ECLI:NL:RBARN:2009:BJ2692

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
179032 eb
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarige H. door rechtbank Arnhem

Op 15 juli 2009 heeft de meervoudige kamer van de sector Familie en Jeugd van de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak van de minderjarige H., geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De rechtbank heeft de vordering tot uithuisplaatsing van de minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem, afgewezen. De ouders, mevrouw [naam moeder] en de heer [naam vader], exerceren het ouderlijk gezag en hebben in het verleden te maken gehad met ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de ontwikkeling van de ouders en hun vermogen om de minderjarige op te voeden met de nodige hulpverlening. De gezinsvoogdes heeft aangegeven dat de ouders leerbaar zijn en dat zij in staat zijn om de minderjarige met ondersteuning op te voeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders de verzorgingstaken zelfstandig kunnen uitvoeren en dat de hulpverlening van ’s Heeren Loo voldoende is om de ouders te ondersteunen in hun opvoedingsverantwoordelijkheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van de minderjarige niet langer noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De ouders zijn bereid om hulp te accepteren en er is voldoende ondersteuning beschikbaar. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, met de overweging dat de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige gewaarborgd zijn met de huidige hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak:
beschikking van de meervoudige kamer van 15 juli 2009
in de zaak van
het op 24 december 2008 ingediende verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem, mede strekkende tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
- [moeder],
wonende te [plaats],
[adres],
- [vader],
wonende te [plaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders mevrouw [naam moeder] en de heer [naam vader].
Het procesverloop
Bij beschikking van 02 februari 2009 heeft de rechtbank de minderjarige ondertoezicht gesteld tot 14 oktober 2009, alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend tot uiterlijk 04 augustus 2009. Tevens is bij voornoemde beschikking een onderzoek bevolen door de deskundige drs. A.J.J. Duindam naar:
- de cognitieve vermogens van de ouders, waaronder de leerbaarheid,
- de persoonlijkheidsontwikkeling van de ouders in relatie tot de minderjarige nu en in de toekomst en
- de pedagogische en affectieve vaardigheden van de ouders,
opdat inzicht ontstaat in het antwoord op de vraag of ouders in staat zijn de minderjarige op te voeden en te verzorgen in de thuissituatie en welke hulp zij daarvoor eventueel nodig hebben en de rechtbank hieromtrent te adviseren en te rapporteren.
Bij beschikking van 29 april 2009 heeft de rechtbank – kort samengevat – geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige was hem tijdelijk bij de ouders te plaatsen, in afwachting van het deskundigenonderzoek en de definitieve beslissing over de uithuisplaatsing.
Gezien de stukken, waaronder:
- het rapport van drs. A.J.J.M. Duindam gedateerd 19 juni 2009, ingekomen op 22 juni 2009;
- de evaluatie van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering (nader te noemen: de Stichting), ingekomen op 03 juli 2009, met als bijlage het verslag ondersteuning [familie] d.d. 23 juni 2009 van ’s Heeren Loo;
- het faxbericht van drs. A.J.J.M. Duindam van 06 juli 2009;
- het faxbericht van de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: Raad) van 07 juli 2009;
- het faxbericht van mr. E.H.J. Plass van 07 juli 2009.
Op 08 juli 2009 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de behandeling van de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren voortgezet.
Gehoord daarbij:
- [moeder], bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- [vader], bijgestaan door mr. E.H.J. Plass;
- [juriste], juriste en [gedragsdeskundige], gedragsdeskundige namens de Raad;
- de gezinsvoogdes [naam] en [naam], inhoudelijk manager van de Stichting;
- getuige-deskundige drs. A.J.J.M. Duindam, orthopedagoog en psycholoog;
- [hoofd kinder en jeugd] (hoofd kind en jeugd), [gz-psycholoog], gz-psycholoog, [regiomanager], regiomanager en [vertegenwoordiger], Raad van Bestuur, namens ’s Heeren Loo;
- [naam] (vader moederszijde);
- [naam] (oom moederszijde).
Drs. A.J.J.M. Duindam is ter zitting als deskundige gehoord. Alle betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld vragen aan de deskundige te stellen.
