ECLI:NL:RBARN:2009:BJ9149
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.A.A.M. Pfeil
- A.M. van Gorp
- J.A.P. Bakker
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdverklaring rechtbank Rotterdam in megastrafzaak met voorlopige hechtenis
In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een megastrafzaak, heeft de rechtbank Arnhem op 25 september 2009 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Arnhem. De zaak betreft de vervolging van een verdachte, waarbij de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam de vordering tot inbewaringstelling had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de vervolging niet bij de rechtbank Rotterdam had moeten plaatsvinden, maar bij de rechtbank Arnhem, waar de vordering was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de intentie van de officier van justitie was om de rechter-commissaris in Arnhem te adiëren, en dat de feiten die aan de verdachte werden tenlastegelegd zich binnen het rechtsgebied van de rechtbank Arnhem bevonden. Hierdoor was de rechtbank Arnhem bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om de zaak te behandelen, en bepaalde dat de voorlopige hechtenis van de verdachte nog zes dagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak van kracht zou blijven. Dit besluit werd genomen in het belang van de rechtsgang, gezien de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte in voorlopige hechtenis te houden totdat de bevoegde rechtbank een beslissing kon nemen. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid ambtshalve moest worden beoordeeld en dat de officier van justitie niet zomaar kon stellen dat zij bevoegd was op basis van een later moment in de procedure.
De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van een zorgvuldige beoordeling van de bevoegdheid van de rechtbanken in strafzaken, vooral in complexe zaken zoals deze. De beslissing van de rechtbank Arnhem bevestigt dat de procedurele regels omtrent bevoegdheid strikt moeten worden nageleefd, en dat een verkeerde toewijzing van de zaak aan een rechtbank kan leiden tot onbevoegdverklaring en vertraging in de rechtsgang.