ECLI:NL:RBARN:2009:BJ3035

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/801262-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige militair voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 20 juli 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige militair, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, die op 17 mei 2007 in Breda en elders in Nederland handelingen heeft verricht met een meisje dat toen twaalf jaar oud was, werd geconfronteerd met twee tenlasteleggingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De verdediging voerde aan dat de feiten als een voortgezette handeling moesten worden beschouwd en dat de verdachte niet wist dat het slachtoffer jonger was dan zestien jaar.

De rechtbank oordeelde dat de feiten niet als een voortgezette handeling konden worden gekwalificeerd, omdat er meerdere wilsbesluiten aan de handelingen ten grondslag lagen. De militaire kamer verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de werkelijke leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zich eerder had moeten vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer, vooral gezien zijn eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten. De militaire kamer achtte de bewezenverklaarde feiten ernstig en oordeelde dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden moest krijgen, naast een werkstraf van dertig uren. De bijzondere voorwaarden die door de officier van justitie waren geëist, werden niet opgelegd, omdat de psycholoog had geconcludeerd dat de verdachte geen behandeling nodig had.

De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen in seksuele zaken en de verantwoordelijkheid van volwassenen om de leeftijd van hun partners te verifiëren. De militaire kamer hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn baan bij het Ministerie van Defensie zou kunnen verliezen als gevolg van de veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Promis
Parketnummer : 05/801262-07
Datum zitting : 6 juli 2009
Datum uitspraak : 20 juli 2009
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang / rnr. : Soldaat der 1e klasse, [nummer],
ingedeeld bij : 13e Gemechaniseerde Brigade te Oirschot.
Raadsman : mr. J.C. Sneep, advocaat te Bergen op Zoom.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2007 te Breda en/of elders in Nederland, een of
meermalen buiten echt met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam heeft gepleegd, hierin bestaande dat
hij (telkens)
- met haar heeft getongzoend, althans zijn tong in haar mond heeft
gebracht, en/of
- zich heeft laten pijpen, althans zijn penis in haar mond heeft gebracht;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2007 te Breda en/of elders in Nederland, een of
meermalen met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande in het opzettelijk ontuchtig
- haar borst(en) betasten, en/of
- haar vagina betasten, en/of
- zijn penis over haar vagina wrijven en/of zijn penis tegen haar vagina duwen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 6 juli 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.C. Sneep, advocaat te Bergen op Zoom.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling in een FPK-kliniek, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 17 mei 2007 te Breda en elders in Nederland meermalen buiten echt ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer]. Verdachte heeft daartoe meermalen met [slachtoffer] getongzoend en heeft zich tweemaal door haar laten pijpen. Door met [slachtoffer] te tongzoenen en zich door haar te laten pijpen is verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnengedrongen. Daarnaast heeft verdachte meermalen de vagina van [slachtoffer] betast, heeft hij met zijn penis over haar vagina gewreven en heeft hij zijn penis tegen haar vagina geduwd.
[slachtoffer] is geboren op [geboortedatum] en had dus op 17 mei 2007 de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren bereikt.
Standpunten van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de feiten tenlastegelegd onder 1 en 2 een voortgezette handeling betreffen en dat het openbaar ministerie het daarom niet vrij staat om deze handelingen onder twee verschillende strafbepalingen ten laste te leggen.
Verdachte heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat hij niet wist dat [slachtoffer] geen zestien jaren oud was, dat hij dat ook niet kon noch hoefde weten en dat hij daarom moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het eerste standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van het tweede verweer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de in de artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijden geobjectiveerd zijn en dat het daarom voor een bewezenverklaring van de feiten niet relevant is of verdachte wist of kon weten dat [slachtoffer] jonger was dan zestien jaar.
Beoordeling van de standpunten
Wanneer er sprake is van een zodanig verband tussen feiten, die elk zelfstandig een misdrijf of overtreding opleveren, dat deze feiten moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, bepaalt artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht dat slechts één strafbepaling wordt toegepast. Er dient dan wel één ongeoorloofd wilsbesluit aan de handelingen ten grondslag te liggen.
Verdachte heeft op 17 mei 2007 in ieder geval op drie verschillende momenten en op drie verschillende plaatsen ontuchtige handelingen (mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam) met [slachtoffer] verricht, namelijk in de auto nadat hij haar van het station had opgehaald, in zijn eigen huis in de slaapkamer en in datzelfde huis beneden in de huiskamer.
