ECLI:NL:RBARN:2009:BJ8083

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
592541 CV EXPL 09-522
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en gevolgencriterium

In deze zaak vorderde de werkneemster schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De werkneemster was op 1 januari 2000 in dienst getreden als orderverzamelaar en had zich per 26 juli 2006 ziek gemeld vanwege arm- en schouderklachten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd zij op 1 januari 2009 ontslagen, na verkregen toestemming van het CWI. De werkneemster stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat de gevolgen voor haar zwaarder waren dan voor de werkgever, Interfer B.V. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster niet voldoende had meegewerkt aan haar re-integratie en dat de werkgever voldoende inspanningen had geleverd om haar te ondersteunen. De kantonrechter concludeerde dat de gevolgen van het ontslag voor de werkneemster niet te ernstig waren in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging. De vordering van de werkneemster werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 592541 \ CV EXPL 09-522 \ mb364
uitspraak van 17 juni 2009
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Barneveld
eisende partij
gemachtigde D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Interfer B.V.
gevestigd te Nijkerk
gedaagde partij
gemachtigde mr. J.A.J. van Leusden-van de Ven
Partijen worden hierna [eisende partij] en Interfer genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 13 januari 2009 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald.
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 [eisende partij] is op 1 januari 2000 in dienst getreden als medewerker orderverzamelaar (orderpickster) en magazijnmedewerker, laatstelijk tegen een salaris van € 952,97 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2 [eisende partij] heeft zich per 26 juli 2006 ziek gemeld wegens arm- en schouderklachten. Zij is arbeidsongeschikt gebleven tot haar ontslag per 1 januari 2009, met onderbreking van de periode 16 juli 2007 – 10 november 2007 waarin [eisende partij] een WAZO-uitkering heeft ontvangen in verband met haar zwangerschap en bevalling. In de periode juni 2001 – juli 2003 is [eisende partij] ook geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt geweest.
2.3 Op 3 december 2007 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat hervatting van de eigen werkzaamheden gelet op de fysieke beperkingen niet verstandig is.
2.4 Interfer heeft het UWV om een oordeel gevraag over passende arbeid binnen
Interfer. Bij brief van 21 februari 2008 heeft het UWV kort gezegd vastgesteld dat het eigen werk van [eisende partij] niet passend is maar dat het door Interfer op tijdelijke basis aangeboden werk, bedoeld om een start met de reïntegratie te maken, gelet op de daarbij aangeboden ondersteuning, passend is.
2.5 [eisende partij] heeft in de periode 25 februari 2008 – mei 2008 in het kader van haar re-integratie, niet in haar eigen maar in een andere functie - gewerkt op de afdeling Retouren. Op 26 mei 2008 heeft [eisende partij] zich opnieuw ziek gemeld.
2.6 Bij brief van 12 maart 2008 heeft Interfer aan [eisende partij] onder meer het volgende bericht:
Wij kunnen ons voorstellen dat u moeite heeft met het zoeken naar een andere werkomgeving en dat u dit als een spannend traject ervaart. (…) Bovendien is komen vast te staan dat u uw eigen werkzaamheden niet meer kan verrichten. Ook het deskundigen Oordeel van het UWV heeft dit vastgesteld.
M.b.t. de aangeboden passende werkzaamheden, delen wij u mede dat dit geen structurele functie betreft. Deze “sticker-werkzaamheden”worden door niemand structureel uitgevoerd. U kunt deze functie dus niet permanent uitvoeren.
Dit betekent dat passend werk voor u moet worden gezocht bij een andere werkgever. De Care Group zal hierin ondersteuning bieden en hoopt u zo snel mogelijk aan een nieuwe passende functie te helpen.
2.7 [eisende partij] heeft een second opnion gevraagd. Bij brief van 3 juni 2008 heeft het UWV kort samengevat geoordeeld, onder verwijzing naar de arbeidskundige rapportage van 2 juni 2008, dat [eisende partij] niet in staat is het bedongen werk te doen, dat van Interfer niet verwacht kan worden dat de tijdelijke taken die [eisende partij] recent heeft vervuld worden omgezet in een structurele beloonbare functie en dat sprake is van adequate re-integratie inspanningen aan de zijde van Interfer.
