Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Zaaknummer/rekestnummer: 187403/09-215
Beschikking van 3 augustus 2009
[verzoeker],
wonende te Wolfheze, verzoeker tot wraking,
mr. [naam rechter],
in haar hoedanigheid van kantonrechter in de zaak met nummer [nummer]
1.1. Bij schrijven van 8 juli 2009 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [naam rechter], rechter in de sector kanton.
1.2. Bij schrijven van 20 juli 2009 heeft mr. [naam rechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft zij haar zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 29 juli 2009, voorafgaand aan de op die dag om 15.30 uur geplande zitting van de wrakingskamer, heeft verzoeker een drietal faxberichten gestuurd ter attentie van de voltallige wrakingskamer (faxberichten van 10.44 uur en 11.15 uur) en ter attentie van de griffier van de wrakingskamer (faxbericht van 11.17 uur). In de faxberichten van 10.44 uur en 11.15 uur is, voor zover hier van belang, verzocht om gevoegde behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek met een ander wrakingsverzoek. Het laatstgenoemd verzoek betreft de wraking van een rechter in de sector bestuur. In het faxbericht van 11.17 uur wraakt verzoeker de voltallige wrakingskamer.
1.4. Namens de voorzitter van de wrakingskamer is op 29 juli 2009 een brief opgesteld waarin verzoeker, voor zover van belang, het volgende is bericht:
‘ Bij deze bevestig ik u dat we uw faxberichten van 29 juli 2009 van respectievelijk 10.44, 11.15 en 11.17 uur in goede orde hebben ontvangen.
Uw verzoek tot wraking van mr. [naam rechter], staat gepland om 15.30 uur. Voor zover u verzoekt om uitstel voor de behandeling van dit verzoek, wijst de rechtbank dit af. Vooralsnog ziet de rechtbank geen aanleiding uw verzoek om gevoegde behandeling van de zaken met nummers AWB [nummer] en [nummer] CV te honoreren. Uiteraard heeft u de gelegenheid daarvoor vanmiddag nog (nadere) argumenten voor aan te dragen, waarna op dit verzoek beslist kan worden.
Ten aanzien van uw faxbericht van 11.17 uur deel ik u mede dat dit verzoek niet in behandeling zal worden genomen wegens misbruik van procesrecht. (…)’
1.5. De griffier van de wrakingskamer heeft vervolgens geprobeerd om de brief van 29 juli 2009 aan verzoeker te faxen. Dit is niet gelukt. Uit de faxrapporten van respectievelijk 14.13 uur en 14.24 uur blijkt dat de faxlijn bezet was dan wel de lijn geen signaal gaf. Vervolgens heeft de griffier van de wrakingskamer telefonisch contact opgenomen met verzoeker om hem de inhoud van de brief telefonisch mee te delen. In dit gesprek gaf verzoeker aan dat hij het faxapparaat had uitgezet en dat hij telefonisch geen contact wenste te hebben. Hierop verbrak verzoeker de verbinding. De brief is vervolgens op dezelfde dag per post verzonden.
1.6. Op 29 juli 2009 is het wrakingsverzoek tegen mr. [naam rechter] ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker en mr. [naam rechter] zijn daar niet verschenen. Verzoeker is zonder bericht niet verschenen, mr. [naam rechter] heeft in haar schrijven van 20 juli 2009 reeds gemeld dat zij niet op de zitting van de wrakingskamer zou verschijnen.
1.7. Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.
2.1. Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.3. Gelet op artikel 37, eerste lid,van het Rv wordt een wrakingsverzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Gelet op artikel 37, vierde lid, van het Rv wordt een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek van de verzoeker bekend zijn geworden.
3. Gronden van de beslissing
3.1. Bij beschikking van 11 juni 2009 heeft de wrakingskamer van deze rechtbank uitspraak gedaan op een eerder verzoek van verzoeker tot wraking van mr. [naam rechter] in de procedure waarin verzoeker thans opnieuw een wrakingsverzoek heeft ingediend.
