zaaknummer / rolnummer: 185890 / KG ZA 09-376
Vonnis in kort geding van 10 juli 2009
[eiser],
in de hoedanigheid van curator in het faillissement van [gefailleerde],
wonende te Zaltbommel,
eiseres,
advocaat mr. [naam curator] te Zaltbommel,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
advocaat mr. R. van Herwaarden te Amersfoort.
Partijen zullen hierna de curator en [verweerder] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de vrijwillige verschijning van partijen
- de niet betekende dagvaarding c.q. de conclusie van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de curator
- de pleitnota van [verweerder].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [verweerder], h.o.d.n. [naam vennootschap], is in 1992 begonnen met zijn onderneming die handelde in groenten en fruit en later in bloemen.
2.2. [verweerder] is buiten gemeenschap van goederen gehuwd en woont samen met zijn echtgenote en hun twee kinderen in de woning met landbouwschuur, erf, ondergrond, tuin en cultuurgrond en verder aanbehoren, staande en gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). De woning is eigendom van [verweerder]. [verweerder] heeft de woning in 1999 verkregen.
2.3. Op 7 juli 2004 heeft [verweerder] tot zekerheid voor de terugbetaling van een geldlening van € 892.500,00 ten behoeve van Fortis ASR Hypotheek Bedrijf N.V. (hierna: Fortis) het recht van eerste hypotheek op de woning gevestigd. Op 27 december 2005 heeft [verweerder] tot zekerheid voor de terugbetaling van een geldlening van € 50.000,00 ten behoeve van de SNS Bank N.V. het recht van tweede hypotheek op de woning gevestigd.
Op 31 januari 2008 heeft [verweerder] tot zekerheid voor de terugbetaling van een geldlening van € 70.000,00 ten behoeve van de heer [betrokkene] het recht van derde hypotheek op de woning gevestigd. Op 10 maart 2008 heeft [verweerder] tot zekerheid voor de terugbetaling van een geldlening van € 530.000,00 ten behoeve van zijn vader [naam vader] en zijn broer [naam broer] het recht van vierde hypotheek op de woning gevestigd.
2.4. In juni 2008 heeft Fortis haar lening van [verweerder] opgeëist en een openbare verkoop van de woning aangekondigd. De openbare verkoop is niet doorgegaan omdat de vader van [verweerder] de betalingsachterstand [verweerder] heeft ingelost.
2.5. [verweerder] is bij vonnis van deze rechtbank van 6 januari 2009 in staat van faillissement verklaard. In dat vonnis is mr. [naam curator] tot curator benoemd.
2.6. De woning is in opdracht van Fortis op 9 februari 2009 getaxeerd door Kraats Makelaars- en taxatiekantoor in agrarisch onroerend goed B.V. (hierna: Kraats). Volgens de taxatie bedraagt de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur € 825.000,00 en de executiewaarde € 715.000,00.
2.7. In opdracht van de curator zijn de roerende zaken van [verweerder] getaxeerd door Enedon taxaties en contra-expertise (hierna: Enedon). Enedon heeft op 2 maart 2009 een taxatierapport uitgebracht.
2.8. Op 29 april 2009 heeft Fortis een openbare verkoop van de woning op 10 juni 2009 aangezegd aan partijen.
2.9. Op 7 mei 2009 heeft [verweerder] aan de rechter-commissaris in het faillissement van [verweerder] (hierna: de rechter-commissaris) verzocht een afkoelingsperiode van twee maanden als bedoeld in artikel 63a Faillissementswet (Fw) af te kondigen op grond van de stelling dat de overname van de activa en passiva door de echtgenote van [verweerder] wordt voorbereid. Bij beschikking van 7 mei 2009 heeft de rechter-commissaris dat verzoek afgewezen. Tegen die beschikking heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij deze rechtbank, die op 19 mei 2009 het hoger beroep ongegrond heeft verklaard en de beschikking van de rechter-commissaris heeft bekrachtigd.
