zaaknummer / rolnummer: 178926 / HA ZA 08-2180
1. [eis. 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis. 2],
wonende te [woonplaats],
3. de maatschap
[eis. 3],
gevestigd te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A.E.T.M. van de Camp te Uden,
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIE EKOMELK HOLLAND U.A.,
gevestigd te Dreumel, gemeente West Maas en Waal,
gedaagde,
advocaat mr. D.M.H.M. van Dijk te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers] en Ekomelk genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 28 mei 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Janssen exploiteerde tot 1 januari 2003 als eenmanszaak een melkveebedrijf. Hij was sinds 2002 lid van Ekomelk.
Met ingang van 1 januari 2003 wordt het bedrijf geëxploiteerd door de maatschap [eisers].
2.2. In de statuten van Ekomelk staat onder meer het volgende.
Artikel 10
1. Opzegging van het lidmaatschap van het lid kan slechts geschieden mits schriftelijk en met inachtneming van een opzeggingstermijn van tenminste zes maanden. Bij niet-nakoming van deze termijn kan het bestuur van de coöperatie een sanctie opleggen van € 100,00 (…) per dag. Niettemin is onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap door opzegging mogelijk:
a. indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren;
b. binnen een maand nadat een besluit waarbij de rechten van de leden zijn beperkt of hun verplichtingen zijn verzwaard, aan een lid bekend is geworden of medegedeeld (tenzij het betreft een wijziging van de geldelijke rechten en verplichtingen);
c. binnen een maand nadat een lid een besluit is meegedeeld tot omzetting van de coöperatie in een andere rechtsvorm, tot fusie of tot splitsing.
2. Opzegging van het lidmaatschap door de coöperatie kan eveneens slechts geschieden met een opzegtermijn van zes maanden.
(…)
REGLEMENT
Artikel 23
De algemene ledenvergadering stelt voorzover nodig een door het bestuur met inachtneming van de wet en de statuten opgesteld(e) reglement(en) vast, hetwelk alle leden bindt, ter regeling van al hetgeen regeling behoeft.
2.3. Op de ledenvergadering van 19 november 2004 is vergaderd over het huishoudelijk reglement en de daarin op te nemen verplichting tot betaling van uittreegeld. Die kwestie is toen niet in stemming gebracht en aangehouden tot 22 april 2005.
Op de vergadering op 22 april 2005 was Janssen aanwezig.
Hij zou bezwaar hebben gemaakt tegen de bepaling over het uittreegeld.
De bepaling over de verschuldigdheid van uittreegeld is op die vergadering aangenomen door de leden.
De nieuwe bepalingen zijn met ingang van 1 mei 2005 van kracht geworden.
[eisers] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het lidmaatschap onder de oude condities te beëindigen.
2.4. In het huishoudelijk reglement staat onder meer het volgende.
Lidmaatschap:
(…)
2. indien een lid de coöperatie verlaat en elders biologische melk gaat leveren, dan is hij uittreegeld verschuldigd. De hoogte van het uittreegeld bedraagt € 0,02 per kg over het referentiequotoum. Bij terugschakeling naar gangbare productie of beëindiging van het bedrijf is geen uittreegeld verschuldigd.
2.5. [eisers] heeft per brief van 31 juli 2006 het lidmaatschap van Ekomelk per 31 juli 2007 opgezegd. Ekomelk heeft die opzegging geaccepteerd.
2.6. Ekomelk heeft op 13 augustus 2007 een bedrag van € 13.744,58 ingehouden op de melkgeldafrekening over de maand juli 2007 in verband met het uittreegeld van € 0,02 per kilogram melkquotum.
2.7. Bij brief van 23 november 2007 heeft [eisers] aanspraak gemaakt op betaling van het ingehouden bedrag.
Ekomelk weigert het bedrag aan [eisers] te betalen.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert samengevat - veroordeling van Ekomelk tot betaling van € 16.918,57, vermeerderd met € 904,-- buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten.
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat Ekomelk ten onrechte een bedrag van € 13.744,58 heeft ingehouden op het melkgeld en dat Ekomelk daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens [eisers] is zij geen uittreegeld verschuldigd. De statuten bepalen daar niets over en ook anderszins is er geen verplichting tot betaling van uittreegeld. Het besluit van de ledenvergadering tot vaststelling van het reglement is vanwege strijd met de wet en/of statuten nietig, althans schept voor [eisers] geen verplichting. Dit geldt ook voor het bedoelde reglement waarbij het uittreegeld is vastgesteld.
3.2. De door [eisers] gevorderde hoofdsom bestaat uit het bedrag van
€ 13.744,58 vermeerderd met € 3.074,99 aan wettelijke rente van 1 augustus 2007 tot aan de dag van dagvaarding. Verder maakt [eisers] op grond van het rapport Voorwerk II aanspraak op € 904,-- aan buitengerechtelijke kosten.
