3.4.1. T.a.v. het steken van [slachtoffer]
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken.
Verdachte heeft zelf op de bewuste avond tijdens het transport naar het ziekenhuis verklaard dat hij “de man had gestoken met een stuk glas” . Hij heeft direct bij de eerste verhoren bij de politie verklaard dat hij een van de jongens die bij incident 1 betrokken waren met een mes heeft gestoken . Bij de rechter-commissaris verklaart hij dat hij “het ongelooflijk erg” vindt dat hij “überhaupt dit gedaan” heeft . Ook ter terechtzitting van 18 mei 2009 heeft verdachte nog verklaard dat hij heeft gestoken “en niemand anders” . Nu verdachte vanaf het begin, zelfs al op weg naar het ziekenhuis en dus voordat de verhoren van de andere betrokkenen bij de opsporingsinstanties waren aangevangen, tot en met de zitting van 18 mei 2009 heeft verklaard dat hij heeft gestoken en nu hij in zijn verklaringen ook details geeft, waaronder over de bergplaats van het mes , acht de militaire kamer niet geloofwaardig dat hij dit slechts heeft verklaard omdat hij daar ten onrechte door de mededelingen van de opsporings¬instanties in is gaan geloven.
Daarbij komt dat zijn verklaring dat hij [slachtoffer] met een mes heeft gestoken wordt ondersteund door de volgende getuigenverklaringen:
- [betrokkene1] verklaart dat:
hij na incident 1 met verdachte en [betrokkene3] terug naar het huisje is gelopen,
verdachte echt boos was en vernederd,
er onderweg vermoedelijk is gesproken over het ophalen van de rest van de vrienden teneinde “de gasten” terug te pakken,
het de bedoeling was om ze een pak rammel te geven ,
hij verdachte in het huisje heeft horen zeggen dat hij naarstig op zoek was naar zijn autosleutels,
verdachte op enig moment weg was, dat verdachte buiten was,
hij achter verdachte en [betrokkene9] aanliep ,
hij zag dat verdachte op de Marokkaanse jongen afliep, die er vandoor ging,
hij zag dat verdachte en [betrokkene9] zich richtten op de dikke jongen,
hij dacht te zien dat verdachte de dikke jongen een klap gaf op zijn hoofd of wang,
het er op leek dat verdachte de jongen gewoon sloeg,
de slaande beweging met rechts richting hoofd ging, naar hij dacht van boven naar beneden,
hij direct daarna hoorde dat de dikke jongen de naam van zijn maat riep en daarna iets van dat “hij” een mes had of dat hij (de dikke jongen) gestoken was .
- [betrokkene3] verklaart dat
ze na incident 1 met zijn vieren erover hebben gesproken naar het huisje te gaan en vervolgens weer terug naar “de mannen”,
ze dat vervolgens ook hebben gedaan,
ze zijn teruggegaan naar de twee mannen die ze waren tegengekomen,
hij met verdachte voorop liep,
hij achter de kleine man is aangelopen,
hij, toen hij terug kwam, verdachte uit de richting van de grote man zag komen,
hij de man “au” hoorde schreeuwen ,
hij verdachte hoorde zeggen “dat hij hem te pakken had” .
- [betrokkene6] verklaart dat
hij 1 februari 2009 om 3:45 in het vakantiehuisje was toen [betrokkene1], [betrokkene3] en verdachte het huisje binnen kwamen,
hij zag dat verdachte een snee boven zijn wenkbrauw had zitten en behoorlijk bloedde,
hij hoorde dat verdachte zei dat ze terug naar buiten moesten om die “fucking klootzakken” te grazen te nemen,
verdachte kort daarna naar buiten ging maar intussen wel zijn autosleutels had gepakt,
hij enige tijd later naar buiten is gegaan en de groep toen weer terug zag komen ,
hij toen iedereen binnen was verdachte hoorde zeggen dat hij “fucking iemand had neergestoken” .
- [betrokkene4] verklaart dat
hij op 1 februari 2009 even voor 04.00 uur wakker werd,
hij [betrokkene3] hoorde zeggen dat hij een baksteen op zijn hoofd had gehad en dat verdachte ook gewond was,
hij daarna verdachte heel hard hoorde schreeuwen: “aan de kant, waar zijn mijn autosleutels?”,
hij uit bed is gestapt dat hij zag dat verdachte [betrokkene3] en [betrokkene1] ontbraken,
meerdere personen zeiden dat zij naar buiten waren, “achter ze aan”,
hij toen naar buiten is gelopen en dat hij verdachte, [betrokkene1] en [betrokkene3] aan zag komen lopen,
hij, eenmaal binnen, zag dat verdachte een mes in de schede vast hield,
hij vroeg wat er was gebeurd,
verdachte, [betrokkene1] en [betrokkene3] hortend en stotend vertelden dat ze ruzie hadden gekregen met twee Turken, dat [betrokkene3] een baksteen op zijn hoofd had gekregen en verdachte met een stuk glas in zijn gezicht was gestoken, dat verdachte daarna was teruggerend met een mes en dat hij een van de Turken had gestoken in zijn borst,
hij verdachte toen heeft gevraagd waar hij precies de Turk had gestoken, waarop verdachte bij zichzelf aanwees waar hij de Turk had gestoken, waarbij hij de linkerzijde van zijn borst aanwees en vertelde dat hij van boven naar beneden had gestoken,
hij hem heeft toen gevraagd of hij diep had gestoken waarop hij verdachte hoorde zeggen “Ja” .