ECLI:NL:RBARN:2009:BK4037

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4205
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Arnhem op 26 oktober 2009 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. [rechter], die betrokken was bij de behandeling van de zaken met registratienummers AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207. Het wrakingsverzoek was ingediend op 1 oktober 2009, voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de genoemde zaken. Verzoeker stelde dat de behandelend rechter niet alle stukken had gelezen voor de zitting die op 5 oktober 2009 zou plaatsvinden. De wrakingskamer oordeelde echter dat dit verwijt slechts een aanname was en niet was onderbouwd met concrete feiten of omstandigheden.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. De overige verwijten die in het wrakingsverzoek waren opgenomen, betroffen geen feiten of omstandigheden die de persoon van de individuele rechter aangingen. Daarom konden deze ook niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek.

Daarnaast deed verzoeker een aanhoudingsverzoek in de zaken met de registratienummers AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207, maar de wrakingskamer merkte op dat het niet aan hen was om hierover te oordelen. De wrakingskamer besloot uiteindelijk dat het wrakingsverzoek moest worden afgewezen en dat toekomstige verzoeken tot wraking van mr. [rechter] in de genoemde zaken niet in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
registratienummer: AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207
Beschikking van 26 oktober 2009
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
en
mr. [rechter],
in zijn hoedanigheid van bestuursrechter in de zaken met registratienummer AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207.
1. De procedure
1.1. Bij brief van 1 oktober 2009 heeft verzoeker, voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de hiervoor genoemde zaken, schriftelijk een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [rechter].
1.2. Bij brief van 8 oktober 2009 heeft mr. [rechter] desgevraagd aangegeven in de brief van verzoeker geen argumenten te lezen het door hem ingediende wrakingsverzoek te honoreren.
1.3. Op 15 oktober 2009 is het wrakingsverzoek tegen mr. [rechter] ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is niet verschenen. Mr. [rechter] heeft in genoemd schrijven van 8 oktober 2009 te kennen gegeven dat hij er geen prijs op stelt te worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling.
1.4. Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2. Het wettelijk kader
2.1. Gelet op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 van het EVRM (artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3. De beoordeling
3.1. Het concrete verwijt dat verzoeker in zijn wrakingsverzoek van 1 oktober 2009 mr. [rechter] maakt, is dat deze niet alle stukken zou hebben gelezen voor de zitting die vier dagen daarna, op 5 oktober 2009, zou plaatsvinden. De wrakingskamer stelt vast dat dit verwijt slechts een aanname betreft. Verzoeker heeft op geen enkele wijze zijn stelling op dit punt geconcretiseerd en/of nader onderbouwd. In zoverre kan het wrakingsverzoek dan ook niet worden toegewezen.
3.2. Met betrekking tot de overige in het wrakingsverzoek opgenomen verwijten merkt de wrakingskamer op dat deze niet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die de persoon van de individuele rechter betreffen die betrokken is bij de behandeling van de hierboven genoemde zaken, zijnde mr. [rechter]. Voor zover de gronden van het verzoek daarop zien, kunnen zij dus evenmin leiden tot een toewijzing van het wrakingsverzoek.
3.3. Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek ten slotte een aanhoudingsverzoek gedaan in de zaken met registratienummer AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207. Het is echter niet aan de wrakingskamer om hierover te oordelen, maar aan de behandelend rechter.
3.4. Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
3.5. De wrakingskamer ziet aanleiding om, met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, te bepalen dat volgende verzoeken tot wraking van mr. [rechter] in de zaken met registratienummer AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207 niet in behandeling zullen worden genomen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek tot wraking af,
4.2. bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van mr. [rechter] in de zaken met registratienummer AWB 08/4205, 08/4206 en 08/4207 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.J. Wiegman (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en D.S.M. Bak en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren uitgesproken op 26 oktober 2009.
de griffier de voorzitter