zaaknummer / rolnummer: 175761 / HA ZA 08-1672
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
de rechtspersoon naar Duits recht
MÜHLINGHAUS & HILDESHEIM GMBH & CO,
gevestigd te Wuppertal, Duitsland,
gedaagde,
advocaat voorheen mr. J.C. Wery te Enschede, thans niet langer ten processe vertegenwoordigd.
Partijen zullen hierna Delta Lloyd en Mühlinghaus genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 februari 2009
- de akte overlegging producties zijdens Delta Lloyd van 18 februari 2009
- de antwoordakte zijdens Mühlinghaus van 4 maart 2009.
1.2. Vervolgens heeft Mühlinghaus pleidooi gevraagd. Dit verzoek is ingewilligd.
1.3. De advocaat van Mühlinghaus, mr. Wery, heeft ter rolzitting bericht dat hij zich aan de zaak onttrekt, onder mededeling aan de rechtbank dat Mühlinghaus is geïnformeerd over de gevolgen daarvan.
1.4. Voor Mühlinghaus heeft zich geen andere advocaat gesteld. Mühlinghaus is ook niet op het pleidooi verschenen. Namens Delta Lloyd is mr. Timpert – De Vries verschenen. Zij heeft haar pleitaantekeningen overgelegd, welke worden geacht te zijn voorgedragen.
1.5. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank neemt hier over hetgeen zij in haar tussenvonnis van 4 februari 2009 heeft overwogen en beslist.
2.2. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank onder 3.3. voor zover relevant overwogen:
De door haar (Delta Lloyd, rb) aan Mühlinghaus & Hildesheim gezonden vaststellingsovereenkomst hield volgens Delta Lloyd een aanvaarding in van het in de fax van 6 januari 2005 door S. Mildner namens Mühlinghaus & Hildesheim gedane voorstel. Mühlinghaus & Hildesheim betwist niet dat S. Mildner haar advocaat was en haar vertegenwoordigde. Komt vast te staan dat Delta Lloyd door haar reactie op deze fax het daarin gedane aanbod aanvaardde, dan staat daarmee vast dat de door Mildner voorgestelde overeenkomst tot stand gekomen is.
2.3. Thans resteert dus de vraag of Delta Lloyd met haar reactie op de fax van 6 januari 2005 het aanbod van Mühlinghaus heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat Delta Lloyd het aanbod van Mühlinghaus heeft aanvaard en overweegt daartoe als volgt.
2.4. Zoals reeds in het tussenvonnis van 4 februari 2009 onder 2.3. is overwogen, staat vast dat Mildner, de Duitse advocaat van Mühlinghaus, op 6 januari 2005 per fax aan de advocaat van Delta Lloyd heeft bericht dat Mühlinghaus aan Delta Lloyd € 35.000,-- zou betalen, dat iedere partij de eigen kosten zou dragen en dat partijen ieder de helft van de Gerichtskosten zouden dragen. Dit heeft te gelden als een aanbod. Vervolgens heeft de advocaat van Delta Lloyd op diezelfde dag een fax naar Mildner gezonden. Hierin staat, voor zover relevant:
Wenn der Festlegungsvertrag von beide Parteien unterstrichen worden ist und wenn meine Mandantin den Betrag im Höhe von € 35.000,-- erhalten haben wird, werde ich das Amtsgericht bitten die Sache vom Terminkalender zu streichen.
Uit deze tekst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat Delta Lloyd het schikkingsbedrag ad € 35.000,-- heeft aanvaard. Dat de afspraken nog vastgelegd zouden gaan worden in een vaststellingsovereenkomst, maakt niet dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Immers, zowel aanbod als aanvaarding is vormvrij. Tussen partijen is derhalve de overeenkomst tot stand gekomen dat Mühlinghaus € 35.000,-- aan Delta Lloyd dient te betalen.
2.5. Vervolgens heeft de advocaat van Delta Lloyd op 19 januari 2005 een tweede fax aan Mildner gestuurd. In deze fax staat een berekening van de proceskosten. Voor zover relevant staat verder in deze fax:
Also betragen die gesamten (unter die Parteien zu verteilenden) Prozesskosten € 3.894,61. Nach der seitens Mühlinghaus vorgeschlagenen 50%-Regelung wird sowohl Delta Lloyd als auch Mühlinghaus davon einen betrag in Höhe von € 1.947,31 übernehmen. Wenn Mühlinghaus dem Gericht die von ihr geschuldeten Gerichtsgebühren bezahlt, verbleibt ein von der Mühlinghaus zu zahlender Betrag in Höhe von € 882,31. In den Feststellungsvertrag habe ich deshalb aufgenommen, dass Mühlinghaus den verbleibenden Betrag in Höhe von € 882,31 durch Einzahlung auf die in Artikel 1.2 genannte Kontonummer an Delta Lloyd bezahlt.