De nadere standpunten van verzoeker, verweerder en belanghebbenden
Door de vertegenwoordigsters van de Raad is ter zitting – kort samengevat – gesteld dat
de Raad zich primair op het standpunt stelt dat een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg dient te worden afgegeven. De Raad acht de plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin het meest in zijn belang, nu de ouders naar het oordeel van de Raad niet in staat zijn de minderjarige adequaat op te voeden. De minderjarige zal zich het het beste ontwikkelen in een pleeggezin. De zorgpunten en de positieve punten die de Raad ten tijde van het indienen van het verzoek in december 2008 had, ziet de Raad in het rapport van drs. Duindam alsmede in het verslag van ’s Heeren Loo bevestigd. Indien mocht worden besloten het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen stelt de Raad zich subsidiair op het standpunt dat de hulpverlening zoals door de gezinsvoogdes geadviseerd zeker noodzakelijk is en de situatie stelselmatig evaluatie behoeft om de veiligheid en de ontwikkeling van de minderjarige te kunnen waarborgen.
Door en namens de ouders is ter zitting – kort samengevat – verklaard dat zij zich op het standpunt stellen dat een verdere verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige niet noodzakelijk is. Uit de evaluatie van de stichting en het verslag van
’s Heeren Loo blijkt dat de ouders de tips en aanwijzingen van de hulpverleners ter harte nemen en dat zij hier ook uitvoering aan geven. De ouders kunnen zich vinden in de inhoud van het deskundigenrapport en in de conclusie dat de ouders aanzienlijk minder begeleiding nodig hebben dan waarin thans is voorzien.
De ouders stellen zich op het standpunt dat de Raad enkel dient te kijken of de ouders op dit moment in staat zijn de minderjarige op te voeden. De Raad heeft hier zelf een bevestigend antwoord op gegeven, aldus de ouders. Het argument van de Raad dat het beter voor de ontwikkeling van de minderjarige zou zijn om in een ander gezin geplaatst te worden, staat thans naar het oordeel van de ouders niet ter discussie en is derhalve oneigenlijk.
De ouders geven aan dat het goed gaat met de minderjarige en dat hij zich goed ontwikkelt. De opvoedingsondersteuning op zichzelf beschouwd hebben de ouders als prettig ervaren, echter het is de afgelopen periode te intensief geweest.
Door de gezinsvoogdes is namens de Stichting ter zitting – kort samengevat – opgemerkt dat de afgelopen periode is gebleken dat de ouders, hoewel beperkt, leerbaar zijn. Het generaliseren van het geleerde is moeilijk voor de ouders. De gezinsvoogdes acht de ouders wel in staat de minderjarige met hulpverlening op te voeden. De ouders hebben daarbij meer hulp nodig dan enkel de hulp vanuit het eigen netwerk, zoals wordt geadviseerd in het deskundigenrapport. Het netwerk biedt wel incidentele maar geen structurele hulp aan de ouders, aldus de gezinsvoogdes. De hulpverlening vanuit ’s Heeren Loo waarbij de ouders thuis ondersteuning krijgen in de opvoeding en verzorging van de minderjarige, acht de Stichting in ieder geval in de nabije toekomst voldoende. De ouders staan ook open voor de hulpverlening. De intensiteit van de hulpverlening zal daarbij wel teruggebracht worden naar maximaal dertig uur per week. De exacte intensiteit dient naar het oordeel van de Stichting door ’s Heeren Loo bepaald te worden.
Namens ’s Heeren Loo is ter zitting opgemerkt dat, indien de minderjarige bij de ouders thuis zal verblijven, gebruik gemaakt zal kunnen worden van de methode ‘Kleine Stapjes’. De begeleiding zal in dat kader gericht zijn op de groei en het vergroten van de competenties van de ouders. Daarbij zal centraal staan hoe de ouders op de ontwikkeling van de minderjarige in dienen te spelen en op welke wijze zij de minderjarige in zijn ontwikkeling kunnen stimuleren.
