ECLI:NL:RBARN:2009:BK1210

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178679
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over koopovereenkomst tussen Nederlandse en Roemeense partij met betrekking tot DAF-vrachtwagens

In deze zaak gaat het om een geschil tussen TSR Special Trailers B.V. en EVW Holding SRL over een koopovereenkomst voor de levering van DAF-vrachtwagens. TSR, gevestigd in Nederland, heeft in 2007 zes DAF-vrachtwagens verkocht aan EVW, een Roemeense vennootschap. De partijen zijn het oneens over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen voor de verkoop van nog eens tien vrachtwagens en wat de leveringsvoorwaarden zijn. TSR vordert betaling van een bedrag van EUR 86.542,85, vermeerderd met wettelijke rente, omdat EVW de vrachtwagens niet heeft afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is op basis van artikel 5-1a van de EEX-Verordening, en dat Nederlands recht van toepassing is, inclusief het Weens Koopverdrag. De rechtbank heeft TSR opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat de levering van de vrachtwagens in de weken 28 tot en met 37 van 2008 zou plaatsvinden. De zaak is gecompliceerd door de verschillende interpretaties van de communicatie tussen de partijen en de vraag of er daadwerkelijk een bindende overeenkomst is gesloten. De rechtbank heeft een getuigenverhoor gepland om de feiten verder te onderzoeken en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 178679 / HA ZA 08-2148
Vonnis van 7 oktober 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TSR SPECIAL TRAILERS B.V.,
gevestigd te Gendt, gemeente Lingewaard,
eiseres,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EVW HOLDING SRL,
gevestigd te Sannicoara, Roemenië,
gedaagde,
advocaat mr. W.J.B.M. Alkemade te Nijmegen.
Partijen zullen hierna TSR en EVW genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 april 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. TSR handelt in vrachtwagens. EVW is importeur van DAF-produkten voor Roemenië. Medio 2007 heeft EVW zes DAF-vrachtwagens, Type XF 105, van TSR gekocht. TSR heeft deze vrachtwagens op haar beurt betrokken van een derde.
2.2. Begin november 2007 is tussen TSR en EVW telefonisch de (ver)koop van nog eens 10 DAF-vrachtwagens van hetzelfde type ter sprake gekomen. Deze vrachtwagens kon TSR inkopen bij EBAG Trucks B.V. (hierna: EBAG). De prijs waarvoor EVW deze 10 vrachtwagens van TSR kon kopen was EUR 775.000,-- exclusief omzetbelasting.
2.3. EBAG heeft aan TSR schriftelijk een offerte uitgebracht, gedateerd 5 november 2007, met betrekking tot 10 DAF-vrachtwagens FT XF 105 410 Space Cab voor de prijs van EUR 745.000,-- exclusief omzetbelasting. Op pagina 11 (de laatste bladzijde) is, onder meer, vermeld:
“Subsidie : Voor een Euro 5 motor wordt door de overheid een registratie subsidie verstrekt van € 2.500,- voor registraties in 2007.
De subsidieregeling voor 2008 is nog niet bekend.
info: www.senternovem.nl/euro5/
Levering : week 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36 en 37(...)
Bij EBAG Trucks is het gebruikelijk dat een chassis voor aflevering aan uw adres betaald wordt. (...)”.
Op 9 november 2007 is deze offerte namens TSR voor akkoord ondertekend.
2.4. Bij de stukken bevindt zich een document dat inhoudelijk overeenkomt met de offerte van 5 november 2007 van EBAG aan TSR, maar waarin de verkoopprijs EUR 775.000,-- bedraagt. Verder vertoont pagina 11 van de beide stukken verschillen. Onder meer is de mededeling met betrekking tot subsidie (zie hiervoor, onder 2.3) wel in de offerte van 5 november 2007, maar niet in het daarop gelijkende stuk terug te vinden.
