ECLI:NL:RBARN:2009:BK4234

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
623341 AZ Verz 09-7914
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming deskundige in huurprijs geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Schoenenreus B.V. en een verzoekende partij, die niet bij naam is genoemd. De verzoekende partij had de kantonrechter verzocht om de Bedrijfshuuradviescommissie (BHAC) als deskundige te benoemen om advies uit te brengen over de huurprijs van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst was ingegaan op 1 februari 1999 en was sindsdien niet aangepast, behalve voor jaarlijkse indexeringen. De verzoekende partij stelde dat de huidige huurprijs niet meer in lijn was met vergelijkbare bedrijfsruimten en wilde de huurprijs per 1 juli 2009 vaststellen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel overeenstemming bestond over de benoeming van de BHAC, maar dat er geen overeenstemming was over de ingangsdatum van de nieuwe huurprijs. De rechter oordeelde dat artikel 7:304 lid 2 BW niet bedoeld is om een ingangsdatum voor een huurprijs vast te stellen, maar enkel om een deskundige te benoemen als partijen daarover geen overeenstemming bereiken. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekende partij niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de BHAC geen advies kon uitbrengen zonder overeenstemming over de ingangsdatum.

De rechter heeft de verzoekende partij in de kosten van de procedure veroordeeld, begroot op € 300,00 voor het salaris van de gemachtigde. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en de uitspraak is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 623341 \ AZ VERZ 09-7914 \ BE \ 391 \ kw
uitspraak van 27 oktober 2009
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te Castricum
verzoekende partij
gemachtigde mr. S. van der Kamp
en
de besloten vennootschap Schoenenreus B.V.
gevestigd te Uden
verwerende partij
gemachtigde mr. H.J. Heynen
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en Schoenenreus genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift van 6 juli 2009 met producties
- het verweerschrift van 28 september 2009 met één productie
- de pleitaantekeningen van de zijde van [verzoekende partij]
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 5 oktober 2009.
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 Schoenenreus huurt van (de rechtsvoorganger van) [verzoekende partij] de bedrijfsruimte aan [adres]. De huurovereenkomst is ingegaan op 1 februari 1999 voor een periode van 10 jaar, en is daarna verlengd voor een periode van 5 jaar. Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 BW.
2.2 Bij aanvang van de huurovereenkomst bedroeg de huurprijs op jaarbasis
€ 120.251,75 (ƒ 265.000,00 excl. btw). De huurprijs bedraagt thans € 133.131,20 excl. btw op jaarbasis. Sinds het aangaan van de huurovereenkomst is de huurprijs – behoudens de jaarlijkse indexeringen – niet aangepast.
2.3 Op 10 april 2009 heeft [verzoekende partij] Schoenenreus laten weten dat hij de huidige huurprijs niet (langer) overeen vindt stemmen met de huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse. [verzoekende partij] wil de huurprijs per 1 juli 2009 nader vaststellen. Hierna hebben partijen enkele keren met elkaar gesproken.
2.4 Bij brief van 23 juni 2009 heeft [bedrijf A] namens [verzoekende partij] aan Schoenenreus het volgende laten weten:
“Al enige tijd zijn wij in gesprek over het wijzigen van de huurprijs van bovengenoemde locatie. Zowel telefonisch als per mail hebben wij een aantal keer een voorstel gedaan.
Aangezien wij geen concreet antwoord hebben mogen ontvangen doen wij u door middel van dit schrijven nogmaals ons voorstel.
Ingangsdatum: 1 juli 2009
Huurprijs: € 220.000,- te vermeerderen met BTW
(…)
Wij verzoek u uiterlijk 26 juni as. aan te geven of u akkoord kunt gaan met ons voorstel, dan wel stellen wij voor de BHAC aan te wijzen als gezamenlijke deskundige.
Indien wij geen reactie ontvangen, concluderen wij hieruit dat wij niet tot overeenstemming zijn gekomen. Wij zullen dan een verzoek bij de kantonrechter indienen om de datum vast te leggen (onderstreping door kantonrechter) en de BHAC aan te wijzen als deskundige.
(…)”
2.5 Schoenenreus heeft bij email van 24 juni 2009 op deze brief gereageerd en een lager bedrag geboden. [verzoekende partij] heeft bij email van 24 juni 2009 laten weten hiermee niet akkoord te gaan, en heeft in die email (opnieuw) voorgesteld de Bedrijfshuuradviescommissie, hierna de BHAC, als deskundige te benoemen.
2.6 In haar email van 29 juni 2009 heeft Schoenenreus als volgt gereageerd:
“Wij zijn akkoord met het inschakelen van de BHAC als deskundige. Echter zien wij geen aanleiding om nu al een datum vast te stellen”.
2.7 De BHAC heeft in haar algemene bepalingen – onder meer – in artikel 1 bepaald dat een opdracht tot het vaststellen van een deskundigenadvies in de zin van artikel 7:304 BW enkel kan worden gegeven door middel van een gezamenlijk schriftelijk verzoek van beide bij het geschil betrokken partijen dan wel door een schriftelijk verzoek daartoe door alleen de verzoeker (…) mits deze een beschikking kan overleggen waaruit blijkt dat de kantonrechter de BHAC als deskundige heeft benoemd of een verzoek daartoe door de kantonrechter.
