zaaknummer / rolnummer: 176724 / HA ZA 08-1840
Vonnis in verzet van 8 juli 2009
de vennootschap naar Duits recht
BMW LEASING GMBH,
gevestigd te München (Duitsland),
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. K.C. Adam te Enschede,
[ged./eis. in verzet],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. P.J.M. Hermsen te [woonplaats], gemeente Lingewaard.
Partijen zullen hierna Bmw Leasing en [ged./eis.in verzet] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 maart 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bmw Leasing stelt een vordering te hebben op [ged./eis.in verzet] op grond van een leaseovereenkomst met betrekking tot een personenauto.
2.2. Op 17 oktober 2001 heeft Bmw Leasing het Duitse Amtsgericht Coburg, Zentrales Mahngericht, verzocht een “Mahnbescheid” tegen [ged./eis.in verzet] uit te vaardigen. Op
22 oktober 2001 heeft het Amtsgericht dat Mahnbescheid uitgevaardigd. Dit is op
27 oktober 2001 volgens de regels van het Amtsgericht aan [ged./eis.in verzet] betekend. Op die datum is op het adres [adres] het Mahnbescheid in de brievenbus gestopt. Daarvan is een aantekening gemaakt door de postbode.
2.3. Op 29 november 2001 heeft het Amtsgericht op verzoek van Bmw Leasing met betrekking tot het voormelde Mahnbescheid een Volstreckungsbescheid met nummer
[nummer] uitgevaardigd. Dit is op 5 december 2001 aan [ged./eis.in verzet] betekend.
2.4. Op 31 januari 2006 is [ged./eis.in verzet], vertegenwoordigd door een Duitse advocaat, in verzet gekomen tegen het Volstreckungsbescheid. Bovendien heeft [ged./eis.in verzet] ‘Wiedereinsetzung in den vorherigen Stand’ gevorderd.
Deze procedure is op 2 februari 2006 verwezen naar het Duitse Landgericht Kleve.
Op 28 juli 2006 heeft dit Landgericht het verzet niet-ontvankelijk verklaard.
Het verzoek tot ’Wiedereinsetzung’ is afgewezen. Tegen dit vonnis kon hoger beroep worden ingesteld maar [ged./eis.in verzet] heeft daarvan afgezien.
Het bedoelde vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.5. [ged./eis.in verzet] stond eind 2001 ingeschreven op het adres [adres]. Hij heeft dat adres toen als postadres gebruikt.
3. Het geschil
3.1. Bmw Leasing heeft zich met een op 6 augustus 2008 gedateerd verzoekschrift gewend tot de voorzieningenrechter van deze rechtbank met het verzoek de beslissing van het Amtsgericht Coburg van 29 november 2001 te erkennen en haar verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van die beslissing in Nederland, met veroordeling van [ged./eis.in verzet] in de kosten.
3.2. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 11 augustus 2008 het gevraagde verlof verleend. Die beslissing is op 2 september 2008 aan [ged./eis.in verzet] betekend.
3.3. Bij exploot van 30 september 2008 is [ged./eis.in verzet] in verzet gekomen tegen voormelde beslissing van de voorzieningenrechter en heeft hij vernietiging van die beslissing gevorderd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat de beslissing van het Amtsgericht Coburg dateert van vóór 1 maart 2002 moet het verzet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van het Verdrag van
27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna EEX).
4.2. Het verzet is tijdig, namelijk binnen de termijn genoemd in artikel 36 EEX, en op de juiste wijze ingesteld, zodat [ged./eis.in verzet] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.3. Voorop staat dat het verzet moet worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 27 EEX. Volgens die bepaling wordt een beslissing niet erkend:
1. indien de erkenning strijdig is met de openbare orde van de aangezochte Staat;
2. indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of is medegedeeld;
3. (…)
4. (…)
5. (…).
4.4. Artikel 29 en artikel 34 lid 3 EEX bepalen verder het volgende.
In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.
4.5. [ged./eis.in verzet] kan zich niet verenigen met de beslissing van de voorzieningenrechter omdat hij zich niet heeft kunnen verweren in de procedure die heeft geleid tot de beslissing van het Amtsgericht. [ged./eis.in verzet] heeft daartoe aanvankelijk aangevoerd dat Bmw Leasing het Mahnbescheid heeft laten betekenen aan het adres [adres] terwijl hij toen woonachtig was en geregistreerd stond op het adres [adres].