3.3. Ekomelk voert verweer. Volgens Ekomelk is het besluit tot vaststelling van het reglement geldig genomen. De daarin opgenomen regeling over het uittreegeld is niet in strijd met artikel 2:60 BW. Daar staat dat bij de statuten voorwaarden kunnen worden verbonden aan uittreding en niet dat die voorwaarden ín de statuten moeten staan.
Een uittreevoorwaarde is toegestaan mits er een statutaire grondslag voor is. Die grondslag is artikel 23 van de statuten. Het reglement heeft te gelden als bij de statuten te stellen voorwaarden zoals op grond van artikel 2:60 BW is vereist zodat geen sprake is van nietigheid van dat reglement.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt vast dat beide partijen terecht tot uitgangspunt nemen dat de verplichting tot betaling van uittreegeld een toelaatbare voorwaarde is voor de opzegging van het lidmaatschap en dat die voorwaarde een statutaire basis moet hebben.
Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of die statutaire basis aanwezig is.
4.2. Vaststaat dat de statuten van Ekomelk geen bepaling bevatten over de verschuldigdheid van uittreegeld bij de opzegging van het lidmaatschap of over de wijze waarop een dergelijke verplichting aan haar leden kan worden vastgelegd. In de statuten komt namelijk geen enkele bepaling voor waarin wordt verwezen naar de verschuldigdheid van uittreegeld bij opzegging van het lidmaatschap.
4.3. Ekomelk meent dat die statutaire basis is gelegen in artikel 23 van de statuten maar dat standpunt onderschrijft de rechtbank niet. Dat artikel houdt in dat de algemene ledenvergadering een reglement mag vaststellen, maar daarin staat niet dat in dat reglement verplichtingen aan de leden mogen worden opgelegd in het geval zij het lidmaatschap opzeggen.
4.4. Verder betekent de enkele omstandigheid dat het huishoudelijk reglement een statutaire basis heeft nog niet dat de daarin opgenomen verplichting tot betaling van uittreegeld eveneens een statutaire basis heeft, zoals Ekomelk meent.
De visie van Ekomelk dat het gebruik van de formulering ‘bij de statuten’ van artikel 2:60 BW in plaats van ‘in de statuten’ daarvoor de grondslag biedt, deelt de rechtbank niet.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de regeling in artikel 2:60 is ontleend aan artikel 12 lid 1 Wet op de Coöperatieve Verenigingen 1925. Dat artikellid luidt als volgt.
Met behoud der vrijheid van uittreding uit de vereeniging, kunnen daaraan voorwaarden, in overeenstemming met haar doel en strekking, worden verbonden. Eene voorwaarde, welke verder gaat dan geoorloofd is, wordt in zooverre voor niet geschreven gehouden.
4.5. Een materiële wijziging ten opzichte van het geciteerde artikellid is niet beoogd door de wetgever. Aan de wetsgeschiedenis van artikel 12 lid 1 Wet op de Coöperatieve Verenigingen 1925 ontleent de rechtbank het volgende.
Volgens de thans geldende wet moet in de staten een zekere regeling omtrent de voorwaarden van uittreding staan, op straffe van nietigheid van de geheele vereeniging. Hier wordt alleen gezegd, dat wanneer de voorwaarden niet zijn, zooals ze behooren te zijn, die voorwaarden nietig zullen zijn. Er is dus eigenlijk voor de vorming van een gezonde jurisprudentie met een wet als deze meer gelegenheid dan bij de geldende wet (Hand. II 11 maart 1925, blz. 1725).
4.6. De ruime uitleg van artikel 2:60 BW die Ekomelk verdedigt, volgt niet uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis. Die uitleg strookt naar het oordeel van de rechtbank ook niet met het bepaalde in artikel 2:27 lid 4 sub c BW. Daarin is bepaald dat de statuten de verplichtingen inhouden die de leden tegenover de vereniging hebben of de wijze waarop die verplichtingen kunnen worden vastgelegd.
4.7. Het vorenstaande betekent dat de verplichting tot betaling van uittreegeld geen statutaire basis heeft en dat het besluit van de algemene ledenvergadering van Ekomelk tot vaststelling van de bepaling in het huishoudelijk reglement over de verplichting tot betaling van uittreegeld op grond van artikel 2:14 BW nietig is. Hieraan doet niet af dat het huishoudelijk reglement rechtsgeldig tot stand is gekomen.
4.8. Als gevolg van de nietigheid is de grondslag aan de inhouding op het melkgeld van [eisers] ontvallen en is Ekomelk verplicht het volledige melkgeld alsnog aan [eisers] te betalen. De vordering van [eisers] zal daarom als voor het overige niet weersproken worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over de hoofdsom verminderd met de tot aan de dagvaarding vervallen wettelijke rente.
4.9. Ekomelk zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 390,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.379,44
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Ekomelk om aan [eisers] te betalen een bedrag van EUR 16.819,57 (zestienduizendachthonderdnegentien euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 13.744,58 vanaf de dag van dagvaarding, 16 december 2008, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Ekomelk om aan [eisers] te betalen een bedrag van EUR 904,00,
5.3. veroordeelt Ekomelk in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.379,44,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op
15 juli 2009.