3.2. Verzoeker heeft bij faxbericht van 29 juli 2009 deze wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer is van oordeel dat er aanleiding is om deze wraking niet in behandeling te nemen. Uit de gronden van wraking blijkt dat de wraking is gebaseerd op het feit dat de rechters van de wrakingskamer alle rechter in de rechtbank Arnhem zijn en dat verzoeker geen vertrouwen in deze rechters heeft omdat door deze rechtbank in door hem aangespannen procedures uitspraken in zijn nadeel zijn gedaan. Dit zijn geen gronden voor wraking zoals hiervoor onder het wettelijk kader omschreven. Bovendien wekt verzoeker door dit verzoek en door het verzoek van 8 juli 2009, dat een zaak betreft waarin door hem al vaker een verzoek tot wraking gedaan is, de stellige indruk dat hij het rechtsmiddel van wraking oneigenlijk gebruikt. De wrakingskamer zal daarom dit wrakingsverzoek niet in behandeling nemen. Schorsing van het onderzoek door de wrakingskamer is dan ook niet aan de orde.
3.3. Verzoeker is niet voorafgaand aan de zitting van de wrakingskamer op de hoogte gekomen van de inhoud van deze brief van 29 juli 2009. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel ten aanzien van het vorenstaande. Door het uitzetten van zijn fax en het verbreken van de telefoonverbinding heeft verzoeker het aan zichzelf te wijten dat hij hiervan niet tijdig op de hoogte was. Dit geldt temeer nu verzoeker een aantal verzoeken tot de rechtbank heeft gericht, waarop op korte termijn door de rechtbank moest worden gereageerd en verzoeker onder zijn brieven zowel zijn fax- als telefoonnummer heeft vermeld. De nadelige gevolgen hiervan voor verzoeker, zoals het niet tijdig op de hoogte zijn van:
- het niet in behandeling nemen van het wrakingsverzoek van de onderhavige wrakingskamer;
- het niet verlenen van uitstel voor de zitting; en
- het (vooralsnog) niet honoreren van het verzoek om gevoegde behandeling,
komen voor zijn rekening.
3.4. Met betrekking tot het verzoek om gevoegde behandeling overweegt de rechtbank als volgt. Nu verzoeker niet op de zitting van de wrakingskamer is verschenen en er ook anderszins door hem geen (nadere) argumenten zijn aangedragen ter onderbouwing van zijn verzoek om gevoegde behandeling, wijst de rechtbank dit verzoek af. Het gaat om wrakingen van verschillende rechters in verschillende procedures. Dat er desondanks aanleiding bestaat voor gevoegde behandeling is de rechtbank niet gebleken.
3.5. Met betrekking tot het verzoek om wraking van mr. [naam rechter] overweegt de rechtbank als volgt.
3.5. In zijn verzoek van 8 juli 2009 stelt verzoeker zich –kort samengevat en zakelijk weergegeven- op het standpunt dat mr. [naam rechter] de procedure waarin zij als kantonrechter fungeerde niet in de stand van het geding heeft voortgezet zoals die is beëindigd door de voorgaande behandelend rechter na de eerdere wraking. Dit blijkt uit de brief van 2 juli 2009 waarin is aangegeven dat op woensdag 12 augustus 2009 om 11.00 uur vonnis zal worden gewezen. Voorts voert verzoeker aan dat hetgeen verzoeker op de zitting van de wrakingskamer van 28 april 2009 heeft gezegd onjuist is verwoord in de wrakingsbeschikking van 11 juni 2009 onder punt 3.4. Daarnaast voert verzoeker aan dat het proces-verbaal van de zitting van 28 april 2009 gecorrigeerd dient te worden conform het advies gegeven in de wrakingsbeschikking van 11 juni 2009.
3.6. Mr. [naam rechter] kan zich niet met verzoekers standpunten verenigen zoals ze uiteen heeft gezet in haar schriftelijke reactie van 20 juli 2009.