Op de comparitie heeft [ged./eis.in verzet] die stelling niet langer gehandhaafd en erkend dat hij ten tijde van de betekening van het Mahnbescheid nog wel stond ingeschreven op het adres [adres], maar dat hij toen dat adres als postadres gebruikte omdat hij feitelijk bij zijn echtgenote in [woonplaats] woonde.Volgens [ged./eis.in verzet] biedt de procedure rond de afgifte van het Mahnbescheid en Volstreckungsbescheid onvoldoende waarborg om tijdig verweer te kunnen voeren. Een erkenning c.q. tenuitvoerlegging van de beslissing zou dan in strijd met de openbare orde zijn, want zou een onaanvaardbare inbreuk zijn op het fundamenteel beginsel van autonomie van de menselijke persoon en/of het beginsel van hoor en wederhoor.
4.6. Bij de beoordeling van het standpunt van [ged./eis.in verzet] gelden de volgende uitgangspunten.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (hierna Hof van Justitie) moet artikel 27 EEX strikt worden uitgelegd en mag de openbare-ordeclausule van het eerste lid van dat artikel slechts in uitzonderingsgevallen worden gehanteerd (vgl. HvJ EG 28 maart 2000, NJ 2003, 626).
Het Hof van Justitie heeft voorts uitdrukkelijk erkend het uit de fundamentele rechten afgeleide algemene beginsel van gemeenschapsrecht, dat eenieder recht heeft op een eerlijk proces. Daaronder is begrepen het recht om zich te verdedigen.
4.7. In het hierboven genoemde arrest overweegt het Hof van Justitie nog het volgende.
36. Op grond van de artikelen 29 en 34, derde alinea, Executieverdrag, volgens welke de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing niet mag worden onderzocht, is het de rechter van de aangezochte staat verboden de erkenning of tenuitvoerlegging van die beslissing te weigeren enkel op grond dat de door de rechter van de staat van herkomst toegepaste rechtsregel afwijkt van die welke de rechter van de aangezochte staat zou hebben toegepast indien het geschil bij hem aanhangig was gemaakt. Evenmin mag de rechter van de aangezochte staat de juistheid nagaan van de beoordeling rechtens en feitelijk door de rechter van de staat van herkomst.
37. Er kan enkel een beroep worden gedaan op de openbare-ordeclausule van artikel 27, punt 1, Executieverdrag, indien de erkenning of tenuitvoerlegging van de in een andere verdragsluitende staat gegeven beslissing op onaanvaardbare wijze zou botsen met de rechtsorde van de aangezochte staat, doordat inbreuk op een fundamenteel beginsel zou worden gemaakt. Opdat het verbod van onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing in acht wordt genomen, zou de inbreuk moeten bestaan in kennelijke schending van een rechtsregel die in de rechtsorde van de aangezochte staat van essentieel belang wordt geacht, of van een in die rechtsorde als fundamenteel erkend recht.
(…)
44. Uit deze ontwikkeling in de rechtspraak volgt, dat een beroep op de openbare-ordeclausule toelaatbaar moet worden geacht in de uitzonderlijke gevallen waarin de in de wettelijke regeling van de staat van herkomst en in het Executieverdrag zelf neergelegde waarborgen niet hebben volstaan om de verweerder te beschermen tegen een kennelijke schending van zijn recht om zich voor de rechter van de staat van herkomst te verdedigen, zoals dat door het EVRM is erkend.
4.8. Artikel 27 lid 2 EEX vereist dat de aangezochte rechter onderzoekt of de betekening of mededeling regelmatig en zo tijdig is geschied als met het oog op de verdediging van een verweerder nodig was. Daarbij is de rechter niet gebonden aan het oordeel van de rechter die het verstekvonnis heeft gewezen. In zoverre is dus sprake van een uitzondering op artikel 29 en 34 lid 3 EEX.
Het onderzoek omvat dan tweeërlei: de regelmatigheid van de betekening en de tijdigheid daarvan. Het gaat daarbij om het stuk dat het geding inleidt. In dit geval is dat het Mahnbescheid en niet het Volstreckungsbescheid.