2.10. Op 25 mei 2009 heeft de curator, na schriftelijke toestemming van de rechter-commissaris op 19 mei 2009, de woning onderhands verkocht aan de heer [naam koper] (hierna: [koper]) voor een koopprijs van € 835.000,00.
2.11. De curator is met [koper] overeengekomen de woning leeg en ontruimd te leveren uiterlijk op 4 augustus 2009.
2.12. Op 25 mei 2009 heeft de curator [verweerder] de mogelijkheid geboden om de woning uiterlijk op 1 juli 2009 in der minne te ontruimen en ter beschikking te stellen, met uitzondering van de zaken die in de faillissementsboedel vallen, welke zaken vermeld zijn in het taxatierapport van Enedon.
2.13. [verweerder] heeft laten weten niet vrijwillig te ontruimen.
2.14. Op 10 juni 2009 heeft de rechter-commissaris de curator toestemming gegeven voor de onderhavige procedure.
3.1. De curator vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorrraad, [verweerder] te veroordelen de woning binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen, met medeneming van al de zijnen en al het zijne, met uitzondering van de zaken vermeld in het taxatierapport van 2 maart 2009 van Enedon taxaties, en deze zaken leeg en ter algehele vrije beschikking van de curator te stellen, onder afgifte van de sleutels, met machtiging van de curator om, indien [verweerder] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, zelf de ontruiming te doen bewerkstelligen, op kosten van [verweerder] desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van dit geding.
3.2. De curator stelt dat zij als curator verantwoordelijk is voor het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel van [verweerder] en dat zij ter uitoefening van haar taak de woning met machtiging van de rechter-commissaris heeft verkocht, die vervolgens leeg en ontruimd uiterlijk op 4 augustus 2009 geleverd moet worden.
3.3. [verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De curator heeft een spoedeisend belang omdat zij de woning heeft verkocht en de woning voor 4 augustus 2009 leeg en ontruimd moet leveren aan de koper.
4.2. [verweerder] heeft allereerst gesteld dat de curator hem onvoldoende gelegenheid heeft geboden om een doorstart te maken met behulp van zijn familieleden, die geld zouden inzamelen voor het aanbeiden van een akkoord. Daartegen heeft de curator echter onvoldoende weersproken aangevoerd dat [verweerder], ondanks diverse uitnodigingen daartoe, op geen enkele wijze concreet heeft onderbouwd dat een doorstart tot de mogelijkheden behoort en in geen enkel opzicht inzicht heeft gegeven in de voortgang van het overleg met zijn familieleden.
4.3. [verweerder] is van voorts mening dat de curator onrechtmatig jegens hem handelt door de woning ver onder de marktwaarde te verkopen, zonder diverse belanghebbenden en gegadigden vooraf te horen. [verweerder] stelt dat de woning rond de € 1,5 miljoen waard is en dat er gegadigden waren die voor de woning veel meer wilden betalen dan het bedrag waarvoor de curator de woning heeft verkocht.
4.4. Vast staat dat de curator de woning heeft verkocht na verkregen machtiging van de rechter-commissaris. Hoewel [verweerder] stelt dat de curator de woning tegen een te laag bedrag heeft verkocht, heeft [verweerder] geen bezwaar gemaakt tegen de verleende machtiging van de rechter-commissaris om de woning voor dat bedrag te verkopen. Ingevolge artikel 67 Fw had [verweerder] tegen deze beschikking van de rechter-commissaris binnen vijf dagen hoger beroep kunnen instellen bij de rechtbank, hetgeen [verweerder] om hem moverende redenen heeft nagelaten. Bovendien heeft [verweerder] niet voldoende (met stukken) onderbouwd dat de woning voor een te laag bedrag is verkocht. De enkele verwijzing naar de vraagprijs van één vergelijkbare woning die hoger is, is onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de koopprijs van de woning te laag is. Een vraagprijs is immers niet allesbepalend voor de uiteindelijke koopsom en bovendien is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het ook echt een vergelijkbare woning betreft. De stelling van [verweerder] dat andere makelaars de waarde van de woning schatten op zeker € 1,5 miljoen zonder een taxatierapport daarvan dan wel andere bescheiden daarover, over te leggen, is daarvoor eveneens onvoldoende. Te meer, nu de curator wel een taxatierapport heeft overgelegd, waarin de woning zelfs voor een iets lager bedrag is getaxeerd dan de door de curator bedongen koopprijs. Hieruit blijkt juist dat de woning wel tegen een reëel bedrag is verkocht. De bewering van [verweerder] dat van het door de curator overgelegde taxatierapport van Kraats niet kan worden uitgegaan omdat Kraats niet aan de maatstaven van zijn professie zou voldoen, acht de voorzieningenrechter niet waargemaakt. [verweerder] heeft ook dat niet onderbouwd met stukken.