3.7. Verzoeker geeft in zijn wrakingsverzoek van 8 juli 2009 onder meer aan bezwaren te hebben tegen het verloop van de procedure. De rechtbank is op grond van de volgende overwegingen van oordeel dat verzoeker hiermee niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 37 Rv. Verzoeker heeft zijn verzoek niet gedaan zo spoedig mogelijk nadat de feiten hem bekend, terwijl het voorts geen feiten betreft die verzoeker al niet ten tijde van het eerder door hem ingediende wrakingsverzoek bekend waren.
3.8. Zowel uit het dossier in de hoofdzaak als uit het schrijven van mr. [naam rechter] blijkt dat verzoeker aanwezig is geweest bij de behandeling van zijn zaak door mr. [naam rechter] op 28 april 2009. Tijdens deze behandeling is verzoeker (nogmaals) geïnformeerd over de stand waarin het geding zich op dat moment bevond en de wijze waarop de procedure verder zou gaan verlopen. Het proces-verbaal van die zitting is door de griffier uitgewerkt en bij brief van 18 mei 2009 aan verzoeker toegezonden. Op 8 juli 2009 dient verzoeker het onderhavige wrakingsverzoek in waarin hij aangeeft bezwaren te hebben tegen het verloop van de procedure. Dit (blijkbaar) naar aanleiding van de brief van 2 juli 2009 waarin verzoeker is meegedeeld dat op 12 augustus 2009 vonnis zal worden gewezen.
3.9. De brief van 2 juli 2009 is geen nieuw feit dat aan het wrakingsverzoek ten grondslag kan worden gelegd nu hierin slechts meegedeeld wordt wanneer het eerder aangekondigde vonnis zal worden gewezen. Verder stelt de rechtbank vast dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ten grondslag legt aan zijn wrakingsverzoek, hem al sinds 28 april 2009, althans in elk geval na ontvangst van het op 18 mei 2009 verzonden proces-verbaal van deze zitting, bekend waren. Verzoeker heeft dan ook te lang gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. Bovendien betreft het feiten die hij ook al ten grondslag heeft gelegd aan zijn wrakingsverzoek waarop deze rechtbank op 11 juni 2009 heeft beslist. De wet verzet zich er in dit geval tegen dat het verzoek tot wraking, voor zover dat betrekking heeft op het verloop van de procedure, nog in behandeling wordt genomen. Verzoeker moet dan ook in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. [naam rechter].
3.10. Voor zover verzoeker in zijn wrakingsverzoek van 8 juli 2009 verwijst naar overwegingen in de beschikking van de wrakingskamer van 11 juni 2009 en hetgeen tijdens die zitting zou zijn besproken overweegt de wrakingskamer als volgt. Tegen een beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open. Voor zover verzoeker zijn wrakingsverzoek baseert op bezwaren tegen overwegingen in genoemde wrakingsbeslissing, kan de wrakingskamer zich daarover niet uitlaten. Dit zou immers een oneigenlijke vorm van hoger beroep opleveren. Verzoeker moet dan ook op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
3.11. De wrakingskamer vindt verder aanleiding te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken in deze zaak tegen mr. [naam rechter] niet meer in behandeling zullen worden genomen. Hieraan ligt ten grondslag dat verzoeker in de desbetreffende procedure reeds meermalen het rechtsmiddel van wraking heeft aangewend, waaronder twee maal tegen mr. [naam rechter]. Tevens heeft verzoeker meermalen het instrument van wraking gebruikt tegen de rechters van de rechtbank die zijn wrakingsverzoek(en) behandelen, waarbij verzoeker tevens schijnbaar naar willekeur voorafgaand aan de behandeling van zijn wrakingsverzoek dit verzoek (ongemotiveerd) intrekt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoeker misbruik maakt van het rechtsmiddel van wraking.
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
- bepaalt dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker in deze zaak tegen mr. [naam rechter] niet meer in behandeling zullen worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. C.M.E. Lagarde en mr. C. van Linschoten, rechters, in het bijzijn van mr. S. Westerdijk, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2009.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.