4.9. Omdat vaststaat dat [ged./eis.in verzet] ten tijde van de betekening van het Mahnbescheid stond ingeschreven op een adres in Duitsland moet de regelmatigheid van de betekening worden beoordeeld naar Duits recht. Bmw Leasing heeft uitgebreid betoogd dat de betekening van het Mahnbescheid heeft plaatsgevonden volgens het Duitse procesrecht. [ged./eis.in verzet] heeft hiertegen alleen maar aangevoerd dat die betekening niet juist was omdat het betekende bescheid, het Mahnbescheid hem niet heeft bereikt.
4.10. Dit verweer van [ged./eis.in verzet] gaat niet op omdat artikel 27 lid 2 EEX, anders dan [ged./eis.in verzet] kennelijk meent, niet het bewijs verlangt dat de verweerder daadwerkelijk kennis heeft gekregen van het stuk dat het geding inleidt, zoals het Mahnbescheid moet worden beschouwd (vgl. HvJ EG 16 januari 1981, NJ 1983, 305).
4.11. De betekening op het adres volgens de inschrijving in het Duitse bevolkingsregister beschouwt de rechtbank daarom als een regelmatige betekening in de zin van artikel 27 lid 2 EEX. Dat [ged./eis.in verzet] dat adres alleen als een postadres gebruikte en feitelijk op een ander adres verbleef, maakt dit oordeel niet anders. Dit oordeel strookt ook met het oordeel van het Landgericht Kleve waarbij het verzet van [ged./eis.in verzet] tegen de beslissing van het Amtsgericht Coburg niet-ontvankelijk is verklaard.
4.12. De vraag is vervolgens of [ged./eis.in verzet] uitgaande van de regelmatige betekening op het adres in [woonplaats] voldoende tijd heeft gehad voor zijn verdediging.
4.13. Het Mahnbescheid is betekend op 27 oktober 2001.
Door Bmw Leasing is op de comparitie niet weersproken gesteld dat de schuldenaar na de betekening van het Mahnbescheid een termijn van twee weken wordt gegeven voor het voeren van verweer. Deze termijn is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor het voeren van de verdediging.
4.14. In dit geval zijn verder geen uitzonderlijke omstandigheden gesteld of gebleken, die tot de conclusie leiden dat de betekening, ofschoon regelmatig geschied, toch onvoldoende is geweest om [ged./eis.in verzet] in staat te stellen zijn verdediging voor te bereiden.
Dat [ged./eis.in verzet] het Mahnbescheid niet heeft ontvangen omdat hij het adres in [woonplaats] als postadres gebruikte, is daarvoor onvoldoende.
Dit betekent dat het beroep op artikel 27 lid 2 EEX niet opgaat.
4.15. Verder betekent het enkele feit dat [ged./eis.in verzet] zich niet heeft kunnen verdedigen tegen het Mahnbescheid omdat dit bescheid hem niet heeft bereikt, niet een kennelijke schending van een rechtsregel die in de Nederlandse rechtsorde van essentieel belang wordt geacht of van een in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel erkend recht. De Duitse wettelijke regeling rond de afgifte van het Mahnbescheid en het Volstreckungsbescheid biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen om [ged./eis.in verzet] te beschermen tegen een kennelijke schending van zijn recht om zich voor de Duitse rechter te verdedigen.
In verband hiermee gaat het beroep op artikel 27 lid 1 EEX ook niet op.
4.16. Het vorenstaande betekent dat het verzet ongegrond is en dat de beslissing van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, inclusief de beslissing over de proceskosten, zal worden bekrachtigd.
4.17. [ged./eis.in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bmw Leasing worden tot op heden begroot op € 904,-- voor salaris advocaat ( 2 punten x tarief € 452,-- per punt).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart het verzet ongegrond,
5.2. bekrachtigt de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van
11 augustus 2008 waarbij verlof is verleend tot tenuitvoerlegging van de beslissing van het Amtsgericht Coburg van 29 november 2001, met nummer [nummer],
5.3. veroordeelt [ged./eis.in verzet] in de proceskosten van de verzetprocedure, tot op heden aan de zijde van Bmw Leasing begroot op € 904,--,
5.4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op
8 juli 2009.