen.
3.7. De rechtbank volgt Hegeman niet in haar stelling dat helemaal geen korting kan worden opgelegd met betrekking tot de bouwblokken Mi1 en Mi7. In haar antwoordakte heeft Hegeman in dit verband naar voren gebracht dat aan haar een termijnverlenging is verleend ten aanzien van de oplevering van de bouwblokken Mi1 en Mi7 en dat niet is geprotesteerd tegen een latere oplevering van de blokken Mi1 en Mi7.
Hieromtrent geldt het volgende. In het tussenvonnis van 24 december 2008 is beslist dat de Woningstichting niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd tegen de vertraging die was ontstaan voordat bekend werd dat het nutstracé verkeerd was aangelegd. Hieraan is de conclusie verbonden dat de Woningstichting hooguit recht heeft op vergoeding van schade indien komt vast te staan dat de oplevering, nadat de fout bij de aanleg van het nutstracé was ontdekt, verder is vertraagd als gevolg van omstandigheden die aan Hegeman kunnen worden toegerekend. Hegeman diende vervolgens bij akte uiteen te zetten welke maatregelen zij had genomen om verdere vertraging in de oplevering te voorkomen. In haar akte heeft zij toen onder meer naar voren gebracht dat de Woningstichting van alle activiteiten van Hegeman op de hoogte was en daar nooit commentaar of kritiek op heeft gehad. Zij heeft dat niet verder uitgewerkt en daar in elk geval ook niet de conclusie aan verbonden die zij er nu aan verbindt, te weten dat de Woningstichting om die reden helemaal geen recht heeft op korting. Eerst nu, naar aanleiding van het tussenvonnis van 13 mei 2009, licht zij een en ander nader toe onder verwijzing naar notulen van bouwvergaderingen. Deze andere toelichting van Hegeman maakt echter nog niet dat de rechtbank tot de conclusie zou moeten komen dat er in het geheel geen recht bestaat op korting. Daargelaten dat de stelling pas laat aangevoerd is, leidt het enkele gegeven dat in notulen van bouwvergaderingen geen opmerkingen zijn gemaakt over termijnoverschrijding ook nog niet zonder meer tot de conclusie dat er geen recht meer bestaat op korting en/of dat voorbehouden ter zake zijn prijsgegeven.
3.8. De stellingen van de Woningstichting die betrekking hebben op matiging van de korting behoeven, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen verdere bespreking. De rolverwijzing in het tussenvonnis van 13 mei 2009 zag daar niet op.
Dit betekent dat ook de stellingen met betrekking tot een kennelijke vergissing ten aanzien van hetgeen is overwogen in r.o. 3.8. van het tussenvonnis van 13 mei 2009 niet behoeven te worden besproken.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de rechtbank in dat vonnis een eindbeslissing heeft genomen inhoudende dat van vergoeding is uitgesloten schade ten gevolge van een vertraging in de ruwbouw die al is ontstaan voor de ontdekking van de onjuiste ligging van het nutstracé. Van een bevoegdheid om tot heroverweging over te gaan is dan slechts onder bijzondere omstandigheden plaats. Zoals de rechtbank, in r.o. 3.8. en volgende van het tussenvonnis van 13 mei 2009 heeft overwogen, deden die omstandigheden zich niet voor. In haar akte uitlating naar aanleiding van het tussenvonnis van 13 mei 2009 brengt de Woningstichting wederom omstandigheden naar voren die volgens haar tot een heroverweging van de desbetreffende eindbeslissing zouden moeten leiden. Zij brengt echter geen nieuwe omstandigheden naar voren. De rechtbank blijft daarom bij haar eerder beslissing om niet tot heroverweging over te gaan.
in de vrijwaringszaak
3.9. In het tussenvonnis van 13 mei 2009 is de zaak naar de rol verwezen om de Woningstichting in de gelegenheid te stellen haar schade ten gevolge van de vertraagde oplevering van bouwblok Mi2 te concretiseren. De Woningstichting kon tevens van de gelegenheid gebruik maken om zich uit te laten over de stellingen van de gemeente met betrekking tot de schadebeperkingsplicht van de Woningstichting.
3.10. De Woningstichting heeft bij akte alleen de gesloten huurovereenkomsten en een overzicht van de financieringslasten ten aanzien van het bouwblok Mi2 overgelegd. Uit deze stukken kan echter niet worden afgeleid hoeveel schade de Woningstichting precies heeft geleden ten gevolge van de vertraging in de oplevering van bouwblok Mi2. Niet alleen is onduidelijk hoeveel vertraging er in de oplevering is geweest, evenmin is duidelijk wanneer de woningen aan de huurders zouden hebben kunnen worden opgeleverd indien er geen vertraging was. Met betrekking tot het gevorderde renteverlies heeft verder te gelden dat het gevorderde bedrag op geen enkele wijze is onderbouwd. Er worden verschillende posten en bedragen genoemd maar deze posten noch de bedragen zijn te herleiden tot bescheiden waaruit kan worden afgeleid dat en wanneer deze bedragen zijn betaald. Enige referentie aan bouwblok Mi2 ontbreekt ook. Dat brengt mee dat, bij gebreke aan een voldoende onderbouwing, niet kan worden aangenomen dat de Woningstichting schade heeft geleden ten gevolge van de vertraagde oplevering van bouwblok Mi2.
3.11. De Woningstichting heeft bij akte nog afschriften overgelegd van boetes die zijn betaald aan kopers van woningen in bouwblok Mi6 alsmede een overzicht van financieringslasten met betrekking tot dit bouwblok maar zoals reeds in het tussenvonnis van 13 mei 2009 is overwogen heeft de Woningstichting geen schadevergoeding gevorderd met betrekking tot de vertraagde oplevering van bouwblok Mi6. Die stukken dienen dan ook buiten beschouwing te blijven. Ten overvloede wordt overwogen dat de Woningstichting met betrekking tot bouwblok Mi6 eveneens heeft nagelaten bescheiden over te leggen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de genoemde bedragen juist zijn en dat de boetes ook daadwerkelijk aan kopers van woningen in het desbetreffende bouwblok zijn betaald.
3.12. De stellingen van partijen met betrekking tot de schadebeperkingsplicht van de Woningstichting behoeven, gelet op het voorgaande, geen bespreking meer.
3.13. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden tot eindvonnis wordt gewezen in de hoofdzaak.
4. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak met het nummer 154709/ HA ZA 07-663
in conventie
4.1. houdt iedere beslissing aan,
in reconventie
4.2. verwijst de zaak naar de rol van 27 januari 2010 voor het nemen van een akte aan de zijde van de Woningstichting ten aanzien van hetgeen is overwogen in r.o. 3.6.,
4.3. verstaat dat Hegeman daarop kan reageren bij akte op een termijn van vier weken,
4.4. houdt iedere verdere beslissing aan,
in de vrijwaringszaak met het nummer 159534/ HA ZA 07-1355
4.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. M.M. Vanhommerig en mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2009.