2.5. TSR heeft op 12 november 2007 per e-mail aan EVW bericht, voor zover hier relevant:
“i make this day the order for the 10 dafs for you. please send us an order confoirmation for this order from your compagnie to t.s.r. special trailers. (...) ”.
2.6. Op 13 november 2007 heeft EVW daarop bij e-mail geantwoord:
“Herewith I confirm to you the order for 10 DAF FT XF 105 410 EURO 5 Space cab as specified. Please consider this as order confirmation.”
2.7. Op een (per e-mail verzonden) schrijven van TSR van 7 augustus 2008 heeft EVW nog dezelfde dag gereageerd. In deze reactie - waarin EVW abusievelijk een aantal keren ‘2009’ heeft geschreven in plaats van het door haar bedoelde ‘2008’ - staat het volgende:
“The shortage of trucks mentioned in your letter was connected with the period of discussions, meaning the last quarter of 2007. Not at all to 2009. The e-mail that you refer to was also referring to that period and to swift delivery time. It can be clearly seen that no delivery terms nor other elements concerning late delivery term in 2009 were mentioned there and that is because it was never about 2009. Therefore never a concluding confirmation occurred on our side. The attached letter is not revealing our confirmation, signature or stamp, consequently. Therefore we can not cancel something that was not ordered. Anyhow you scanned now together two completely different documents, an e-mail copy and an offer thing that is not according to the actual facts at the time.
This regrettable misunderstanding on your side can not be placed in our task and also we still can not and will not take in our responsibility a wrong interpretation on you side (...).
With all respect for the persons involved and for your company we are not going to take over the invoked trucks, as well as we can not accept your invoices, that (...) are to be returned. Evidently other invoices that your are going to send will be handled in the same way.”
2.8. In reactie hierop heeft TSR bij brief van 12 augustus 2008 aan EVW geschreven, samengevat, dat het standpunt van EVW niet correct is en dat volgens TSR EVW bij e-mail van 13 november 2007 het aanbod van TSR heeft geaccepteerd ‘as specified’ inclusief de levertijden doorlopend tot in week 37 van 2008.
2.9. Bij e-mail van 24 september 2008 met als onderwerp “10 x DAF FTXF410 volgens opdracht getekend 9-11-2007” heeft EBAG aan TSR, onder meer, het volgende geschreven:
“Vanmorgen hebt U mij verteld dat uw opdrachtgever ([betrokkene], DAF dealer te Roemenie) tot nu toe de trucks niet bij U afneemt.
(...)
Op het moment dat u de orders annuleert krijgt U van ons een afkoop nota ter waarde van € 111.750,- ex btw. Tot dit moment factureren wij de rente op weekbasis aan U door.”
2.10. De advocaat van TSR heeft bij brief van 29 september 2008 aan EVW geschreven, samengevat, dat EVW de volgens de orderbevestiging van 13 november 2007 door haar bestelde 10 DAF-trucks niet heeft afgenomen. EVW is in die brief voor de keuze gesteld om hetzij uiterlijk op 2 oktober 2008 alsnog de koopprijs, vermeerderd met rente en kosten, te betalen hetzij vóór 1 oktober 2008 de bestelling te annuleren tegen betaling van de door EBAG dan verlangde afkoopsom van EUR 111.750,-- exclusief omzetbelasting, bij gebreke waarvan EVW een incassoprocedure in het vooruitzicht is gesteld.
2.11. Op 13 oktober 2008 heeft EBAG TSR per e-mail laten weten dat zij bereid is genoegen te nemen met een afkoopsom van EUR 5.000,-- per niet afgenomen DAF-truck, derhalve in totaal EUR 50.000,-- exclusief omzetbelasting. Op 7 november 2008 heeft EBAG TSR een factuur gezonden ter hoogte van EUR 59.500,-- inclusief omzetbelasting, onder de vermelding:
“HIERBIJ BELASTEN WIJ U IVM HET ANNULEREN VAN 10 X DAF FT XF410 CONFORM GETEKENDE VERKLARING DD 30-10-2008 (...).”
