zaaknummer / rolnummer: 175674 / HA ZA 08-1654
Vonnis van 18 november 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L.G.M. Delahaije te Breda,
1. mr. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
2. de naamloze vennootschap
[gedaagde].,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. C.J.J.C. Arnouts te Amsterdam.
Eiseres zal hierna [eiseres] en gedaagden zullen tezamen de notaris dan wel afzonderlijk mr. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 juni 2009
- de akte van [eiseres]
- de antwoordakte van de notaris.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis heeft overwogen.
2.2. In het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiseres]. [eiseres] werd zo in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven op de schade die zij heeft geleden doordat zij er ten onrechte vanuit is gegaan dat [betrokkene] haar toezegging om een bedrag van EUR 75.000,00 bij te storten was nagekomen.
2.3. In haar akte heeft [eiseres] naar voren gebracht dat zij in de situatie dient te worden gesteld, die zou zijn ingetreden wanneer de notaris zou hebben medegedeeld dat er slechts een bedrag van EUR 50.000,00 bij hem in depot zou zijn. Hieraan heeft [eiseres] toegevoegd dat zij, als de toren het fabrieksterrein niet zou hebben verlaten, een retentierecht zou hebben gehad op de toren en dat zij al hetgeen zij van [betrokkene] te vorderen had, met voorrang zou hebben kunnen verhalen op de opbrengst van de parkeertoren. Zij stelt dat de toren geheel in haar fabriek was gebouwd en dat zij alle materialen en onderdelen zelf had ingekocht en betaald. [eiseres] begroot haar schade op een bedrag van EUR 275.669,70, zijnde het op de facturen voor de bouw en demontage door [betrokkene] onbetaald gebleven bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Zij heeft vervolgens haar eis vermeerderd tot dit bedrag.
2.4. De notaris heeft echter naar voren gebracht dat de schade van [eiseres] maximaal EUR 125.000,00 kan bedragen. Hij wijst er op dat [eiseres] ter comparitie heeft gesteld dat zij, als zij had geweten dat er maar EUR 50.000,00 op de rekening van de notaris stond, aan de directeur van [betrokkene] wederom zou hebben gevraagd een bedrag van EUR 75.000,00 te storten. Als [betrokkene] dit bedrag vervolgens ook had gestort, was er niets aan de hand geweest, aldus de notaris. Volgens hem ontbreekt een causaal verband tussen de foute mededeling van de notaris en de schade boven EUR 125.000,00. Op grond van de onjuiste mededeling van de notaris mocht [eiseres] er enkel op vertrouwen dat er zekerheid bestond voor een bedrag van EUR 125.000,00. Op basis van de aanname dat dit bedrag op de rekening van de notaris was gestort, heeft [eiseres] de toren verplaatst. De schade kan volgens de notaris dan ook nooit meer zijn dan het bedrag waarvan [eiseres] meende dat het onder de notaris berustte.
Voorts heeft de notaris gesteld dat de schade die [eiseres] heeft geleden door af te gaan op de mededeling van de notaris niet op één lijn kan worden gesteld met de schade die [eiseres] door de wanprestatie van [betrokkene] heeft geleden.
2.5. Nu de notaris niet heeft betwist dat [eiseres] bevoegd was haar eis te vermeerderen zoals hiervoor onder 2.3 is vermeld en er overigens ook geen gronden zijn om die eisvermeerdering af te wijzen, zal de rechtbank in het hierna volgende uitgaan van de vermeerderde eis.
