Parketnummer : 05/801332-08
Datum zitting : 20 juli 2009
Datum uitspraak : 3 augustus 2009
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/rnr : Sergeant der 1e klasse, [nummer],
ingedeeld bij : [naam].
raadsvrouw : mr. M. Rosema, advocaat te Oosterwolde.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2007 tot en met 18 maart 2008 te
Wolvega, gemeente Weststellingwerf en/of te Noordwolde, gemeente Bedum en/of
te Vledder, gemeente Westerveld, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van C. [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk
geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees
aan te jagen, hierin bestaande dat hij, verdachte, tegen de wil van
voornoemde [slachtoffer] zich in genoemde periode meermalen, althans eenmaal, heeft
begeven naar de woning van die [slachtoffer] en/althans zich in de (directe) omgeving
van die woning van [slachtoffer] heeft opgehouden en/of die [slachtoffer] heeft benaderd en/of
telefonisch kontakt met die [slachtoffer] heeft gezocht en/of die [slachtoffer] sms-berichten
heeft togezonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 juli 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A. Kauling-Leeftink, kantoorgenote van mr. M. Rosema, advocaat te Oosterwolde.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen C. [slachtoffer], bijgestaan door D. van der [naam].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij C. [slachtoffer] niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie heeft daarom verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen worden de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan, vastgesteld:
Verdachte heeft zich na 16 juli 2007 tegen de wil van aangeefster [slachtoffer] meermalen begeven naar haar woning te Wolvega en zich in de directe omgeving van haar woning opgehouden . Ook heeft verdachte [slachtoffer] benaderd door telefonisch contact te zoeken en haar sms-berichten te verzenden terwijl zij in haar woning te Wolvega of in Vledder op de camping verbleef. .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte opzettelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de verklaring van verdachte op dit punt en de verklaringen zoals die zijn afgelegd door aangeefster en getuige Elzinga. Deze verklaringen komen er – kort gezegd – op neer dat verdachte gedurende de gehele hem tenlastegelegde periode regelmatig door de straat van aangeefster reed en op sommige dagen wel 30 keer belde. Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar het adviesrapport van Adviespraktijk van der [naam], d.d. 14 maart 2008, waarin een door aangeefster opgetekend overzicht staat opgenomen van de sms-berichten die door verdachte aan haar zijn verzonden. Daarnaast is in dit overzicht nauwkeurig bijgehouden wanneer verdachte precies door de straat van de aangeefster is gereden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De raadsvrouw van verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat de belastende verklaring zoals die door de aangeefster is afgelegd onbetrouwbaar is nu deze aangifte is ingegeven door wraakgevoelens voortvloeiend uit een conflict omtrent het gezag over de kinderen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, hoewel verdachte gedurende een korte periode intensief heeft geprobeerd contact op te nemen met aangeefster, gezien het samenstel van factoren geen sprake is van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De verdachte heeft ten aanzien van dit punt aangevoerd dat hij bij zijn verhoor ten overstaan van de marechaussee een schatting heeft gemaakt van het aantal telefoontjes en verzonden sms-berichten, maar dat dit, achteraf bezien, in de praktijk wel meeviel. Ten aanzien van duur van de periode dat hij aangeefster actief en veelvuldig zou hebben benaderd heeft de verdachte opgemerkt dat dit niet een periode van enkele maanden betrof maar slechts anderhalve week, althans een relatief korte periode, tot het moment dat hij contact heeft opgenomen met een advocaat. Nadat hij zich in augustus 2007 tot zijn raadsvrouw zou hebben gewend zou hij, naar eigen zeggen, het contact met aangeefster hebben gestaakt.
Beoordeling van de standpunten
De verdediging heeft een betrouwbaarheidsverweer gevoerd ten aanzien van de verklaringen van aangeefster. De militaire kamer constateert dat de verklaringen van verdachte bij de politie en de aangifte voor wat betreft de periode vlak na 16 juli 2007 onderling consistent zijn. De enkele omstandigheid dat er tussen verdachte en aangeefster een conflict bestaat over de omgang met de kinderen betekent niet dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn. Overigens zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. Derhalve zijn de verklaringen van aangeefster te bezigen tot het bewijs.
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode merkt de militaire kamer het navolgende op. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij gedurende een korte periode van ongeveer anderhalve week intensief contact heeft proberen op te nemen met aangeefster maar, dat dit in geen geval ver na augustus 2007 is geweest. De officier van justitie, anderzijds, heeft gesteld dat het om een aanzienlijk langere periode zou gaan waarin aangeefster door verdachte zou zijn lastig gevallen.