2.12. Op de website van SenterNovem is de subsidieregeling met betrekking tot vrachtwagens met een Euro-5 motor vermeld en onder welke voorwaarden die vanaf
1 oktober 2006 tot en met 31 december 2009 is te verkrijgen.
3. Het geschil
3.1. TSR heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, EVW zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan TSR te voldoen een bedrag van EUR 86.542,85, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente hierover vanaf
2 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van EVW in de proceskosten.
3.2. Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd, samengevat, de stellingen dat EVW op grond van de tussen de partijen in november 2007 gesloten koopovereenkomst gehouden was in de periode van de weken 28 tot en met 37 van het jaar 2008 in totaal 10 DAF-trucks van TSR af te nemen en daarvoor te betalen, dat EVW dat heeft nagelaten en dat EVW uit dien hoofde de schade moet vergoeden die TSR daardoor heeft geleden. Die schade bestaat uit de afkoopsom van (na aftrek van de voor TSR verrekenbare omzetbelasting) EUR 50.000,-- die zij in verband met de annulering van de order van EVW aan haar toeleverancier EBAG heeft moeten betalen, gederfde winst ad EUR 30.000,-- en misgelopen Europese subsidie ad EUR 5.000,--. Ook maakt TSR aanspraak op vergoeding door EVW van het bedrag van EUR 1.542,83 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede de bij brief van 29 september 2008 aangezegde wettelijke rente.
3.3. Het verweer van EVW zal hierna, bij de beoordeling, worden weergegeven.
4. De beoordeling
bevoegdheid; toepasselijk recht
4.1. Het onderhavige geschil draait om een koopovereenkomst tussen een in Nederland en een in Roemenië gevestigde partij. Het betreft beide EU-lidstaten. De vraag of deze rechtbank bevoegd is dit geschil te beoordelen, zal daarom moeten worden beantwoord op grond van de EEX-verordening (verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken; hierna: EEX-Vo).
4.2. EVW heeft de stelling van TSR dat de verbintenissen uit de overeenkomst, die aan het onderhavige geschil ten grondslag ligt, te Gendt, gemeente Lingewaard moesten worden uitgevoerd. Daarvan uitgaand is in afwijking van de hoofdregel van art. 2 lid 1 EEX-Vo op grond van art. 5, aanhef en onder 1.a EEX-Vo deze rechtbank bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.3. Gesteld noch gebleken is dat de partijen een rechtskeuze hebben gedaan. Gelet op hetgeen hiervoor, onder 4.2. is overwogen, is Nederlands recht op de zaak van toepassing (artt. 3 en 4 van het Verdrag van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst). Van het Nederlandse hier toepasselijke recht maken deel uit de bepalingen van het VN-verdrag van 11 april 1980 inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (het ‘Weens Koopverdrag’; hierna: CISG).
totstandkoming en inhoud overeenkomst
4.4. De partijen verschillen van mening over de vraag of tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen en zo ja, wat de overeengekomen termijn van levering is. De vraag of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, is (ook) volgens het CISG een kwestie van aanbod en aanvaarding (art. 14 e.v.). Verder geldt op grond van art. 8 CISG, kort gezegd, dat wilsverklaringen van een partij in beginsel overeenkomstig haar bedoeling moeten worden uitgelegd indien die bij de andere partij bekend is of bekend had kunnen zijn; indien dat niet mogelijk is, dienen verklaringen en gedragingen van een partij te worden uitgelegd overeenkomstig de zin die een redelijk persoon van gelijke hoedanigheid als de andere partij in dezelfde omstandigheden hieraan zou hebben toegekend, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het geval.
