ECLI:NL:RBARN:2009:BK0270

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
189187
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis in kort geding

In deze zaak vorderden eisers, [eis.1] en [eis.2], schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis dat op 20 juli 2009 was gewezen in een bodemprocedure. De gedaagde, Grobel XI B.V., had hen als huurders gedagvaard en vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. Het bodemvonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat schorsing van de tenuitvoerlegging alleen mogelijk is als er sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis of als er nieuwe feiten zijn die een noodtoestand voor de geëxecuteerde veroorzaken. Eisers stelden dat er een afspraak was gemaakt over uitstel van betaling, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet voldoende was onderbouwd en dat eisers niet hadden aangetoond dat de bodemrechter niet op de hoogte was van deze afspraak. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van Grobel, die op € 1.078,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M.J. Blaisse op 18 september 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 189187 / KG ZA 09-562
Vonnis in kort geding van 18 september 2009
in de zaak van
1. [eis.1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A. van Oosten te Elst,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROBEL XI B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door de heer R. Lemmens, met de heer H. van de Pas.
Partijen zullen hierna [eisers] en Grobel genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Grobel heeft als verhuurder op 24 april 2009 [eisers] als huurders van de woning aan de [adres] (hierna: de woning) gedagvaard in een procedure bij de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem (zaakgegevens: [gegevens]). In die procedure (hierna: de bodemprocedure) heeft Grobel - kort weergegeven - ontbinding gevorderd van de huurovereenkomst, alsmede ontruiming van de woning en de betaling van achterstallige huurpenningen met rente en kosten.
2.2. Enige tijd nadien is Grobel tegen [eisers] tevens een kort geding begonnen bij de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem (zaakgegevens: [gegeves]). In die procedure (hierna: het kort geding) heeft Grobel, vooruitlopend op de uitkomst in de bodemprocedure - samengevat - ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur gevorderd, met rente en kosten.
2.3. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 24 juni 2009 heeft de voorzieningenrechter in dat kort geding onder meer geoordeeld dat Gobel een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen omdat [eisers] in de bodemprocedure uitstel hadden gevraagd - voor het nemen van hun conclusie van antwoord - en de huurachterstand steeds verder oploopt. Voorts is in dat vonnis geoordeeld dat vast is komen te staan dat [eisers] te kort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat gelet op de hoogte van de niet betwiste huurachterstand aangenomen moet worden dat de tekortkoming in een bodemprocedure reden zal zijn voor ontruiming van de woning en betaling van de (achterstallige) huurtermijnen. Daarbij is overwogen dat [eisers] wordt toegestaan om vóór 25 juli 2009 de resterende huurtermijnen, rente en kosten te betalen, omdat [eisers] hebben verklaard dat [eisers] voor een Nederlandse onderneming in Dubai werkt en hij spoedig salaris zal ontvangen zodat de huur weer betaald kan worden. In dat kader zijn [eisers] door de voorzieningenrechter veroordeeld om de huurachterstand (inclusief de huur van juli 2009) met rente en kosten uiterlijk op 25 juli 2009 te voldoen en, als zij dan niet hebben betaald, om de woning te ontruimen.
2.4. In de bodemprocedure is op 20 juli 2009 vonnis gewezen (hierna:
het bodemvonnis). In het bodemvonnis staat dat [eisers] niet voor antwoord hebben geconcludeerd ofschoon zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. De vorderingen zijn daarom als niet-weersproken toegewezen. Het bodemvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5. Op 23 juli 2009 hebben [eisers] de achterstallige huur, inclusief de huur van juli 2009, met rente en kosten voldaan.
2.6. [eisers] hebben op 31 augustus 2009 hoger beroep ingesteld tegen het bodemvonnis.
2.7. Gobel heeft aangezegd het bodemvonnis op 17 september 2009 ten uitvoer te leggen.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis van 20 juli 2009.
3.2. Grobel voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uitgangspunt is dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan schorsen, indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2. Juridische of feitelijke misslagen zijn door [eisers] niet gesteld. Wel voeren zij aan dat in het bodemvonnis geen rekening is gehouden met een tussen partijen gemaakte afspraak tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling op 10 juni 2009 van het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 24 juni 2009. Volgens [eisers] is tijdens de schorsing op de gang met Gobel afgesproken dat Gobel de bodemprocedure zou intrekken als [eisers] uiterlijk op 25 juli 2009 de achterstallige huurtermijnen, inclusief de huur van juli 2009, met rente en kosten zouden hebben voldaan. [eisers] stellen dat zij er daarom vanuit mochten gaan dat Gobel de bodemzaak zou intrekken nadat zij op 23 juli 2009 hadden betaald en dat zij om die reden niet voor antwoord hebben geconcludeerd in de bodemprocedure.
4.3. Gobel erkent wel dat zij op 10 juni 2009 tijdens de schorsing van bedoelde mondelinge behandeling heeft ingestemd met uitstel van betaling, maar zij betwist dat zij heeft toegezegd dat zij bij betaling van het openstaande bedrag de bodemprocedure zou intrekken. Gelet op dit verweer kan niet zonder nader onderzoek, bijvoorbeeld door middel van een getuigenverhoor, worden vastgesteld of partijen de door [eisers] gestelde afspraak hebben gemaakt. Dat betekent dat in dit kort geding niet (voorshands) kan worden aangenomen dat de gestelde afspraak is gemaakt. Daarbij is het ook niet onvoorstelbaar, mede gelet op hetgeen hierna ten aanzien van het betalingsgedrag van [eisers] wordt overwogen, dat eerst zou worden afgewacht of de betalingsregeling wel volledig werd nagekomen.
