ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6498

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/987269-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak over overbrenging van afvalstoffen

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, sector strafrecht, is op 1 september 2009 uitspraak gedaan door de economische politierechter in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overtreden van de EG-verordening voor overbrenging van afvalstoffen. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting op 18 augustus 2009, waar de officier van justitie een geldboete van € 600,00 eiste. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op of omstreeks 25 februari 2008 in Beek, gemeente Montferland, afvalstoffen (oud papier) van Duitsland naar Nederland had overgebracht zonder de juiste transportdocumenten te hebben ingevuld.

De economische politierechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verdachte als opdrachtgever in civielrechtelijke zin kan worden aangemerkt, maar niet als opdrachtgever in de zin van de EG-verordening. De rechter concludeert dat de feitelijke opdrachtgever, gevestigd in Duitsland, verantwoordelijk is voor de juiste invulling van de transportdocumenten. Hierdoor kan de verdachte niet als pleger van het tenlastegelegde feit worden aangemerkt.

Daarnaast werd ook de vraag behandeld of de verdachte als medepleger van het Duitse afvalbedrijf kan worden gekwalificeerd. De rechter oordeelde dat er geen bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en het Duitse afvalbedrijf, waardoor ook dit onderdeel niet bewezen kon worden. Uiteindelijk sprak de economische politierechter de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, waarmee de zaak werd afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Economische politierechter
Parketnummer : 05/987260-08
Datum zitting : 18 augustus 2009
Datum uitspraak : 1 september 2009
Verstek
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
gevestigd : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 25 februari 2008 te Beek, gemeente Montferland, in elk geval in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35 onder g iii van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, immers heeft verdachte samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, afvalstoffen (oud papier) overgebracht van Duitsland naar Nederland,
terwijl de overbrenging geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecificeerd in het in bijlage Vll van voornoemde Verordening opgenomen document, aangezien op bedoeld document de feitelijke hoeveelheid niet was ingevuld en/of de verklaring van de opdrachtgever betreffende datering niet was ingevuld en/of niet door de opdrachtgever was ondertekend;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 augustus 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 600,00.
3. De beslissing inzake het bewijs
De economische politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte is tenlastege¬legd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De economische politierechter overweegt als volgt.
Verdachte wordt verweten dat zij als opdrachtgever afvalstoffen heeft laten overeenbrengen van Duitsland naar Nederland, terwijl de bij de overbrenging gevoegde transportdocumenten niet voldeden aan de vereisten van EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (2006R1013, EVOA).
De eerste vraag die beantwoordt dient te worden, is of verdachte aangemerkt kan worden als ‘opdrachtgever’ in de zin van voornoemde EG-verordening. De economische politierechter is van oordeel dat zulks niet het geval is.
Uit het dossier volgt dat verdachte vanuit Nederland een in Duitsland gevestigd afvalbedrijf opdracht heeft gegeven om, door middel van een derde transportbedrijf, oud papier aan haar te leveren. Dit is een civielrechtelijke overeenkomst en in die zin kan verdachte als opdrachtgever worden aangemerkt. Daarmee is niet gezegd dat verdachte ook als opdrachtgever in de zin van de EG-verordening kan worden aangemerkt. Artikel 18, eerste lid aanhef onder a van de EG-verordening bepaalt immers dat de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging er zorg voor draagt dat de afvalstoffen vergezeld gaan van op juiste wijze ingevulde transportdocumenten. In deze zaak is dat het in Duitsland gevestigde bedrijf.
Uit artikel 18 van voormelde EG-verordening volgt derhalve dat niet de opdrachtgever in civielrechtelijke zin, maar de feitelijke opdrachtgever, gevestigd in het land van verzending, verantwoordelijk is voor een juiste invulling van de transportdocumenten. Laatstgenoemde moet dan ook als normadressaat van de betreffende verplichtingen worden aangemerkt. Verdachte kan dan ook niet als pleger worden aangemerkt van het tenlastegelegde strafbare feit.
Vervolgens komt nog de vraag aan de orde of verdachte als medepleger van het Duitse afvalbedrijf kan worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de economische politierechter blijkt uit het dossier niet van een bewuste en nauwe samenwerking tussen het Duitse afvalbedrijf en verdachte, die gericht was op tenlastegelegde strafbare gedraging, zodat dit onderdeel niet bewezen kan worden.
4. De beslissing
De economische politierechter, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.G. Eskes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2009.