4.5. Verder heeft [verweerder] gesteld dat de heer [betrokkene]
(hierna: [betrokkene]) aan de curator een bod van € 1,2 miljoen op de woning heeft uitgebracht. Dit blijkt echter niet uit zijn eigen (ongedateerde) verklaring, die door [verweerder] is overgelegd. Daarin staat slechts dat hij met de curator telefonisch heeft gesproken over de woning van [verweerder] en dat hij haar heeft gezegd dat wanneer de koopprijs van de woning aanzienlijk lager dan € 1,2 miljoen zou uitvallen, hij een geïnteresseerde koper zou kunnen zijn. De curator heeft ter zitting hierover verklaard dat [betrokkene] is afgehaakt toen zij hem had meegedeeld dat er bij haar al een bod was binnengekomen van ruim € 900.000,00.
4.6. Voorts heeft de curator onweersproken gesteld dat op de door Fortis aangekon¬digde openbare verkoop, die uiteindelijk niet is doorgegaan, een bedrag van € 855.000,00 is geboden op de woning. Ook hieruit blijkt dat de huidige verkoopprijs van € 835.000,00 een reëel bedrag is. Bovendien is het bedrag van € 855.000,00 geboden waarbij men uitging van een woning zonder kwalitatieve verplichtingen. De curator had de woning aan [koper] in eerste instantie zelfs verkocht voor een bedrag van € 910.000,00, waarna vervolgens de koopsom, door de nadien gebleken kwalitatieve verplichtingen die op de woning rusten, naar beneden is bijgesteld tot een bedrag van € 835.000,00. Tot slot is gesteld dat [verweerder]’s vader belangstelling had in de woning omdat hij daarin al veel had geïnvesteerd en dat hij de curator had aangegeven de woning voor een veel hoger bedrag dan € 835.000,00 te willen kopen. Nu de curator dit heeft betwist en [verweerder] het niet voldoende concreet heeft onderbouwd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook deze stelling onvoldoende is komen vast te staan.
4.7. Uit al het voorgaande blijkt geenszins dat de curator onrechtmatig heeft
gehandeld dan wel dat zij op onzorgvuldige wijze de vereffening van de faillissements¬boedel heeft doorgezet door de woning aan [koper] te verkopen tegen een bedrag van € 835.000,00, hetgeen allerminst als een koopprijs ver onder de marktwaarde is te beschouwen. Gelet hierop zal de vordering tot ontruiming worden toegewezen, met dien verstande dat [verweerder] een langere termijn gegund zal worden de woning te ontruimen en ter beschikking van de curator te stellen.
4.8. [verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [verweerder] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning met landbouwschuur, erf, ondergrond, tuin en cultuurgrond en verder aanbehoren, staande en gelegen aan de [adres], te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden, met medeneming van al de zijnen en al het zijne, met uitzondering van de zaken vermeld in het taxatierapport van
2 maart 2009 van Enedon taxaties, en deze zaken leeg en ter algehele vrije beschikking van de curator te stellen, onder afgifte van de sleutels,
5.2. machtigt de curator om, indien [verweerder] in gebreke blijft aan het bepaalde onder 5.1 te voldoen, deze ontruiming zelf te doen uitvoeren, indien nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [verweerder],
5.3. veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.078,00,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 10 juli 2009.