ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6488

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179920
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en tijdige klacht over leveringen van bomen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is de eiser in conventie een natuurlijk persoon die woont te [woonplaats], en de gedaagde in conventie is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] BOMEN B.V., gevestigd te [woonplaats]. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding die voortvloeit uit leveringen van bomen op verschillende data in 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in conventie niet tijdig heeft geklaagd over de leveringen van 24 en 28 november en 1 december 2006, waardoor de vordering tot schadevergoeding voor deze leveringen is afgewezen. Echter, de gedaagde heeft wel tijdig geklaagd over de levering van 20 december 2006, en de rechtbank heeft haar in de gelegenheid gesteld om aan te tonen welke bomen niet conform waren en de schade die zij lijdt in verband met deze levering. De procedure is voortgezet na een tussenvonnis van 11 februari 2009, waarin de gedaagde werd gevraagd bewijsstukken te overleggen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de tijdigheid van haar klachten over de eerste vier leveringen, en heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van de gedaagde over de levering van 20 december 2006. De rechtbank heeft besloten om geen tussenvonnis te wijzen dat deels eindvonnis is, om complicaties in mogelijke appelprocedures te voorkomen. Het vonnis is uitgesproken op 8 juli 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 172920 / HA ZA 08-1228
Vonnis van 8 juli 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] BOMEN B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.M. Wilmink.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 februari 2009,
- de akte aan de zijde van [gedaagde]
- de antwoordakte aan de zijde van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.1. Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 11 februari 2009. Bij dat vonnis is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat en wanneer zij haar faxberichten en aangetekende brieven aan [eiser] heeft verzonden. Ook is zij in de gelegenheid gesteld de emails (met bijlagen) in het geding te brengen die zij stelt te hebben verzonden. Bij akte heeft [gedaagde] vervolgens in het geding gebracht een cd-schijf met foto’s, een faxbericht van 1/12/2006 van 17.34 uur aan [eiser] met als bericht ‘disapproval trees’, een reclamatie van Praskac Pflanzenland van 11 december 2006, het originele verzendbewijs van aangetekende verzending van 12 december 2006 aan [eiser], een faxbericht van [eiser] van 13 december 2006 en een voorblad van een aangetekend schrijven aan [eiser] van 19 december 2006.
2.2. Hierover wordt als volgt overwogen. Voor wat betreft de fax die [gedaagde] op 5 december 2006 heeft gedateerd, heeft zij slechts één verzendbewijs in het geding gebracht. De verzendregel daarvan luidt – in de kopie die [gedaagde] heeft overgelegd – 1/12/2006 17:34. De rechtbank acht met deze kopie niet bewezen dat [gedaagde] die fax daadwerkelijk heeft verstuurd op 1 december 2006. Dat strookt niet met de datering van de fax op 5 december 2006. Bovendien wordt in die fax geklaagd over de levering van 1 december 2006, welke levering heeft plaatsgevonden aan het bedrijf van [eiser] in Italië en welke levering dus eerst enkele dagen daarna bij het bedrijf van [gedaagde] is gearriveerd.
2.3. Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat het cijfer voorafgaand aan de ‘1’ op de verzendregel van de fax bij het kopiëren is weggevallen. Tijdens de comparitie is namens [gedaagde] die kopie van dat faxbericht al getoond en is de mogelijkheid dat een cijfer was weggevallen al geopperd. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat dit faxbericht op 1 december 2006 aan [eiser] is verzonden. Evenmin heeft [gedaagde] stukken in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat die fax op 5 december 2006 of 7 december 2006 is verzonden. Het moet er dan voor worden gehouden dat die fax eerst op 11 december 2006 is verzonden. Dat is niet binnen vijf werkdagen na aflevering geweest. In het vorige tussenvonnis, rechtsoverweging 5.14., is reeds overwogen dat met de aangetekende brief van 12 december 2006 niet tijdig is geklaagd over de leveringen van 24 en 28 november 2006 en 1 december 2006. Nu overigens geen bewijzen van verzending van faxberichten, aangetekende brieven of emails in het geding zijn gebracht, moet dan ook worden geoordeeld dat [gedaagde] over de leveringen van 24 en 28 november 2006 en 1 december 2006 niet tijdig heeft geklaagd.
2.4. [gedaagde] heeft, afgezien van de fax van 22 december 2006, geen stukken in het geding gebracht ten bewijze van verzending van klachtbrieven of -faxen over de levering van 11 december 2006. Weliswaar heeft zij als productie 6 bij haar akte een ‘voorblad van een aangetekend schrijven aan [eiser] van 19 december 2006’ overgelegd, doch uit het poststempel en de nummering van dit aangetekende stuk blijkt dat het gaat om de aangetekende brief van 12 december 2006. Andere stukken heeft zij niet in het geding gebracht. Daaruit volgt dat niet is komen vast te staan dat zij tijdig over de levering van 11 december 2006 heeft geklaagd.
2.5. Op het voorgaande stuit de vordering van [gedaagde] tot schadevergoeding over de eerste vier leveranties af.
2.6. Voor wat betreft de levering van 20 december 2006 wordt het volgende overwogen. Vast staat dat [gedaagde] over deze levering tijdig heeft geklaagd, en wel bij haar faxbericht van 22 december 2006. [gedaagde] zal ten aanzien van deze levering mogen aangeven, zoals reeds bij rechtsoverweging 5.18 van het vonnis van 11 februari 2009 overwogen, welke bomen niet conform waren en waarom, welke foto’s daarop zien, waaruit blijkt dat dit van [eiser] afkomstige bomen zijn en wat de schade is die zij in verband daarmee lijdt. Weliswaar heeft [gedaagde] zich bij haar akte na tussenvonnis ook al in het algemeen over deze punten uitgelaten, doch daarbij heeft zij geen onderscheid aangebracht naar levering. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen voor akte aan de zijde van [gedaagde]. [eiser] zal daarop mogen reageren.
2.7. [eiser] heeft verzocht reeds thans de vordering in conventie toe te wijzen voorzover deze ziet op de eerste vier leveringen. De rechtbank zal dat niet doen. Nog afgezien van het feit dat [gedaagde] zich heeft verweerd met een beroep op verrekening, op welke beroep nog niet geheel kan worden beslist, acht de rechtbank het niet opportuun om door het wijzen van een vonnis dat deels tussenvonnis, deels eindvonnis is, de mogelijkheid van twee appelprocedures met alle complicaties van dien te creëren.
3. De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van 5 augustus 2009 voor akte aan de zijde van [gedaagde] ter uitlating als bedoeld in rechtsoverweging 2.6,
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.