2.6. Bij de beoordeling van de omvang van de schade van [eiseres] die het gevolg is van het feit dat zij is afgegaan op een onjuiste mededeling van de notaris staat voorop dat [eiseres] zelf heeft gesteld dat zij, als zij had geweten dat er maar EUR 50.000,00 in depot stond, eerst aan [betrokkene] zou hebben gevraagd om haar toezegging om een bedrag van EUR 75.000,00 bij te storten na te komen. Pas als daar niet aan zou worden voldaan, zou zij een beroep hebben gedaan op haar retentierecht. In haar akte gaat [eiseres] alleen in op het retentierecht en de omvang van de vordering waarvoor zij het retentierecht zou hebben kunnen uitoefenen. Zij gaat er blijkbaar vanuit dat [betrokkene] haar toezegging om het bedrag van EUR 75.000,00 bij te storten, ook na herhaald verzoek van de zijde van [eiseres], niet zou zijn nagekomen. Zij heeft echter niets aangevoerd waaruit de juistheid van deze veronderstelling blijkt. Indien [betrokkene] het bedrag van EUR 75.000,00 wel zou hebben bijgestort, zou [eiseres] blijkbaar de toren wel hebben vrijgegeven. In die situatie zou zij echter niet zonder meer een uitkering hebben ontvangen van EUR 125.000,00 zoals zijzelf en ook de notaris lijken te veronderstellen. Zoals reeds in het tussenvonnis is aangegeven, was er geen sprake van een depotovereenkomst op basis waarvan [eiseres] aanspraak kon maken op uitkering maar was het [betrokkene] die als enige kon bepalen wanneer uitkeringen werden gedaan. Nu [betrokkene] ten aanzien van het wel aanwezige bedrag van EUR 50.000,00 geen machtiging aan de notaris heeft gegeven, is de verwachting reëel dat een dergelijke machtiging er ook niet voor een groter bedrag, te weten EUR 125.000,00 zou zijn gekomen. De conclusie moet dan zijn dat [eiseres] in deze situatie geen schade heeft geleden door toedoen van de notaris.
2.7. Als [betrokkene] alsnog niet zou hebben voldaan aan haar verplichting om tot bijstorting van een bedrag van EUR 75.000,00 over te gaan, waar [eiseres] - zoals hiervoor aangegeven - impliciet vanuit gaat, is er alleen sprake van schade ten gevolge van het handelen van de notaris indien zou komen vast te staan dat [eiseres] een retentierecht had en dat zij op basis daarvan tot executie zou hebben kunnen overgaan. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] dit onvoldoende heeft onderbouwd. Zij beroept zich in dit verband alleen op de wettelijke bepalingen met betrekking tot het retentierecht om vervolgens haar schade te begroten in lijn met de schade die zij heeft geleden ten gevolge van de wanprestatie van [betrokkene]. Verder heeft zij dan nog correspondentie overgelegd alsmede een bieding van een derde, G. [betrokkene 2] B.V. te Brakel (hierna te noemen [betrokkene 2]), van 6 september 2007 welke bieding zij niet heeft geaccepteerd vanwege de met [betrokkene] gesloten vaststellingsovereenkomst. De conclusie van [eiseres] is dan dat, gelet op het door [betrokkene 2] aangeboden bedrag, er voldoende dekking zou zijn geweest om alle vorderingen van [eiseres] op [betrokkene] te verhalen.
2.8. Van [eiseres] had mogen worden verwacht dat zij nader zou hebben toegelicht waarom zij, indien zij op 23 oktober 2007 van de notaris te horen had gekregen dat er slechts EUR 50.000,00 op zijn rekening stond, wel een beroep op het retentierecht had en waarom zij dat recht niet (meer) had toen haar uit de mededelingen van de notaris van 21 december 2007 duidelijk werd dat het toegezegde bedrag van EUR 75.000,00 niet was bijgestort. Volgens de tekst van de vaststellingsovereenkomst diende zij de toren te verplaatsen naar een andere loods van haarzelf. Uit de fax van [eiseres] aan de notaris van 18 december 2007 kan worden afgeleid dat dit is ook is gebeurd. Er staat immers in dat de toren is verplaatst en dat zij [betrokkene] de toegang tot de loods zou ontzeggen als zij niet die dag nog betaling zou ontvangen. Als de toren zich nog steeds in een loods van [eiseres] bevond op 21 december 2007, had zij haar verplichting om de zaak aan [betrokkene] af te geven, kunnen opschorten. Toch heeft zij geen beroep op een retentierecht gedaan. Niet duidelijk is of zij daar toen niet aan heeft gedacht of dat er omstandigheden waren die aan een beroep op retentierecht in de weg stonden. In het laatste geval had moeten worden toegelicht in hoeverre die omstandigheden zijn opgekomen na 23 oktober 2007. Als die omstandigheden er toen aan al waren, had zij namelijk, ook bij een juiste mededeling van de notaris omtrent het bedrag dat op zijn rekening stond, haar retentierecht niet kunnen uitoefenen.