In artikel 9 is voorts bepaald:
“De datum van het verzoek (indien het een gezamenlijk verzoek als bedoeld in artikel 1 sub (a) van deze voorwaarden betreft) danwel de datum zoals genoemd in de beschikking van de kantonrechter (indien het een verzoek als bedoeld in artikel 1 sub (b) of (c) van deze voorwaarden betreft) is bepalend voor de vaststelling van de referentieperiode van het onderzoek (onderstreping door de kantonrechter). Enkel indien het een gezamenlijk verzoek als bedoeld in artikel 1 sub (a) van deze voorwaarden betreft kunnen partijen van deze datum afwijken, uitsluitend door middel van een gezamenlijk daartoe ondertekende schriftelijke verklaring.”
3. Het verzoek en het verweer
3.1 [verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter om overeenkomstig art. 7:304 lid 2 BW de BHAC als deskundige te benoemen en deze te verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 7:304 lid 1 BW uit te brengen ten aanzien van het door Schoenenreus gehuurde aan [adres], per de datum van indiening van het onderhavige verzoekschrift, kosten rechtens.
3.2 [verzoekende partij] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat, alhoewel partijen overeenstemming hebben bereikt over de te benoemen deskundige, deze overeenstemming illusoir is zolang partijen niet ook tevens overeenstemming hebben over de ingangsdatum van de nieuwe huurprijs. Volgens [verzoekende partij] volgt uit de algemene bepalingen van de BHAC dat de BHAC in dat geval geen advies kan uitbrengen.
3.3 Schoenenreus verzoekt de kantonrechter [verzoekende partij] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Zij stelt dat zij heeft ingestemd met de benoeming van de BHAC als deskundige. Er is dan ook overeenstemming (bereikt) als bedoeld in art. 7:304 lid 2 BW. Dit artikel is niet bedoeld om een ingangsdatum voor een eventuele nieuwe huurprijs te fixeren.
4. De beoordeling
4.1 Art. 7:304 lid 2 BW bepaalt dat indien partijen geen overstemming bereiken over de benoeming van een deskundige de rechter deze benoemt op verzoek van de meest gerede partij. Als een zodanig verzoek wordt gedaan dan geldt de dag van dat verzoek (uitsluitend) voor de toepassing van art. 7:303 leden 1, 2 en 4 BW als de dag waarop de vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs is ingesteld.
4.2 Vaststaat dat tussen partijen overeenstemming bestond en bestaat over de te benoemen deskundige, namelijk de BHAC. Dat partijen uiteindelijk geen gezamenlijke opdracht hebben gegeven aan de BHAC is uitsluitend - zo is ter comparitie uitdrukkelijk door [verzoekende partij] gesteld - het gevolg van de omstandigheid dat partijen vooraf geen overeenstemming hebben bereikt over de “ingangsdatum” van de (eventuele) huurverhoging.
Schoenenreus stelt dat voor het slagen van de onderhavige procedure alleen van belang is de vraag of partijen overeenstemming hebben bereikt over de te benoemen deskundige en daarvan is sprake. Met betrekking tot de vaststelling van de ingangsdatum heeft Schoenenreus erop gewezen dat dit is voorbehouden aan partijen, en dat, zo partijen er niet in onderling overleg uitkomen, de wetgever in art. 7:304 BW diverse momenten heeft bepaald waarop de kantonrechter de ingangsdatum kan c.q. moet vaststellen.
4.3 De kantonrechter stelt allereerst vast dat in het onderhavige geval niet is gebleken dat de BHAC geen advies zou hebben kunnen uitbrengen. Niet alleen zijn geen stukken overgelegd waaruit zulks zou blijken maar dit blijkt evenmin uit de door [verzoekende partij] aangehaalde passages uit de algemene bepalingen.
Uit deze algemene bepalingen volgt dat de datum waarop een gezamenlijk schriftelijk verzoek is ingediend “bepalend (is) voor de vaststelling van de referentieperiode van het onderzoek”. Hiermee is de peildatum voor het onderzoek door de BHAC gegeven.
Uit de algemene bepalingen volgt niet, zoals door [verzoekende partij] is gesteld en door Schoenenreus is betwist, dat er tussen partijen ook overeenstemming zou moeten bestaan over de ingangsdatum van de nieuwe huurprijs, bij gebreke waarvan de BHAC niet met het onderzoek zou kunnen beginnen.
4.4 Met zoveel woorden is door [verzoekende partij] verklaard dat hij de onderhavige procedure heeft ingezet om de door hem gewenste ingangsdatum van de nieuwe huurprijs vast te laten leggen. De kantonrechter is met Schoenenreus van oordeel dat art. 7:304 lid 2 BW hiervoor niet is bedoeld. Voor dat geval is art. 7:303 lid 4 BW geschreven. Uitgangspunt in die wetsbepaling is dat de (eventuele) nieuwe huurprijs geldt met ingang van de dag waarop deze is gevorderd. Daar is ook bepaald dat de kantonrechter op grond van bijzondere omstandigheden een andere ingangsdatum dan de volgens art. 7:303 lid 4 BW de geldende ingangsdatum kan bepalen.
4.5 Gezien het voorgaande zal [verzoekende partij] in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.6 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoekende partij] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter,
5.1 verklaart [verzoekende partij] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
5.2 veroordeelt [verzoekende partij] in de kosten van deze procedure aan de kant van Schoenenreus begroot op € 300,00 voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2009.