Parketnummer : 05/800734-09
Data zittingen : 20 juli 2009 en 5 oktober 2009
Datum uitspraak : 19 oktober 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
stand / rnr. : matroos der eerste klasse / [nummer]
plaatsing : aan boord Hr. Ms. [naam]
Raadsman : mr H. Teunisse, advocaat te Alkmaar
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Julianadorp, gemeente Den Helder,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk T. [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal (met
kracht en/of met gebalde vuist) tegen het hoofd/in het gezicht van die
[slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of meerdere malen, althans eenmaal (met
kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd/gezicht van die [slachtoffer]
heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Julianadorp, gemeente Den Helder,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan T. [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meerdere
malen, althans eenmaal (met kracht en/of met gebalde vuist) tegen het hoofd/in
het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of meerdere malen,
althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd/gezicht
van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Julianadorp, gemeente Den Helder,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten T. [slachtoffer]), meerdere malen,
althans eenmaal (met kracht en/of met gebalde vuist) tegen het hoofd/in het
gezicht heeft gestompt/geslagen en/of meerdere malen, althans eenmaal (met
kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd/gezicht heeft
getrapt/geschopt, tengevolge waarvan deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel
(storing in bewustzijn en/of hersenschudding met een verwachte genezingsduur
van 2 a 3 weken), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 5 oktober 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr H. Teunisse, advocaat te Alkmaar.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
• T.V. [slachtoffer]
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling) zal worden veroordeeld tot militaire detentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, ook indien dat zou inhouden een training alcoholdelinquentie bij de verslavingszorg, een training terugvalpreventie agressieve delicten en een eventueel daaruit voortkomende vervolgbehandeling bij een forensische polikliniek, voor zolang en zover de reclassering dat nodig acht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
T. [slachtoffer] tot een bedrag van € 905,00 wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3.1 De vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte bevond zich op 21 juni 2009 in Julianadorp op een terrein waar het muziekfeest “Julianapop” werd gehouden. Aldaar kreeg verdachte een woordenwisseling met het latere slachtoffer T. [slachtoffer]. Verdachte heeft deze [slachtoffer] op een gegeven moment drie keer met zijn gebalde (rechter)vuist in het gezicht geslagen. [slachtoffer] is vervolgens op de grond terechtgekomen. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag heeft verdachte hem twee keer met geschoeide (rechter)voet met kracht vol en gericht in zijn gezicht geschopt .
3.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde geconcludeerd. Verdachte had volgens de officier van justitie niet het opzet het slachtoffer van het leven te beroven. Hij heeft niet geschopt met gewone (stevige) schoenen maar met sportschoenen, en ook het uiteindelijke letsel van het slachtoffer is niet zodanig dat van een poging tot doodslag kan worden gesproken.
3.3 Standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De in de stukken geschetste omstandigheden rechtvaardigen geen poging tot doodslag.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de militaire kamer.
3.4 Beoordeling en conclusie
Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de militaire kamer het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) wettig en overtuigend bewezen. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte middels zijn handelen het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] had.
De militaire kamer overweegt met betrekking tot de aanmerkelijke kans dat het geweld tot de dood had kunnen leiden het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd het meest kwetsbare gedeelte is van het menselijk lichaam waarbij in geval van geweld het gevolg niet zelden fataal blijkt te zijn. Met name zijn kwetsbaar de slaap en het strottenhoofd en voorts is het gevaar van hersenletsel of een nekbreuk reëel. Naar het oordeel van de militaire kamer is er derhalve bij een trap/schop tegen het hoofd altijd de reële mogelijkheid aanwezig dat de dood kan intreden, omdat men bij het willekeurig trappen tegen het hoofd het niet meer in de hand heeft of men het hoofd al dan niet op de genoemde zeer kwetsbare gedeelten raakt. Het is derhalve de geluksfactor die de goede afloop bepaalt, waarbij het gebruikte schoeisel niet relevant is. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte, door te schoppen tegen het hoofd van het op de grond liggende slachtoffer, willens en wetens de aanmerkelijke kans op een fatale afloop heeft aanvaard.
De militaire kamer acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. primair
hij op 21 juni 2009 te Julianadorp, gemeente Den Helder,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk T. [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk meerdere malen(met kracht en met gebalde vuist) in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt en meerdere malen met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd/gezicht van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 09 september 2009;
• een vroeghulp interventierapport van de reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 10 juli 2009;
• een briefrapportage van het NFI opgemaakt J.C.O.M. Woestenburg (psychiater), gedateerd 16 juli 2009; en
• een voorlichtingsrapport van de reclassering Nederland betreffende verdachte, gedateerd 02 oktober 2009;
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde, poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen en heeft gerequireerd tot oplegging van de straf zoals hierboven onder punt 2 beschreven. Blijkens de justitiële documentatie is sprake van recidive van een geweldsdelict. De officier van justitie heeft kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering van 2 oktober 2009 en ontwaart bij verdachte een agressieprobleem. Ook de houding van verdachte tegenover de reclassering acht de officier van justitie zorgelijk. Verdachte dient zich, aldus de officier, aan de aanwijzingen van de reclassering te houden ook als dat lastig is.