2.9. Indien [eiseres] de toren niet naar haar eigen loods maar naar een loods van een derde heeft verplaatst en zij om die reden geen beroep meer kon doen op haar retentierecht, had zij moeten uitleggen waarom zij dat heeft gedaan nu uit de vaststellingsovereenkomst volgt dat de toren moest worden verplaatst naar een nader te bepalen loods van [eiseres] zelf.
2.10. [eiseres] gaat er voorts klaarblijkelijk vanuit dat uitoefening van het retentierecht zou hebben geleid tot een opbrengst die gelijk was aan het bedrag dat [betrokkene 2] bereid was te betalen. Dit is echter nog maar de vraag. Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt dat er op de toren beslag was gelegd door Imtech Industry B.V. (hierna te noemen Imtech). In de bieding van [betrokkene 2] is hier geen rekening mee gehouden. Bovendien is er, nadat [betrokkene 3] (hierna te noemen [betrokkene 3]), bij wie de toren destijds is opgeslagen, een eigen retentierecht uitoefende door C&E Wordlwide Advisors GmbH (hierna te noemen C&E) een vordering ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage in verband met haar licentierecht. De voorzieningenrechter heeft haar vordering toegewezen, zoals blijkt uit het door [eiseres] zelf overgelegde vonnis van 14 november 2008. Zonder nadere toelichting is niet duidelijk of [eiseres], als zij een beroep zou hebben gedaan op een retentierecht, niet ook zou zijn geconfronteerd met de vordering van C&E als gevolg waarvan de wielen en de computer van de toren aan C&E moesten worden afgegeven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk of de toren onder die omstandigheid nog iets zou hebben opgeleverd.
2.11. Uit de akte van [eiseres] blijkt niet duidelijk of de door [eiseres] gevorderde schade ook kosten van demontage en opslag omvat. Ter comparitie heeft zij deze kosten wel als schadepost naar voren gebracht. Voor zover zij vasthoudt aan haar vordering tot vergoeding van deze kosten heeft het volgende te gelden. Nu de toren blijkens de brief van [betrokkene 2] hoe dan ook het terrein van [eiseres] had moeten verlaten voor kerst 2007 omdat de fabriek met ingang van 1 januari 2008 was verhuurd aan een derde, ligt het voor de hand om aan te nemen dat [eiseres], ook als ze wel een beroep op haar retentierecht had kunnen doen, ook kosten voor demontage en opslag had moeten maken. Deze kosten kunnen dan ook niet geacht worden in causaal verband te staan met de onjuiste mededeling van de notaris.
2.12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, bij gebreke aan een voldoende onderbouwing, niet kan worden aangenomen dat er een causaal verband bestaat tussen de fout van de notaris en de door [eiseres] gevorderde schade. Dat brengt mee dat haar vordering zal worden afgewezen.
2.13. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld alsmede in de gevorderde en niet betwiste nakosten. De kosten aan de zijde van de notaris worden begroot op:
- vast recht EUR 4.938,00
- salaris advocaat 5.000,00 (2,5 punten × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 9.938,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van mr. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op EUR 9.938,00,
3.3. veroordeelt [eiseres] in de nakosten, aan de zijde van mr. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bepaald op EUR 131,00 voor (na)salaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met EUR 68,00 voor (na)salaris procureur en de daadwerkelijke betekeningskosten,
3.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2009.