2.8 [eisende partij] is per 1 januari 2009 na verkregen toestemming van het CWI ontslagen. Dat ontslag is aangezegd bij brief van 21 november 2008. Interfer heeft volgens de beslissing van het CWI van 20 november 2008 aan haar verzoek om toestemming ten grondslag gelegd dat [eisende partij] sinds 26 juli 2006 tot 1 januari 2009 geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest voor het verrichten van de arbeid en dat ondernomen re-integratieverplichtingen zijn mislukt.
2.9 Zoals blijkt uit een advies van het UWV van 6 oktober 2008 in het kader van de ontslagaanvraag is een gedeeltelijke of volledige werkhervatting bij eigen werkgever, in eigen dan wel andere passende functie, binnen een tijdsbestek van 26 weken niet mogelijk, ook niet behulp van scholing.
3. De vordering en het verweer
3.1 [eisende partij] vordert – kort gezegd – veroordeling van Interfer tot betaling van een bedrag van € 4.145,00 bruto te vermeerderen met buitengerechtelijk incassokosten ad € 621,70 en met veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2 [eisende partij] legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag en dat zij aanspraak heeft op het gevorderde bedrag ten titel van een schadevergoeding.
3.3 Interfer voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover relevant ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 [eisende partij] legt aan haar vordering ten grondslag dat het ontslag kennelijk onredelijk is omdat de gevolgen daarvan voor haar vele malen erger zijn dan de gevolgen voor Interfer zouden zijn geweest indien deze haar in dienst zou hebben gehouden. Zij stelt daartoe dat zij ongeschoold is en de Nederlandse taal niet goed machtig is en dat deze omstandigheden in combinatie met de lichamelijke klachten die ook de reden hebben gevormd voor haar arbeidsongeschiktheid (klachten aan armen en schouder) haar belemmeren in het vinden van ander werk (het gevolgencriterium van artikel 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW). [eisende partij] berekent de schadevergoeding op basis van de kantonrechtersformule met aftrek van 30%.
4.2 Interfer betwist dat de gevolgen voor [eisende partij] veel zwaarder wegen. Zij wijst er op dat [eisende partij] nu een uitkering heeft die op hetzelfde of vergelijkbaar niveau zal zijn als wat zij voor haar ontslag kreeg. Zij stelt voorts er alles aan te hebben gedaan om [eisende partij] eerst in de eigen functie te laten integreren en vervolgens in een passende functie elders, waarbij zij in afwachting daarvan binnen Interfer tijdelijk ander werk heeft aangeboden. Interfer stelt voorts dat [eisende partij] goed wist dat het om tijdelijk werk ging. Interfer heeft ook gewezen op het Winnock-traject dat zij heeft aangeboden en de Nederlandse taallessen. Interfer voert voorts dat [eisende partij] van haar kant niet alle medewerking heeft verleend aan de re-integratie.
4.3 De kantonrechter overweegt als volgt. Dat het verlies van een dienstverband zwaar weegt, staat buiten kijf. Waar het echter om gaat is of de gevolgen van dat verlies zwaarder wegen dan de voordelen voor de werkgever bij beëindiging van het dienstverband en wel zodanig dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Daartoe dienen alle relevante omstandig-heden in aanmerking te worden genomen. De kantonrechter acht het volgende van belang.
4.4 Tussen partijen is niet (langer) in geschil is dat terugkeer in de oude functie geen optie meer was. Ook voor [eisende partij] was duidelijk dat zij moest omzien naar ander, passend, werk. In die zin heeft het ontslag dus niets nieuws gebracht. Bij repliek heeft [eisende partij] aangevoerd dat zij ziek is worden door haar werk bij Interfer en dat Interfer onvoldoende heeft gedaan om dat te vermijden c.q. haar te laten herstellen. Interfer heeft dat gemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] deze stelling, die de kantonrechter voor het eerst leest in de conclusie van repliek en die ook in de procedure van de ontslagaanvrage niet naar voren is gebracht, onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter houdt het ervoor dat Interfer ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van [eisende partij] geen verwijt treft.
