ECLI:NL:RBARN:2009:BK1778
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van eindbeslissingen in civiele procedures en de beoordeling van overeenkomsten
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, hebben partijen hun onvrede geuit over de beslissingen in een eerder tussenvonnis. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 24 juni 2009 overwogen dat een verklaring van 1 december 2005 moet worden gezien als een overeenkomst tussen partijen en niet als een eenzijdige rechtshandeling. Hierdoor werd de vordering van de eiser tot nakoming van deze eenzijdige rechtshandeling afgewezen. De eiser had de overeenkomst inmiddels ontbonden, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond welke schade hij als gevolg van deze ontbinding had geleden. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van partijen onvoldoende aanknopingspunten boden voor een vergoeding.
In reconventie betoogde de gedaagde dat de rechtbank haar oordeel moest heroverwegen, maar de rechtbank vond dat dit betoog berustte op een verkeerde lezing van het tussenvonnis. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de eiser ten koste van de gedaagde was verrijkt. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de gebruikelijke bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, waarbij ook niet-financiële inbreng werd meegeteld. De gedaagde erkende dat de eiser in haar woning had geïnvesteerd en dat hij bijdroeg aan de kosten van hun gezamenlijke hobby's.
De rechtbank heeft uiteindelijk de vorderingen van zowel de eiser als de gedaagde afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.E.M. Overkamp op 14 oktober 2009, en de rechtbank zag geen aanleiding om haar eerdere oordeel te heroverwegen, ondanks de bezwaren van de eiser.