Uit het door aangeefster overlegde overzicht van de door haar van verdachte ontvangen sms-berichten blijkt dat zij op 24 september 2007 het laatste uit een reeks van 10 berichten van verdachte heeft ontvangen, zij het dat nadien nog een enkel bericht is gevolgd. Verdachte heeft erkend dat hij de in het overzicht genoemde berichten heeft verstuurd .
Ten aanzien van het telefonische contact overweegt de militaire kamer dat na 24 september 2007 op het door aangeefster opgestelde overzicht nog regelmatig melding wordt gemaakt van telefoonoproepen die aangeefster aan verdachte toeschrijft. De militaire kamer is echter van oordeel dat van deze (gedeeltelijke anonieme) telefoonoproepen niet is vast komen te staan, door bijvoorbeeld het uitlezen van telecomgegevens, dat deze telefoontjes gepleegd zijn door verdachte.
Eveneens heeft aangeefster verklaard dat verdachte tot en met maart 2008 door de straat heeft gereden en zich in de buurt van haar woning heeft opgehouden. Ten aanzien hiervan overweegt de militaire kamer dat deze stelling onvoldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. De verklaring van getuige Elzinga, die vertelt dat zij heeft gezien dat verdachte regelmatig langzaam met de auto of fiets langs het huis van aangeefster reed , ziet blijkens die verklaring op de keren dat zij bij aangeefster in de avonduren is komen op passen, wat gebeurde “een paar maand later” dan de week dat zij - in juli 2007 - met aangeefster op de camping had gestaan. Niet kan worden vastgesteld dat dit ook ziet op de periode ná 24 september 2007. De verklaring ondersteund wel de verklaring van aangeefster over het lastigvallen in de periode tot 24 september 2007.
Gezien het voorgaande acht de militaire kamer niet bewezen dat er ná 24 september 2007 stelselmatig en intensief contact is gezocht met aangeefster. Derhalve zal de militaire kamer de periode waarin verdachte intensief contact heeft gezocht met aangeefster bekorten tot en met 24 september 2007.
Voorts dient de militaire kamer vast te stellen of verdachte gedurende voornoemde periode door zijn gedrag een stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Hiertoe overweegt de militaire kamer als volgt. Verdachte heeft bij de marechaussee verklaard dat hij regelmatig langs het huisadres van aangeefster is gereden en dat er ook een tijd is geweest dat dit meerdere keren per week gebeurde. Deze verklaring van verdachte stemt overeen met de getuigenverklaring van Elzinga. Zij heeft verdachte regelmatig langzaam langs het huis zien rijden terwijl zij oppaste op de kinderen van aangeefster.
Eveneens heeft verdachte bekend meerdere sms-berichten naar aangeefster te hebben verstuurd en toegegeven dat de berichten hoewel cynisch bedoeld, bedreigend kunnen zijn overgekomen. De aangeefster heeft de aangifte uitgebreid toegelicht door een overzicht te overleggen van de sms-berichten die verdachte haar heeft verzonden. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de in het overzicht aangehaalde sms-berichten inderdaad heeft verzonden.
Ook heeft verdachte verklaard dat het wel eens is voorgekomen dat hij aangeefster 30 maal op een dag belde. Aangeefster heeft in haar aangifte eveneens verklaard dat verdachte in de beginperiode wel eens 30 keer per dag belde. Op dit punt bevindt zich in het dossier ook een verklaring van getuige Elzinga. Zij heeft verklaard dat verdachte in juni 2007 eens 100 keer op een dag heeft gebeld.
Ten slotte heeft verdachte ten overstaan van de marechaussee verklaard dat er periodes waren dat hij elke dag belde, sms-berichten verzond én langsreed. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het allemaal wel meeviel, zal de militaire kamer verdachte houden aan de verklaring die hij ten overstaan van de marechaussee heeft afgelegd. Hij heeft deze verklaring immers, na voorlezing, voorzien van zijn handtekening.
Gezien het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat verdachte in de periode van 16 juli 2007 tot en met 24 september 2007 aangeefster opzettelijk stelselmatig heeft lastig gevallen door haar vele malen te bellen, sms-berichten te versturen en veelvuldig door haar straat te rijden. De aard, intensiteit, frequentie en de duur van voornoemd handelen van verdachte is naar het oordeel van de militaire kamer stelselmatig te noemen.