De rechtbank overweegt als volgt
Ter beoordeling ligt voor of de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, gelet op het bepaalde in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
In het deskundigenrapport komt onder meer naar voren:
“De ouders mogen vooralsnog in staat geacht worden hun baby thuis te verzorgen en op te voeden. Hun cognitieve vermogens, woordenschat, leervermogen, opvoedingsvaardigheden (met begeleiding), ego-ontwikkeling op (jong)volwassen niveau en basisvaardigheden zijn zodanig, dat zij de minderjarige, tenzij hij hoogbegaafd blijkt te zijn, zeker nog tot aan het eind van de basisschool in kennis en kunde zullen overtreffen en voldoende dominant zullen zijn om opvoedingsverantwoordelijkheid te nemen. (…) In vergelijking met een theoretisch ideaal ouderpaar zijn er enkele negatieve punten: - de licht verstandelijke handicaps, - moeder kan te afhankelijk, te probleem ontwijkend en te behulpzaam zijn, - vader is traag, drukt zich verbaal soms niet handig uit, kan rigide en star zijn. De positieve punten overtreffen de negatieve echter verre. Uit de gemaakte risicotaxaties blijkt, dat het risico voor mishandeling/verwaarlozing zeer laag is en dat de beschermende factoren optimaal aanwezig zijn. Uit de controlelijst met zestien eigenschappen, waar ouders met een verstandelijke handicap in het ideale geval aan moeten voldoen om een kind groot te brengen, komt de conclusie: Ouders beschikken over de basisvaardigheden nodig voor het dagelijks leven. (..)
Ten aanzien van de opvoedingsvaardigheden komt uit het onderzoek naar voren, dat moeder bij meer ingewikkelde opvoedingsvaardigheden aansporing behoeft om van een eenvoudige oplossing te komen naar een meer adequate oplossing, en dat bij vader gelet moet worden op het gevaar van rigiditeit. Zij hebben hierbij hulp nodig. (…)”
In de evaluatie van de Stichting wordt het volgende – kort samengevat- naar voren gebracht.
“Ouders hebben zich gedurende afgelopen periode volledig ingezet om te laten zien dat zij voor de minderjarige kunnen zorgen en stonden open voor de hulp die zij kregen. (…) Ouders konden al snel de verzorgtaken zelfstandig uitvoeren, als eten geven, in bed leggen, luier verschonen en in bad doen. Met het ritme van de dag hadden zij meer moeite. (…)
Ouders namen de tips van ’s Heeren Loo, [kinderdagverblijf] en consultatiebureau ter harte en voerden deze ook meteen uit. Wel was het voor hen lastig om deze tips dan ook toe te passen in situaties die net wat anders waren. Hier bleken ouders veel ondersteuning bij nodig te hebben. (…)
De situatie is naar onze mening, dankzij de begeleiding van ’s Heeren Loo, goed genoeg om de minderjarige komende tijd thuis te laten wonen. Daarbij zal steeds bekeken moeten worden of de veiligheid van de minderjarige is gewaarborgd, of hij voldoende gestimuleerd wordt en of en hoe hij vooruit gaat in zijn ontwikkeling. (…) De minderjarige zal waarschijnlijk onvoldoende gestimuleerd worden in zijn ontwikkeling. Wij raden dan ook plaatsing bij een gastgezin of een regulier kinderdagverblijf aan voor 3 a 4 dagen in de week.”
De rechtbank is op grond van het deskundigenrapport, de evaluatie van de Stichting en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de uithuisplaatsing van de minderjarige in het belang van de verzorging en opvoeding niet (langer) noodzakelijk is. De minderjarige verblijft sinds 02 mei 2009 bij de ouders. In de afgelopen periode is gebleken dat de ouders met hulpverlening in staat zijn gebleken de minderjarige te verzorgen en op te voeden in de thuissituatie. De ouders kunnen de verzorgende taken zelfstandig uitvoeren. Ook met betrekking tot de opvoeding van de minderjarige is gebleken dat de ouders leerbaar zijn. De ouders zijn bereid en in staat hulp en begeleiding te accepteren. Tevens is gebleken dat voldoende hulp voorhanden is, nu ’s Heeren Loo de ouders nu en in de toekomst verder kan begeleiden en er door de gezinsvoogdes een gastoudergezin of een kinderdagverblijf benaderd zal worden, alwaar de minderjarige gedurende enkele dagen in de week zal verblijven. Periodiek zal het verloop geëvalueerd worden door de gezinsvoogdes in samenspraak met ’s Heeren Loo, waarna zonodig de hulpverlening zal worden aangepast.
Met de benodigde ondersteuning van de ouders, welke gewaarborgd is door de ondertoezichtstelling van de minderjarige, acht de rechtbank de veiligheid en de ontwikkeling van de minderjarige thans voldoende gewaarborgd. De rechtbank wijst dan ook het verzoek van de Raad tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende periode van de ondertoezichtstelling van de minderjarige af.
Beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek van de Raad af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.M.H. Pennings (voorzitter), L.A. van Son en J. Barrau, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz als griffier en in het openbaar uitgesproken opIndien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.