Parketnummer : 05/517059-08
Datum zitting : 14 december 2009
Datum uitspraak : 28 december 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 09 november 2008 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s),
althans alleen, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, met een vuurwapen die [slachtoffer] in de nek
en/of de keel heeft geschoten en/of met dat vuurwapen meermalen, althans
eenmaal een aantal kogels/projectielen heeft afgevuurd op/naar en/of in de
richting van die [slachtoffer] en/of (met een hard voorwerp) die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen
en/of met een hard voorwerp tegen diens hoofd heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 09 november 2008 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan
een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
schotwond in de hals/nek/keel en/of een hoofdwond), heeft toegebracht, door
deze opzettelijk met een vuurwapen die [slachtoffer] in de nek en/of keel te
schieten en/of (met een hard voorwerp) die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal (met kracht) tegen het hoofd te slaan en/of met een hard voorwerp
tegen diens hoofd te gooien;
2.
zij op of omstreeks 09 november 2008 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Walther P99), en/of
munitie van categorie III, te weten een aantal patronen en/of een
patroonhouder, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
PV TR bijl.11-c)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 december 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer], schriftelijk vertegenwoordigd door mr. L.Th.B. Grob, advocaat te Doetinchem.
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 (medeplegen van poging doodslag) en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft voorts verzocht dat de vordering van de
benadeelde partij tot een bedrag van € 30.000,-- wordt toegewezen en heeft
gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis,
met dien verstande dat de verdachte niet meer tot vergoeding zal zijn gehouden indien en
voorzover het gevorderde door haar mededader is of wordt voldaan.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij voor het resterende gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard omdat deze niet eenvoudig van aard is.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
3.1 Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van het medeplegen van poging moord.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade en zal haar daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het medeplegen van poging doodslag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het medeplegen van poging tot doodslag.
Ten aanzien van het medeplegen heeft de officier van justitie het navolgende naar voren gebracht. Verdachte wist dat haar partner en medeverdachte [medeverdachte] een vuurwapen had, want zij had dit wapen op het nachtkastje naast haar bed zien liggen, zoals zij in haar eerste verhoor heeft verklaard. Ook [medeverdachte] zelf heeft verklaard dat verdachte wist dat hij een wapen had. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij van [medeverdachte] had gehoord dat hij twee keer eerder iemand om het leven had gebracht.
Verdachte had een prostitutie afspraak gemaakt met [slachtoffer]. Volgens haar was [medeverdachte] voor [slachtoffer] arriveerde al in haar woning aanwezig en wist deze dat zij een klant zou ontvangen. [medeverdachte] was daar voor haar veiligheid. Door prostitutie te bedrijven onder de bescherming van een direct bruikbaar vuurwapen hebben verdachte en [medeverdachte] geaccepteerd dat (vuurwapen)geweld zou worden gebruikt indien dat nodig zou blijken.
Toen [medeverdachte] en [slachtoffer] een conflict kregen heeft zich het risico dat het vuurwapen zou worden gebruikt gerealiseerd.
Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat [medeverdachte] heeft bekend dat hij twee keer op het slachtoffer heeft geschoten.
Het doet er in het onderhavige geval niet toe wie er heeft geschoten, omdat er voldoende nauwe en bewuste samenwerking is geweest en hun handelen aan elkaar kan worden toegeschreven.Van een nauwe en bewuste samenwerking is in ieder geval sprake geweest bij het wegbrengen van het wapen na de schietpartij
3.1.1 Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft tot vrijspraak van het tenlastegelegde geconcludeerd. Er is niet gebleken van enige nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte is op de kamer van haar zoon gaan zitten toen het conflict tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] escaleerde. Er is in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om het standpunt van de officier van justitie te ondersteunen.
3.1.2 Beoordeling en conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het medeplegen. Om van medeplegen te kunnen spreken moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking en daarvan is niet gebleken. Verdachte en [medeverdachte] hebben verklaard dat verdachte op het moment dat [medeverdachte] en [slachtoffer] in gevecht raakten naar de kamer van haar zoon is gegaan. Hoewel verdachte mogelijk op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte] een wapen had en wellicht die dag bij zich zou hebben, kan op basis daarvan niet de conclusie worden getrokken dat zij had moeten verwachten dat hij het wapen daadwerkelijk jegens haar klant zou gebruiken. Tevens blijkt niet van enige afspraak dat zij beiden [slachtoffer] op het leven zouden proberen te brengen. Het enkele feit dat zij beiden in de woning aanwezig waren, is niet voldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zelf heeft geschoten, immers zij zat op de kamer van haar zoon op het moment dat er werd geschoten. Het dossier bevat geen enkel bewijsmiddel ter ondersteuning van de mogelijkheid dat zij wel heeft geschoten. Het feit dat op haar handen schotresten aangetroffen zijn, kan mogelijk worden verklaard door het feit dat zij, nadat [slachtoffer] was neergeschoten, het wapen van de grond heeft opgepakt en in een duster heeft gewikkeld.
De rechtbank zal verdachte derhalve geheel vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring geconcludeerd van het onder 2 tenlastegelegde. De raadsman van verdachte heeft tot vrijspraak geconcludeerd, omdat zij geen beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Nadat [slachtoffer] is neergeschoten heeft verdachte het wapen gepakt en in een duster gewikkeld. Vervolgens heeft zij het samen met [medeverdachte], van wie het wapen was, bij de buren afgeleverd. Verdachte heeft daarmee, in tegenstelling tot wat de raadsman stelt, wel degelijk – in ieder geval tijdelijk - de beschikkingsmacht over het wapen gehad en zij heeft het daarmee ook voorhanden gehad. Nu zij het wapen samen met [medeverdachte] naar de buren heeft gebracht is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 09 november 2008 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander een
wapen van categorie III, te weten een pistool (Walther P99), en munitie van categorie III, te weten een aantal patronen en een patroonhouder, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
A
‘medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet en wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III’
B
‘medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet en wapens en munitie, meermalen gepleegd’
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 16 april 2009
• een voorlichtingsrapport van de Reclassering betreffende verdachte,
gedateerd 6 februari 2009
• een briefrapportage van het NFI betreffende verdachte, opgemaakt door
drs. L.J.M. Klerks (justitieel forensisch psychiater), gedateerd 2 december 2008
De rechtbank overweegt in het bijzonder volgende:
Verdachte heeft samen met een ander onbevoegd een vuurwapen voorzien van een patroonhouder met een viertal patronen voorhanden gehad. Het gebruik van vuurwapens bij het plegen van strafbare feiten neemt hand over hand toe. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens is verwerpelijk en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Tegen het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen moet dan ook streng worden opgetreden.
In beginsel is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hiervoor passend en geboden. De rechtbank is echter in het onderhavige geval van oordeel dat gezien de omstandigheden waarin verdachte het wapen en de patronen voorhanden heeft gehad een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voldoet. Dit om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden om op de één of andere manier wederom met (vuur)wapens in aanraking te komen en om te benadrukken dat het voorhanden hebben van een vuurwapen in welke omstandigheid dan ook bestraft zal worden.
Omdat het onder 1 tenlastegelegde niet is bewezen wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 90.000,-- (immateriële schade).
Nu aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd ten aanzien van het onder 1 tenlastgelegde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
• 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
• 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij, domicilie kiezende te Doetinchem.
- Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
mrs. I.D. Jacobs (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en A.T.M. Vrijhoeven,
in tegenwoordigheid van S.P. Visser (griffier).
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2009.