Parketnummer : 05/800515-09
Datum zitting : 7 december 2009
Datum uitspraak : 21 december 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2009, te Zwolle,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (militaire
vrachtauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Kleefstraat, gaande in de richting van de kruising of splitsing van
die weg met de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Lippestraat,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam,
die (gelijkwaardige) kruising/splitsing van wegen zonder te stoppen is
opgereden en/of
geen voorrang heeft verleend aan een over de kruisende weg, te weten die
Lippestraat, rijdende, voor hem, verdachte, van rechts (dicht) genaderd zijnde
bestuurder van een personenauto, immers die bestuurder niet in staat heeft
gesteld ongehinderd diens weg te vervolgen,
en/of is hij, verdachte, in botsing/aanrijding gekomen met dat andere
motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 maart 2009, te Zwolle,
als bestuurder van een motorrijtuig (militaire vrachtauto), daarmee heeft
gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kleefstraat,
gaande in de richting van de kruising of splitsing van die weg met de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Lippestraat,
die gelijkwaardige kruising/splitsing van wegen zonder te stoppen is opgereden
en/of
geen voorrang heeft verleend aan een over de kruisende weg, te weten die
Lippestraat, rijdende, voor hem, verdachte, van rechts (dicht) genaderd zijnde
bestuurder van een personenauto, immers die bestuurder niet in staat heeft
gesteld ongehinderd diens weg te vervolgen,
en/of is hij, verdachte, in botsing/aanrijding gekomen met dat andere
motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd ;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 7 december 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. I.J.M. Monsma, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en daarnaast tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen, voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Verdachte is op 25 maart 2009, als bestuurder van een vrachtwagen, zonder voorrang te verlenen aan een van rechts komende bestuurder van een personenauto, een gelijkwaardige kruising opgereden en heeft daarbij een verkeersongeval veroorzaakt. De bestuurder van de personenauto waarmee verdachte in aanrijding is gekomen, [slachtoffer], heeft ten gevolge van dit ongeval zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daardoor verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan.
De vraag die thans aan de orde is, is of verdachte door zijn handelen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan het ongeval heeft. Heeft verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam gehandeld?
De militaire kamer is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Zij neemt daarbij in overweging dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, ongeveer 50 kilometer per uur reed en dat hij, zonder zijn snelheid te minderen, een gelijkwaardige kruising is opgereden. Hij heeft daarbij, in strijd met de geldende regelgeving, geen voorrang verleend aan de van rechts komende personenauto. Een ieder die een gelijkwaardige kruising nadert, moet zijn snelheid zo aanpassen dat hij voldoende tijd heeft om zich er van te kunnen vergewissen dat er geen verkeer van rechts komt en om zonodig zijn voertuig nog voor die kruising te kunnen stoppen. Dit geldt te meer voor bestuurders van een vrachtwagen, die een aanzienlijk grotere massa en volume hebben dan personenauto’s en daarmee een groter gevaar veroorzaken. Verdachte die als verkeersdeelnemer gebruik maakte van een zware militaire vrachtwagen heeft zijn snelheid, alvorens het kruispunt op te rijden, niet verminderd en, hoewel hij heeft verklaard dat hij wel naar rechts heeft gekeken, onvoldoende gelet op het van rechts komende verkeer. Dit moet worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Gelet op het bovenstaande moet worden geoordeeld dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 maart 2009, te Zwolle,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (militaire
vrachtauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Kleefstraat, gaande in de richting van de kruising van
die weg met de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Lippestraat,
aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig die (gelijkwaardige) kruising van wegen zonder te stoppen is
opgereden en geen voorrang heeft verleend aan een over de kruisende weg, te weten die Lippestraat, rijdende, voor hem, verdachte, van rechts (dicht) genaderd zijnde bestuurder van een personenauto, immers die bestuurder niet in staat heeft
gesteld ongehinderd diens weg te vervolgen, en is hij, verdachte, in botsing/aanrijding gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto) en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht ;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 3 november 2009.
Verdachte heeft op 25 maart 2009 schuld gehad aan een ongeval, welk ongeval voor [slachtoffer] ernstige gevolgen heeft gehad, in die zin dat hij in ieder geval gedurende een periode van enkele weken volledig arbeidsongeschikt is geweest. De militaire kamer is van oordeel dat, gelet op de gevolgen van het feit, de mate van schuld van verdachte aan het ongeval en het gegeven dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest voor dergelijke delicten, in deze een werkstraf van nader te noemen duur een passende afdoening is. Eveneens is daarbij acht geslagen op de omstandigheid dat, zoals [slachtoffer] bij de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard, hijzelf voorafgaand aan het verkeersongeval te hard heeft gereden (ongeveer 60 kilometer per uur).
Om recht te doen aan de ernst van het feit zal de militaire kamer daarnaast aan verdachte opleggen een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen. Zij ziet geen aanleiding om een deel van deze ontzegging voorwaardelijk op te leggen, als door de officier van justitie is geëist. De militaire kamer is ervan overtuigd dat verdachte inmiddels voldoende is doordrongen van de ernst van het feit en de noodzaak om vanaf nu voldoende voorzichtigheid te betrachten in het verkeer.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4a.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de
tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
B. een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder inbegrepen, voor de duur van (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en kolonel mr. B.F.M. Klappe (militair lid),
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2009.