Door aldus te handelen heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en getracht haar te dwingen het contact met zijn kinderen te herstellen en het dulden van zijn zeggenschap over hen.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 16 juli 2007 tot en met 24 september 2007 te
Wolvega, gemeente Weststellingwerf en te Vledder, gemeente Westerveld, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer
van C. [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, en/of te dulden, hierin bestaande dat hij, verdachte, tegen de wil van voornoemde [slachtoffer] zich in genoemde periode meermalen, heeft begeven naar de woning van die [slachtoffer] en zich in de (directe) omgeving
van die woning van [slachtoffer] heeft opgehouden en die [slachtoffer] heeft benaderd en
telefonisch contact met die [slachtoffer] heeft gezocht en die [slachtoffer] sms-berichten
heeft toegezonden.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair te vervangen door 50 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft betoogd dat hij een deels voorwaardelijke straf heeft geëist zodat verdachte de zogenaamde stok achter de deur heeft en niet nogmaals dergelijke ernstige feiten zal plegen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de militaire kamer verzocht, indien zij niet besluit tot vrijspraak van het tenlastegelegde, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De verdediging heeft dit verzoek gemotiveerd door te stellen dat de strafzaak door aangeefster ingezet wordt met als doel het blokkeren van een omgangsregeling tussen verdachte en zijn kinderen. De strijd die hiermee gepaard gaat heeft een dusdanige wissel op verdachte getrokken dat hij thans met ziekteverlof is. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte op die manier al zwaar gestraft is.
Beoordeling van de standpunten
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 mei 2009 en een voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland, regio Utrecht-Arnhem, gedateerd 6 mei 2009, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende. Nadat de relatie tussen verdachte en zijn vriendin begin 2007 is stukgelopen heeft verdachte zijn ex-vriendin gedurende een relatief korte maar heftige periode lastig gevallen en belaagd met bezoeken aan huis en in de straat waar aangeefster woont, sms-verkeer en telefoontjes. Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Een slachtoffer ondervindt door belaging in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Van het één en ander is ook gebleken uit de verklaringen van de aangeefster die zich in het dossier bevinden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de militaire kamer, meer dan de officier van justitie, rekening gehouden met de achtergrond waartegen het feit zich heeft afgespeeld. Naar het oordeel van de militaire kamer betreft dit een ernstig verstoorde relatie met zijn ex-vriendin en de strijd om hun kinderen. Aangeefster heeft verdachte van het ene op het andere moment feitelijk het recht ontnomen zijn kinderen te kunnen zien. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte hierdoor ernstig beschadigd is geraakt, verdachte is met ziekteverlof en de gevoelens van onmacht en verdriet zijn uiteindelijk aanleiding geweest voor het grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van zijn ex-vriendin.
Voorts zal de militaire kamer ten voordele van verdachte rekening houden met het feit dat een aanzienlijk kortere periode wordt bewezen verklaard dan door de officier van justitie is tenlastegelegd en voorts met het tijdsverloop. Het bewezen verklaarde feit is inmiddels ongeveer twee jaar geleden gepleegd. Gezien al het voorgaande zal de militaire kamer een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier is geëist. De militaire kamer acht, evenals de raadsvrouw, een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Een voorwaardelijke straf zal verdachte in de toekomst dienen te weerhouden van het opnieuw plegen van dergelijke feiten.
6a. De beoordeling van de civiele vordering
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij C. [slachtoffer] niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens verdachte verzocht de vordering van de benadeelde af te wijzen nu de schade op onderdelen niet terug te voeren is op de onderhavige strafrechtelijke procedure maar op de boedelscheidingsprocedure. Het overige gedeelte van het gevorderde bedrag houdt naar het standpunt van de verdediging geen rechtstreeks verband met het aan verdachte tenlastegelegde.
Beoordeling van de standpunten
De benadeelde partij C. [slachtoffer] heeft in overeenstemming met het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
C. [slachtoffer] heeft ter zake van materiële schade een bedrag van € 8.614,18 gevorderd en terzake van immateriële schade is een bedrag van € 5.000 gevorderd.
De militaire kamer acht de vordering van de benadeelde partij C. [slachtoffer] niet van eenvoudige aard, omdat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade wordt gemotiveerd betwist en niet eenvoudig is vast te stellen. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf in het geheel, te weten 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis, niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij C. [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
mrs. T.P.E.E. van Groeningen als voorzitter, A.G. Broek- de Stigter, kolonel mr. B.F.M. Klappe, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2009.