6.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit, op basis van het door hem wettig en overtuigend bewezen geachte subsidiair tenlastegelegde feit, primair uitsluitend oplegging aan verdachte van een werkstraf van maximale duur, waarvan een gedeelte voorwaardelijk. Verdachte ziet in dat hij fout is geweest; hij is dan ook bereid zich te onderwerpen aan een agressieregulatietraining. Een training alcoholdelinquentie lijkt minder noodzakelijk aangezien het alcoholgebruik van verdachte op zichzelf niet problematisch is. Subsidiair verzet de raadsman zich niet tegen oplegging van militaire detentie maar dan alleen voorwaardelijk; daarbij vraagt hij aandacht voor de mogelijke consequenties van de (in totaal) op te leggen straf voor de militaire loopbaan van verdachte en verzoekt hij de militaire kamer dit aspect in haar overwegingen mee te nemen.
6.3 Beoordeling en conclusie
Aangezien de militaire kamer tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de verdediging, komt zij ook tot een andere strafoplegging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld dat heeft plaatsgevonden op een openbare plaats. Verdachte heeft het slachtoffer met kracht en agressie tegen het hoofd geslagen en geschopt. Hij is daarna weggegaan, heeft nog enkele uren op het feestterrein doorgebracht en zich niet meer om het slachtoffer bekommerd. Verdachte had voorafgaande aan het incident alcohol gedronken. Het slachtoffer heeft door de handelingen van verdachte tijdelijk hersenletsel opgelopen, heeft enkele weken niet kunnen werken en ondervindt ook thans nog last van hoofdpijn en concentratieproblemen. De militaire kamer acht de handelwijze van verdachte verwerpelijk en is van oordeel dat er sprake van een zeer ernstig misdrijf. Misdrijven als deze veroorzaken maatschappelijke onrust en een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Gelet op de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan acht de militaire kamer oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats
Blijkens zijn justitiële documentatie is verdachte in 2006 betrokken geweest bij openlijke geweldpleging en heeft hij daarvoor van de officier van justitie een transactieaanbod van € 600 gekregen, hetgeen hij heeft aangenomen. Van deze eerdere confrontatie met justitie heeft verdachte kennelijk niet geleerd. De militaire kamer rekent dit verdachte aan. Overigens zijn in de documentatie geen andere feiten te vinden die voor deze zaak relevant zijn.
In het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de reclassering van 2 oktober 2009 wordt gesteld dat verdachte ambivalent is in het meewerken aan het voorkomen van recidive. Ofschoon hij zegt niet meer in dezelfde situatie terecht te willen komen en aangeeft bereid te zijn tot verplicht reclasseringscontact - in ruil voor strafvermindering -, laat verdachte duidelijk merken dat hij niet gemotiveerd is voor toezicht, weerstand heeft en niet wil meewerken aan het maken van afspraken, zo vermeldt het rapport. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er, kort gezegd, geen goede “klik” bestond tussen hem en de betrokken reclasseringswerker en dat zijn plaatsing aan boord van een varend schip het maken van goede afspraken met de reclassering, althans in het recente verleden, in de weg stond. In deze laatste omstandigheid is, naar de militaire kamer heeft begrepen, onlangs verandering gekomen; zij acht echter de opstelling van verdachte tegenover de reclassering laakbaar.
In het voorlichtingsrapport wordt geconcludeerd dat een training terugvalpreventie agressieve delicten voor verdachte is geïndiceerd. In deze training zou verdachte kunnen leren om zijn gevoelens en opkomende emoties eerder te herkennen en zullen hem handvatten worden geboden om bij een eventuele volgende situatie andere oplossingen dan het gebruiken van geweld te zoeken. Verdachte heeft aangegeven dat het nuttigen van alcohol zijn agressie versterkt. Verdachte zal dan ook tevens moeten worden aangemeld voor de training alcoholdelinquentie bij de verslavingszorg. Deze trainingen zijn bedoeld voor mensen die onder invloed van alcohol de fout in zijn gegaan, maar niet verslaafd zijn aan alcohol. De trainingen worden aangeboden en zijn uitvoerbaar binnen een verplicht reclasseringscontact. De militaire kamer kan zich met deze conclusies verenigen.
De militaire kamer laat ten gunste van verdachte meewegen dat hij de feiten direct heeft bekend en zijn volledige medewerking heeft gegeven aan het strafrechtelijk onderzoek.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij T.V. [slachtoffer] vordert een bedrag van € 905,00, verdeeld in:
• € 155,00 materiële schade
• € 750,00 immateriële schade
6a.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals hierboven uiteengezet, verzocht dat de vordering geheel wordt toegewezen en dat een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
6a.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft matiging van het gevorderde bedrag bepleit tot maximaal € 400,00. Hij heeft daarbij gesteld dat door de benadeelde partij weliswaar pijn is geleden, maar niet zoveel dat de
vordering hierdoor (volledig) kan worden gerechtvaardigd.
6a.3 Beoordeling en conclusie
De militaire kamer is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit, door de handeling van verdachte, in ieder geval rechtstreekse materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 155,00. Zij is tevens van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit, door de handeling van verdachte, rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een naar billijkheid vast te stellen bedrag van €750,00. Zij zal dan ook de vordering geheel toewijzen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd tenzij de rechter anders mocht gelasten
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het volgen van een training alcoholdelinquentie bij de verslavingszorg of een andere vergelijkbare instelling, alsmede een training terugvalpreventie agressieve delicten en een eventueel daaruit voortkomende vervolgbehandeling bij een forensische polikliniek voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij T.V. [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan T.V. [slachtoffer] wonende te [adres] te betalen € 905,00 (negenhonderdvijf euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 905,00 subsidiair 18 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer T.V. [slachtoffer] wonende te [adres] te betalen € 905,00 (negen-honderdvijf euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
mr. A.G. Broek - de Stigter (voorzitter), mr. B.F.M. Klappe en kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar (militair lid), in tegenwoordigheid van S.P. Visser (griffier).
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2009.