ECLI:NL:RBARN:2009:BK8765

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/249
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van voorzieningen voor hoortoestellen en aanverwante apparatuur onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 15 december 2009, gaat het om een beroep van de erven van wijlen [K] tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de vergoeding voor hoortoestellen en aanverwante apparatuur. De erven van [K] hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van een aanvullende vergoeding voor hoortoestellen, een Mypilot remote en een nazorgpakket. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoeding van € 1.400,00 die door het UWV was toegekend, niet voldoende gemotiveerd was en dat de kosten voor onderhoud van de hoortoestellen ten onrechte niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet berustte op een deugdelijke motivering en vernietigde het besluit op deze punten. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met betrekking tot de vergoeding van de hoortoestellen, de Mypilot remote en de kosten van nazorg. Tevens werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking had op de afwijzing van de kosten van een extern microfoonsysteem en een diefstal- en verliesverzekering, omdat hiervoor geen procesbelang bestond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een adequate motivering bij besluiten over vergoedingen onder de WIA.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/249
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 15 december 2009
inzake
erven van wijlen [K], eisers,
wonende te [woonplaats],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 9 december 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2008 heeft verweerder de heer [K] (hierna: [wijlen K]) ingevolge artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een voorziening toegekend van € 3.792,80 voor gehoorapparatuur.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft [wijlen K] beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 7 september 2009 hebben de erven van [wijlen K] contact opgenomen met de rechtbank. Bij die gelegenheid hebben zij de rechtbank meegedeeld dat [wijlen K] is overleden. Voorts hebben zij kenbaar gemaakt dat zij het beroep willen voortzetten.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 12 oktober 2009. Namens eisers zijn daar verschenen mevrouw [naam] en de heer [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van den Elsaker, werkzaam bij verweerder.
3. Overwegingen
[wijlen K] was bij leven slechthorend. Om zijn werkzaamheden als docent op een middelbare school te kunnen verrichten heeft hij verweerder verzocht hem een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de WIA toe te kennen. Het gaat om een aanvraag voor vergoeding van twee Phonak Exelia hoortoestellen (één links, één rechts), een Phonak MyPilot remote, een Smartlink SX zender en twee Ml 9S blockontvangers. Voorts heeft hij verzocht om vergoeding van een extern microfoonsysteem, vergoeding van een verlies- en diefstalverzekering en om vergoeding van de kosten van een onderhouds- en reparatiepakket.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat [wijlen K] de hoortoestellen in zijn werksituatie nodig heeft en dat er daarom een indicatie is voor het toekennen van een voorziening. Verweerder heeft een vergoeding van € 1.400,00 toegekend voor de hoortoestellen en de Mypilot remote. Verder komen de Smartlink SX (€ 1.143,40) en de beide ML 9s blockontvangers (€ 1.249,00) volgens verweerder voor volledige vergoeding in aanmerking. In totaal is een vergoeding toegekend van € 3.792,80. Voor het overige heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
[wijlen K] heeft tegen dit besluit gemotiveerd beroep ingesteld.
De rechtbank zal eerst ambtshalve beoordelen of de erven van [wijlen K], eisers in deze zaak, procesbelang hebben bij de beoordeling van het beroep.
Ter zitting is gebleken dat [wijlen K] tot de aanschaf van de hoortoestellen, de Mypilot remote, de Smartlink, twee ML 9s blockontvangers en een nazorgpakket is overgegaan. Uit de overgelegde facturen blijkt dat daarmee een bedrag van € 6.749,80 is gemoeid.
De ziektenkostenverzekering heeft een vergoeding verstrekt van € 1.452,00, terwijl verweerder een vergoeding heeft toegekend van € 3.792,80. Het is eisers te doen om de aanvullende vergoeding van € 1.505,00 voor de hoortoestellen, de Mypilot remote en het nazorgpakket. Eisers hebben in zoverre een procesbelang bij het beroep.
In het beroepschrift is naar voren gebracht dat ook aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van het externe microfoonsysteem en op vergoeding van de kosten van een diefstal- en verliesverzekering. Nu dit systeem echter niet is aangeschaft en nu geen verzekering is afgesloten en betaald, hebben eisers voor dit onderdeel van het beroep geen procesbelang. In dit opzicht moet het beroep dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank komt verder tot de volgende beoordeling.
In artikel 35, eerste lid, van de WIA, is – kort gezegd – bepaald dat verweerder aan de persoon die arbeid in dienstbetrekking verricht en die een structurele functionele beperking heeft, op aanvraag een voorziening van toekennen die strekt tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. Artikel 35, vierde lid, van de WIA bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot dit artikel nadere regels kunnen worden gesteld. Aan artikel 35, vierde lid, van de WIA is uitvoering gegeven door vaststelling van het Reïntegratiebesluit.
Artikel 2, eerste lid van het Reïntegratiebesluit bepaalt dat een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de WIA niet wordt verleend indien het een voorziening betreft die a) algemeen gebruikelijk is of b) waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is. Ingevolge het tweede lid van artikel 2 van het Reïntegratiebesluit kan, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een in dat lid bedoelde voorziening worden verleend indien deze dient ter vergoeding van voorzieningen waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is en die vrijwel uitsluitend is geïndiceerd voor de werksituatie, dan wel vrijwel uitsluitend kan worden gebruikt voor of in de werksituatie. Artikel 2, derde lid, van het Reïntegratiebesluit luidt als volgt: Bij de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt bij de beoordeling en berekening van de kosten en de verlening van een voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening.
Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding heeft verweerder zich gebaseerd op de Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2008 (hierna: de beleidsregels). In de beleidsregels is, voorzover hier relevant, bepaald dat indien de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekt, verweerder voor het meerdere bedrag van de aanschafprijs van het hoortoestel een aanvullende vergoeding van maximaal het normbedrag per toestel kan verstrekken. Voorwaarde is dat dit betere toestel nodig is in de werksfeer. Het normbedrag per hoortoestel is vastgesteld op maximaal € 700,00.
In een uitspraak van 1 april 2009 (LJN: BI1281) heeft de Centrale Raad van Beroep over het beleid van verweerder overwogen dat het maximeren van de vergoeding voor hoortoestellen weliswaar in beginsel niet onredelijk is, maar dat het bepaalde in artikel 2, derde lid, van het Reïntegratiebesluit meebrengt dat aan de hand van de bijzondere omstandigheden van het concrete geval zal moeten worden beoordeeld of met de maximale vergoeding een niet alleen goedkoopste, maar ook adequate voorziening kan worden verleend.
Het gaat er dus om of verweerder met de vergoeding van € 1.400,00 voor de hoortoestellen en de Mypilot remote een adequate voorziening heeft verleend. [wijlen K] heeft uiteengezet dat de desbetreffende Phonak hoortoestellen in zijn specifieke werksituatie noodzakelijk zijn en dat hij voor privégebruik met aanzienlijk goedkopere toestellen zou kunnen volstaan. Verweerder heeft in het bestreden besluit met zoveel woorden overwogen dat er zonder meer een indicatie bestaat voor de door [wijlen K] gewenste geavanceerde hoortoestellen, juist ten behoeve van de werksituatie. Voor de omvang van de vergoeding voor de hoortoestellen heeft verweerder vervolgens enkel verwezen naar de normbedragen in de beleidsregels, zonder dat verweerder daarbij heeft gemotiveerd dat daarmee in dit concrete geval van een adequate voorziening sprake is. Dit betekent dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering, zodat het op dit punt voor vernietiging in aanmerking komt.
De kosten voor onderhoud/nazorg van de hoortoestellen komen volgens verweerder niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze kosten moeten worden gerekend tot de kosten van het normale gebruik. Verweerder verwijst in dit verband naar artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit. Dit standpunt van verweerder berust naar het oordeel van de rechtbank op onjuiste lezing van artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit. In deze bepaling gaat het erom dat kosten niet worden vergoed als deze algemeen gebruikelijk zijn. Hiermee is volgens de wetsgeschiedenis bedoeld dat kosten of diensten die in het algemeen door mensen in verband met werk (in een bepaalde bedrijfstak) worden aangeschaft of gebruikt, niet voor vergoeding in aanmerking komen, ook al hangt de aanschaf samen met een ziekte of gebrek (Staatsblad 2005, 622, pagina 11). Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een speciale autostoel in de vervoersbranche. Dat de kosten voor onderhoud/nazorg tot het normale gebruik behoren, wil echter nog niet zeggen dat de kosten algemeen gebruikelijk zijn in de zin van artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit. Door te oordelen dat de kosten van onderhoud van de hoortoestellen tot de kosten van het normale gebruik behoren, heeft verweerder een maatstaf gehanteerd die niet berust op artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit. Het bestreden besluit komt op dit punt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met deze bepaling.
Voorzover verweerder in het bestreden besluit heeft bedoeld te stellen dat de kosten van onderhoud als een algemeen gebruikelijke voorziening moeten worden beschouwd en dat de kosten om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen, overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat verweerder de hoortoestellen in dit geval niet als een algemeen gebruikelijke voorziening heeft aangemerkt. De kosten van onderhoud/nazorg zijn onlosmakelijk verbonden met de hoortoestellen, zodat zonder nadere motivering van de zijde van verweerder niet kan worden aangenomen dat deze kosten wel algemeen gebruikelijk zijn.
Conclusie is dat het beroep, voorzover ontvankelijk, gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voorzover daarin is beslist over de vergoeding van de hoortoestellen, de Mypilot en onderhoud/nazorg. Verweerder zal op deze punten een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
Ter voorlichting aan partijen merkt de rechtbank nog het volgende op. [wijlen K] heeft betoogd dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat verweerder aan zijn broer, [naam], wel een volledige vergoeding van de kosten van hoortoestellen en aanverwante apparatuur heeft toegekend. Uit de stukken komt naar voren dat de situatie van [wijlen K] en de situatie van zijn broer – in juridische zin – niet vergelijkbaar waren, zodat reeds hierom het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.
Nu niet gebleken is van door eisers gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover het is gericht tegen de afwijzing van een voorziening voor vergoeding van de kosten van een extern microfoonsysteem en een diefstal- en verliesverzekering;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voorzover daarbij is beslist over vergoeding van de kosten van de aanschaf van de hoortoestellen, de Mypilot remote en de kosten van nazorg en bepaalt dat verweerder op deze onderdelen een nieuwe beslissing op bezwaar neemt;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,00 aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J.M.M.B. van Eeten, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2009.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 12 december 2009