4.4. Maar ook als die afspraak wel aannemelijk zou zijn, is geen sprake van een feit dat pas na het wijzen van het bodemvonnis aan het licht is gekomen. Deze is immers gemaakt in de loop van de bodemprocedure. [eisers] stellen dat de bodemrechter geen kennis heeft genomen van deze afspraak. Het had echter op de weg van [eisers] gelegen om als meest gerede partij bij wijze van verweer in de bodemprocedure een beroep te doen op deze door hen gestelde afspraak. [eisers] hebben dat nagelaten. Het komt daarom voor hun rekening en risico dat de rechtbank geen kennis heeft genomen van de door hen gestelde afspraak.
4.5. Als grondslag voor hun vorderingen voeren [eisers] verder aan dat in uitzonderlijke gevallen de tenuitvoerlegging van een vonnis ook geschorst kan worden op andere gronden dan de hiervóór in 4.1. genoemde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet een dergelijke situatie zich hier evenwel niet voor.
Daartoe wordt het navolgende overwogen.
4.6. [eisers] hebben erop gewezen dat zij slechts een paar dagen na het vonnis van 20 juli 2009, te weten op 23 juli 2009, de resterende huur met rente en kosten hebben betaald, en dat dat was binnen de termijn tot 25 juli 2009 die [eisers] van de voorzieningenrechter in het vonnis van 24 juni 2009 hadden gekregen. Zij hebben echter niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat zij al eerder en bij herhaling de huur onbetaald lieten en dat om die reden ook al eerder een kort gedingprocedure heeft gediend over betaling van achterstallige huur en ontruiming van de woning. Niet in geding is dat ook die procedure uitstel van betaling heeft opgeleverd voor [eisers] Kennelijk was er dan ook, anders dan [eisers] betogen, geen sprake van een incidentele huurachterstand, maar van een zich herhalend patroon. Ook na de betaling van 23 juli 2009 zijn [eisers] in gebreke gebleven. De maanden augustus en september 2009 zijn in ieder geval niet vóór het ingaan van de desbetreffende maand betaald. Dat betekent dat [eisers] ook wat die termijnen betreft, te laat zijn (geweest) met de betaling, omdat niet in geding is dat de huur maandelijks bij vooruitbetaling diende te geschieden.
4.7. Daarbij komt dat het uitstel tot 25 juli 2009, dat [eisers] hadden gekregen van de voorzieningenrechter bij vonnis van 24 juni 2009, was gegeven om de ontruiming te voorkomen die bij dat vonnis in kort geding was bevolen. Bij gelegenheid van de behandeling van dat kort geding is uitdrukkelijk aan de orde geweest dat er nog een bodemprocedure liep. Thans gaat het om de ontruimingsvordering die is toegewezen in
die bodemprocedure. Dat de bodemrechter in de bodemprocedure geen rekening heeft kunnen houden met de betalingstermijn die in het kort geding was toegestaan voor de achterstallige huur, nog daargelaten dat de bodemrechter niet gebonden is aan de uitspraak in kort geding, komt, als gezegd, voor rekening en risico van [eisers] omdat zij als meest gerede partij de bodemrechter, behalve van de door hen gestelde afspraak, ook op de hoogte hadden kunnen brengen van het betalingsuitstel in het kort gedingvonnis. [eisers] hebben dat niet gedaan.
4.8. Bij dit alles komt dat het opmerkelijk te noemen is dat [eisers] niet staan ingeschreven op het adres van de onderhavige woning, maar een postadres hebben elders in Nederland en voorts dat zij kunnen beschikken over een woning in Duitsland, zoals ter zitting naar voren is gekomen. Evenzeer lijkt ongerijmd dat, zoals [eisers] ter zitting hebben erkend, [eisers] als kostwinner van het gezin voor zichzelf de huur van de woning heeft opgezegd per 1 augustus 2009, ofschoon van een scheiding geen sprake is. Begrijpelijk is dat Gobel er daardoor geen vertrouwen in heeft dat het betalingsgedrag van [eisers] in de toekomst zal verbeteren.
4.9. [eisers] voeren aan dat zij in verband met hun kinderen, in het bijzonder omdat één van de kinderen speciale aandacht en verzorging nodig heeft, groot belang hebben bij voortgezet gebruik van de woning. In het licht van hetgeen hiervóór is overwogen over de woning in Duitsland en tegenover de betwisting van Gobel hebben [eisers] echter geen enkele onderbouwing gegeven van hun stelling. Die wordt dan ook verworpen.
4.10. Al het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat er geen grond is voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 juli 2009. De vorderingen van [eisers] zullen daarom worden afgewezen.
4.11. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Grobel worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris rechtshelper 816,00
Totaal € 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Grobel tot op heden begroot op € 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 18 september 2009.