Verdachte heeft dus op (tenminste) drie verschillende tijdstippen op verschillende locaties handelingen met [slachtoffer] verricht. De militaire kamer is daarom van oordeel dat er (tenminste) drie verschillende wilsbesluiten aan deze handelingen ten grondslag hebben gelegen en dat er daarom geen sprake kan zijn van een voortgezette handeling. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De in de artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijden zijn geobjectiveerd zodat opzet of schuld daaromtrent niet vereist is.[4] Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten is het daarom rechtens niet relevant of verdachte wist of kon weten dat [slachtoffer] op 17 mei 2007 nog geen zestien jaren oud was. Voldoende is dat wordt bewezen dat [slachtoffer] op 17 mei 2007 geen zestien jaren was. Het verweer van verdachte wordt verworpen.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 17 mei 2007 te Breda en elders in Nederland, meermalen buiten echt met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam heeft gepleegd, hierin bestaande dat
hij telkens
- met haar heeft getongzoend, en/of zich heeft laten pijpen,
2.
hij op 17 mei 2007 te Breda meermalen met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, telkens bestaande in het opzettelijk ontuchtig
- haar borst(en) betasten, en/of
- haar vagina betasten, en/of
- zijn penis over haar vagina wrijven en/of zijn penis tegen haar vagina duwen.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 :
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte feitelijk heeft gedwaald omtrent de daadwerkelijke leeftijd van [slachtoffer]. Naar het oordeel van de raadsman is deze feitelijke dwaling verontschuldigbaar geweest nu:
- verdachte [slachtoffer] naar haar leeftijd heeft gevraagd,
- [slachtoffer] doelbewust tegen verdachte over haar leeftijd heeft gelogen,
- verdachte en [slachtoffer] elkaar hebben leren kennen op een chatsite waarvoor de minimale leeftijd 16 jaren was en op welke site [slachtoffer] een profiel had waarop zij aangaf 16 jaren oud te zijn,
- [slachtoffer] had aangegeven in het eindexamenjaar van de middelbare school te zitten, het een feit van algemene bekendheid is dat men dan minimaal 16 jaren oud moet zijn en het niet aan verdachte kan worden toegerekend dat [slachtoffer] eindexamen deed terwijl ze pas 15 jaren oud was,
- [slachtoffer] de uiterlijke kenmerken, te weten de borstomvang, had van iemand van minimaal 16 jaren oud.
Naar het oordeel van de raadsman had verdachte slechts achter de werkelijke leeftijd van [slachtoffer] kunnen komen door haar naar haar paspoort te vragen en dat kon redelijkerwijs niet van hem worden gevraagd. Verdachte zou daarom vanwege afwezigheid van alle schuld moeten worden ontslagen van rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte niet had mogen vertrouwen op de uitlatingen van [slachtoffer] omtrent haar leeftijd en dat uiterlijke kenmerken in deze niets zeggen over de werkelijke leeftijd van [slachtoffer]. Naar het oordeel van de officier van justitie kan daarom niet worden gezegd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald.
Beoordeling van de standpunten
Voor een geslaagd beroep op feitelijke dwaling, en dus op afwezigheid van alle schuld, is noodzakelijk dat verdachte op de misleidende informatie van [slachtoffer] betreffende haar leeftijd mocht vertrouwen.
De bescherming van de minderjarige staat in de tenlastegelegde artikelen centraal. Dit betekent dat een verdachte een vergaande onderzoeksplicht heeft om achter de (werkelijke) leeftijd van de betrokken minderjarige te komen. Het gegeven dat verdachte [slachtoffer] naar haar leeftijd heeft gevraagd en dat [slachtoffer] hem daarover doelbewust heeft voorgelogen ontslaat verdachte niet van een verdere onderzoeksverplichting. Ook aan de gegevens dat [slachtoffer] al in haar eindexamenjaar zat, dat zij op een chatsite voor personen van zestien jaren en ouder zat en dat zij daar een profiel had waarop zij aangaf zestien jaren oud te zijn, had verdachte niet de conclusie mogen verbinden dat [slachtoffer]s echte leeftijd ook zestien jaren oud was. Daarnaast acht de militaire kamer het een feit van algemene bekendheid dat uiterlijke kenmerken, en in het bijzonder de aangevoerde uiterlijke kenmerken, nooit absolute zekerheid omtrent een leeftijd kunnen verschaffen.
Het had op de weg van verdachte gelegen, daar waar hij ervoor gekozen heeft om bij de eerste persoonlijke ontmoeting seks te hebben met een meisje dat hij niet goed kende en van wie hij in ieder geval wist dat zij aanzienlijk jonger was dan hijzelf, meer onderzoek te verrichten naar haar werkelijke leeftijd, temeer daar hij zich eerder strafrechtelijk heeft moeten verantwoorden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een ander meisje beneden de zestien jaren. In het bijzonder gelet op deze laatste omstandigheid ziet de militaire kamer dan ook niet in waarom het vragen naar een paspoort of ander identificatiemiddel van aangeefster redelijkerwijs niet van verdachte had kunnen worden gevergd. De militaire kamer verwerpt daarom het beroep op afwezigheid van alle schuld.
Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 juni 2009;
- een Pro Justitia rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, opgemaakt door drs. H.M.J. Vandenboorn, psycholoog, gedateerd 31 maart 2009, betreffende verdachte;
- een Voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, opgemaakt door H. Altena, reclasseringswerker, gedateerd 12 september 2008, betreffende verdachte;
- een briefconsult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, opgemaakt door B. Gotink, psychiater, gedateerd 11 oktober 2007, betreffende verdachte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling in een FPK-kliniek, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunten van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om verdachte, in het geval van een veroordeling, schuldig te verklaren zonder daarbij een straf op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de omstandigheden van het geval daartoe nopen en dat een veroordeling al tot gevolg heeft dat verdachte zijn baan bij het Ministerie van Defensie verliest. Naar het oordeel van de raadsman heeft de strafzaak in het geval van een veroordeling al voldoende consequenties voor verdachte gehad.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat een (voorwaardelijke) gevangenisstraf disproportioneel moet worden geacht. Hij heeft daartoe gewezen op het feit dat verdachte slechts in geringe mate verwijtbaar heeft gehandeld, dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een dergelijk feit, dat hij inmiddels een vriendin heeft met wie hij samenwoont én dat een bijzondere voorwaarde als door de officier van justitie is gevorderd niet geïndiceerd is.
Meer subsidiair heeft de raadsman de militaire kamer verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte bij een veroordeling grote kans heeft om zijn baan als militair te verliezen.
Beoordeling van de standpunten.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen (die mede bestonden uit het seksueel binnendringen) met [slachtoffer] die toen tussen de twaalf en de zestien jaren oud was.
Minderjarigen genieten op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde personen. De wetgever heeft daarom het plegen van seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen beneden de zestien jaren strafbaar gesteld, ook wanneer dit met wederzijdse goedkeuring gebeurt. Dit maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten.
Verdachte heeft zich eerder voor de strafrechter moeten verantwoorden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Dit brengt mee dat verdachte een gewaarschuwd man was en wist dat het strafbaar is om seksuele handelingen te plegen met een persoon beneden de zestien jaren. Toch heeft verdachte doelbewust deze leeftijdsgrens opgezocht zoals ook blijkt uit andere seksueel getinte chatsessies met 14 en 15 jarigen en zoals blijkt uit het tenlastegelegde feit. De militaire kamer neemt dit verdachte zeer kwalijk. Dat er cassatie in de eerdere zaak is ingesteld en deze daarom nog niet onherroepelijk is, doet er niet aan af dat verdachte door die eerdere zaak als gewaarschuwd had moeten worden beschouwd.
De militaire kamer acht het wat betreft de strafoplegging van belang dat verdachte doelbewust door [slachtoffer] is voorgelogen over haar werkelijke leeftijd en dat verdachte, hoewel gering en onvoldoende, wel enig onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van [slachtoffer].
De militaire kamer houdt ook rekening met het feit dat [slachtoffer] slechts een half jaar later zestien jaren oud zou worden en dat zij na oppervlakkig en kortstondig msn- en telefonisch contact met verdachte is meegegaan met de kennelijke intentie om seksuele handelingen te verrichten. Als laatste houdt de militaire kamer rekening met het feit dat het een oud feit betreft en verdachte, naar alle waarschijnlijkheid, door deze strafzaak zijn baan bij het Ministerie van Defensie verliest, zoals door de raadsman is aangevoerd.
Alles afwegende overweegt de militaire kamer als volgt.
Zij is van oordeel dat een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsman is verzocht, een te lichte afdoening zou zijn voor deze zaak en zij acht dit dan ook niet aan de orde. Ook het standpunt van de raadsman dat een (voorwaardelijke) gevangenisstraf disproportioneel zou zijn, deelt zij niet. De militaire kamer acht het feit te ernstig om af te doen met uitsluitend een werkstraf.
Alles overwegende is de militaire kamer van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet ernstig genoeg zijn om verdachte tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf te veroordelen. De militaire kamer acht de door de officier van justitie gevorderde straf daarom te hoog en zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om hem voor de toekomst (wederom) duidelijk te maken dat het strafbaar is om ontuchtige handelingen te plegen met personen onder de zestien jaren en om verdachte voor de toekomst ervan te doordringen dat hij ver bij deze leeftijdsgrens vandaan moet blijven, óók wanneer hij op grond van uiterlijke kenmerken meent te weten dat een meisje wel zestien jaren oud móet zijn.
De officier van justitie heeft gevorderd dat bij een voorwaardelijke veroordeling tevens de bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als dit inhoudt een behandeling in een FPK-kliniek.
De Reclassering heeft in het opgemaakte Voorlichtingsrapport een dergelijke bijzondere voorwaarde geadviseerd. Echter, de psycholoog die de psychologische rapportage over verdachte heeft opgemaakt, heeft geconcludeerd dat verdachte geen stoornis heeft en dat verdachte daarom ook niet behandeld hoeft te worden. De militaire kamer hecht in deze meer waarde aan de rapportage van de psycholoog dan aan het advies van de Reclassering. Zij zal daarom aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarde verbinden.
Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de militaire kamer aan verdachte tevens een werkstraf opleggen. Zij zal de tijd dat verdachte in verzekering gesteld is geweest overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht aftrekken, te weten twee uren per dag die verdachte in verzekering gesteld is geweest.
De militaire kamer heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 63, 245 en 247 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende dertig (30) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op vijftien (15) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 uren, zijnde 2 dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.G. Broek - de Stigter, voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2009.