4.5 De kantonrechter is van oordeel dat Interfer in haar brief van 12 maart 2008 voldoende duidelijk is geweest dat het werk op de afdeling Retouren van tijdelijke aard zou zijn. Dat kon ook al afgeleid worden uit het advies van de UWV van 21 februari 2008 (zie hierboven punt 2.4). Zij heeft dat standpunt ook voldoende aannemelijk gemaakt. De werkzaamheden die door [eisende partij] werden verricht waren naar zijn aard tijdelijk terwijl de werknemers die wel structureel werkzaam zijn op deze afdeling, werk verrichten dat qua zwaarte overeenkomt met dat van orderpicker, wat voor [eisende partij] dus te zwaar is. Het was daarmee duidelijk dat er buiten Interfer gezocht zou moeten worden. Ook in die zin heeft het ontslag dus niets nieuws gebracht.
4.6 [eisende partij] verwijt Interfer dat zij geen serieuze pogingen heeft gedaan om voor haar passend werk te vinden. De kantonrechter ziet geen grond voor dat verwijt. Interfer heeft [eisende partij] in 2006 een traject bij Winnock aangeboden waarbij zij haar tevens de faciliteit van een tolk heeft geboden opdat de taal zo min mogelijk een belemmering zou zijn. Voorts heeft Interfer de Care Group ingeschakeld voor de ondersteuning en begeleiding bij het ziekte-verzuim. Ten slotte heeft Interfer [eisende partij] Nederlandse taalcursussen aangeboden. Daarmee kan niet gesteld worden dat geen sprake is van serieuze pogingen. De kantonrechter is niet gebleken dat het uitblijven van enig resultaat op enige wijze aan Interfer verweten kan worden. Tegelijkertijd blijkt uit de overgelegde stukken dat Interfer [eisende partij] er herhaalde malen op heeft aangesproken dat zij niet alle afspraken met Winnock en de arbo-arts is nagekomen. Gelet op haar fysieke beperkingen had het zeker ook op de weg van [eisende partij] gelegen om het nodige te ondernemen om weer aan het werk te komen. Daaronder valt ook het verbeteren van de kennis van de Nederlandse taal als dat, zoals [eisende partij] dat zelf ook beoordeelt, een beperking van de mogelijkheden oplevert. Uit de stellingen van [eisende partij] volgt niet dat zij dergelijke inspanningen heeft verricht. [eisende partij] is bovendien nog vrij jong (geboren 16 januari 1971) en van haar kan verwacht worden dat zij weer werk vindt.
4.7 [eisende partij] stelt dat gevolgen voor Interfer (relatief) beperkt zouden zijn geweest indien zij in dienst zou zijn gebleven. De kantonrechter verwerpt die stelling. Van een werkgever kan niet verlangd worden dat hij het dienstverband voortzet met iemand die, ook na herhaalde en deugdelijke re-integratie, al gedurende lange tijd niet geschikt is voor zijn eigen functie, die dat in het verleden bovendien ook al gedurende perioden niet is geweest, voor wie geen passend werk beschikbaar is en van wie vast staat dat zij op afzienbare termijn niet wederom arbeidsgeschikt zal zijn voor het eigen werk.
4.8 Gelet op de omstandigheden zoals hierboven besproken, is de kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van de opzegging per 1 januari 2009, in aanmerking genomen de getroffen voorzieningen en de mogelijkheid voor haar om passend werk te vinden, voor [eisende partij] niet te ernstig zijn in vergelijking met het belang dat Interfer heeft bij die opzegging.
4.9 Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat het per 1 januari 2009 gegeven ontslag niet kennelijk onredelijk is. Voor de vorderingen van [eisende partij] bestaat dus geen grondslag en deze zullen worden afgewezen. [eisende partij] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Interfer. Anders dan door Interfer bepleit ziet de kantonrechter in het feit dat [eisende partij] zich heeft verzekerd tegen juridische kosten, geen aanleiding om een hogere kostenveroordeling uit te spreken dan de gebruikelijke.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1 wijst de vorderingen af;
5.2 veroordeelt [eisende partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van Interfer tot op heden begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2009.