4.5. De stellingen van TSR komen erop neer dat zij EVW een aanbod heeft gedaan tot verkoop aan EVW van 10 DAF-trucks Type XF 105 ‘Space cab’ voor de prijs van EUR 775.000,-- exclusief omzetbelasting, te leveren in de weken 28 tot en met 37 van het jaar 2008 en dat EVW dit aanbod - inclusief de leveringstermijn - heeft aanvaard bij e-mail van 13 november 2007. TSR stelt in dit verband dat zij onverwacht nog 10 van deze DAF-trucks kon aankopen op een voor die tijd bijzonder gunstige termijn van ca. 40 weken, dat zij EVW daarover heeft gebeld omdat zij wist dat EVW moeite had aan dergelijke vrachtwagens te komen en dat EVW toen telefonisch onmiddellijk aangaf deze wagens te willen kopen. Dat heeft TSR gedaan en vervolgens heeft zij bij e-mail een offerte met daarin ook opgenomen de hiervoor genoemde levertermijn aan EVW gezonden, namelijk het bij de feiten onder 2.4 genoemde document. In reactie daarop heeft zij van EVW de ‘order confirmation’ per e-mail ontvangen.
4.6. EVW heeft gemotiveerd betwist dat een koopovereenkomst met inbegrip van een leveringstermijn als door TSR gesteld is overeengekomen. Volgens haar is met TSR besproken dat de levering van de 10 DAFs nog in het jaar 2007 zou plaatsvinden, omdat EVW juist op heel korte termijn daaraan behoefte had. EVW erkent het door TSR bedoelde document te hebben ontvangen met uitzondering van pagina 11 daarvan. Zij ziet dat document, mede gelet op de verwijzingen daarin naar EBAG en TSR, overigens niet als de offerte die ten grondslag heeft gelegen aan de koopovereenkomst tussen haar en TSR ter zake van de 10 DAFs. Ook in verband met de afwijkende gang van zaken vergeleken met de vorige transactie tussen EVW en TSR inzake zes gelijksoortige DAF-vrachtwagens meent EVW dat de door TSR beweerde overeenkomst niet tot stand is gekomen.
4.7. Om met dit laatste te beginnen: EVW wordt niet gevolgd in haar betoog dat de van de eerste transactie afwijkende gang van zaken maakt dat thans niet kan worden gesproken van een koopovereenkomst met betrekking tot de 10 DAF-vrachtwagens. Partijen hebben slechts één keer eerder zaken met elkaar gedaan, op grond waarvan de toen gevolgde gang van zaken niet als tussen de partijen gebruikelijk en voor de partijen voor de toekomst exclusief te volgen kan worden aangemerkt. In de onderhavige zaak zal dan ook op grond van de verklaringen (en gedragingen) van de partijen rondom in beginsel alleen de onderhavige transactie moeten worden vastgesteld of zij voor de aan- en verkoop van de 10 vrachtwagens op essentiële onderdelen wilsovereenstemming hebben bereikt.
4.8. Tot die essentiële onderdelen behoort in dit geval ook de termijn van levering, zo moet uit de stellingen van de beide partijen worden afgeleid. Op grond van die stellingen en de stukken die de partijen hebben overgelegd, kan niet als vaststaand worden aangenomen de - immers door EVW betwiste - stelling van TSR dat van het per e-mail door EVW aanvaarde aanbod deel uitmaakte dat de vrachtwagens in de periode van de weken 28 tot en met 37 van het jaar 2008 zouden worden geleverd. TSR - die zich op de rechtsgevolgen van deze stelling beroept - zal het bewijs daarvan worden opgedragen.
4.9. Bij het oproepen van eventuele getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.10. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt TSR op te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit kan volgen dat van haar aanbod aan EVW tot verkoop en levering van nog eens tien DAF-vrachtwagens levering in de weken 28 t/m 37 2008 deel uitmaakte,
5.2. bepaalt dat, indien TSR het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. C.M.E. Lagarde in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op 3 december 2009 van 11.30 tot 15.30 uur,
5.3. bepaalt dat TSR binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl)- en aan de wederpartij moet berichten of hij bewijs door getuigen wil leveren en zo ja, onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen.
5.4. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank -ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl)
- om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen en de verhinderdata van alle partijen op donderdagen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2009.