Uit dit citaat volgt dat Delta Lloyd op 19 januari 2005 ook het aanbod van Mühlinghaus dat partijen ieder de helft van de Gerichtskosten zouden dragen, heeft aanvaard. Dit blijkt bovendien nog eens uit artikel 1.3 van de meegestuurde vaststellingsovereenkomst. Uit dit artikel blijkt ook dat Delta Lloyd heeft aanvaard dat iedere partij haar eigen kosten zal dragen. In dit artikel staat namelijk, voor zover relevant:
Die Parteien tragen beide die eigenen im Rahmen des Verfahrens vor dem Gericht Arnhem (mit Aktenzeichen 99997 / HA ZA 03-836) aufgewendeten Anwalts- und Beratungskosten. Die Gerichtsgebühren übernehmen die Parteien jede zur Hälfte.
Ook op het punt van de kosten is derhalve overeenstemming tussen partijen bereikt overeenkomstig het aanbod van Mühlinghaus.
2.6. Naast deze aanvaarding bevat de meegestuurde vaststellingsovereenkomst een regeling over het intreden van verzuim en het verschuldigd zijn van wettelijke rente. Naar het oordeel van de rechtbank betreffen dit ondergeschikte punten van de totale regeling tussen partijen en dient de meegestuurde vaststellingsovereenkomst daarom te worden gezien als een tot aanvaarding strekkend antwoord op een aanbod dat op ondergeschikte punten afwijkt. Ingevolge artikel 6:225 van het Burgerlijk Wetboek geldt dit antwoord als aanvaarding en komt de overeenkomst overeenkomstig deze aanvaarding tot stand, tenzij de aanbieder onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen. Gesteld noch gebleken is dat Mühlinghaus onverwijld bezwaar heeft gemaakt tegen de regeling over het intreden van verzuim en het verschuldigd zijn van wettelijke rente. Ook op die punten heeft Delta Lloyd dus het aanbod aanvaard. Aldus is een overeenkomst als door Delta Lloyd gesteld tussen partijen tot stand gekomen. Dit houdt in dat Mühlinghaus voor 1 maart 2005 het volledig verschuldigde bedrag had dienen te betalen en dat zij anders zonder aanmaning in verzuim zou raken. Daarnaast houdt de overeenkomst in dat Mühlinghaus in dat geval de wettelijke rente verschuldigd is vanaf 2 maart 2005. Uit coulance heeft Delta Lloyd wettelijke rente gevorderd vanaf 14 maart 2005.
2.7. Onbetwist is dat Mühlinghaus tot op heden het verschuldigde bedrag, ondanks sommaties daartoe, niet aan Delta Lloyd heeft betaald. Op grond van de voorgaande overwegingen concludeert de rechtbank dat Mühlinghaus gehouden is de tussen partijen bereikte overeenkomst na te komen. De vordering van Delta Lloyd zoals geformuleerd onder 1. in de akte wijziging eis zal derhalve worden toegewezen.
2.8. Daarnaast vordert Delta Lloyd dat Mühlinghaus wordt veroordeeld tot betaling van de kosten die zij heeft gemaakt teneinde een reactie van Mildner te verkrijgen en Mühlinghaus tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst te bewegen. Dit zijn buitengerechtelijke kosten. Mühlinghaus heeft hiertegen verweer gevoerd, maar heeft haar verweer niet gemotiveerd. Voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten dient voldaan te worden aan het vereiste dat het redelijke kosten betreft die in redelijkheid zijn gemaakt. De vordering van Delta Lloyd gaat het in het Rapport Voorwerk II gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven. Uit de stellingen van Delta Lloyd kan onvoldoende worden afgeleid dat Delta Lloyd duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door Delta Lloyd gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijk liquidatietarief in eerste aanleg, met een maximum van 15% van de hoofdsom en de tot de dagvaarding verschenen rente, zijnde
€ 1.158,-- (2 punten x € 579,--). De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar vanaf de datum van de akte wijziging van eis.
2.9. Mühlinghaus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- vast recht € 1.310,00
- salaris advocaat 447,00 (0,5 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 1.757,00
2.10. De proceskostenveroordeling omvat niet de kosten van de procedure met zaaks- en rolnummer 99997 / HA ZA 03-836. Over de verdeling van deze kosten is immers tussen partijen een regeling getroffen. Reeds daarom komen die kosten niet voor vergoeding in deze procedure in aanmerking.
2.11. De rechtbank zal Mühlinghaus veroordelen in de nakosten, welke aan de zijde van Delta Lloyd worden bepaald op € 131,-- voor nasalaris procureur. Dit wordt vermeerderd met € 68,-- indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest.
2.12. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de subsidiaire grondslag en vorderingen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt Mühlinghaus om aan Delta Lloyd te betalen een bedrag ad € 35.882,31 (vijfendertigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en eenendertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 35.882,31 vanaf 14 maart 2005 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt Mühlinghaus om aan Delta Lloyd te betalen een bedrag van € 1.158,-- (duizendhonderdachtenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2008 tot de dag van volledige betaling,
3.3. veroordeelt Mühlinghaus in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 1.757,00,
3.4. veroordeelt Mühlinghaus tevens in de nakosten, aan de zijde van Delta Lloyd bepaald op € 131,-- voor nasalaris procureur, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest met € 68,-- voor nasalaris procureur en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. O. Nijhuis en mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2009.