Vonnis in gevoegde zaken van 24 juni 2009
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 139599 / HA ZA 06-650 van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiser,
advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L. de Leon te Utrecht,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 141244 / HA ZA 06-932 van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiser,
advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L. de Leon te Utrecht.
Partijen zullen hierna de Ontvanger en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure in beide zaken
1.1. Het verloop van de procedures blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 oktober 2008
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 december 2008, waar in enquête is gehoord mevrouw [betrokkene] (genoemd in het tussenvonnis van 23 juli 2008 onder 3.1),
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 mei 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in de zaak 06-650 en in de zaak 06-932
2.1. In het tussenvonnis van 1 oktober 2008 is de Ontvanger te bewijzen opgedragen dat [gedaagde], wetende dat [betrokkene] ten onrechte een groot geldbedrag van de Belastingdienst had ontvangen, al dan niet samen met een of meer ander(en) een plan heeft bedacht en uitgevoerd om dit bedrag aan het verhaal van de Ontvanger te onttrekken.
2.2. Ter uitvoering hiervan heeft de Ontvanger [betrokkene] laten horen. De eveneens als getuige opgeroepen [getuige] (genoemd in het vonnis van 23 juli 2008 onder 3.3) is ook nadat een bevel medebrenging was gegeven, niet verschenen. Toen gebleken was dat hij in Duitsland gedetineerd zit, heeft de Ontvanger afstand van deze getuige gedaan en is de enquête gesloten.
2.3. In contra-enquête is geen getuige opgeroepen. [gedaagde], die aanwezig was bij het verhoor van getuige [betrokkene] op 3 december 2008 heeft blijkens een mededeling van mr. van den Heiligenberg ter zitting van 27 mei 2009 nadien het contact met zijn advocaat verloren. Aangezien zijn advocaat niet over een adres van [gedaagde] beschikt, is deze niet opgeroepen.
2.4. Bij de sluiting van de contra-enquête heeft de rechter meegedeeld het verzoek tot aanhouding van de contra-enquête als een verzoek om heropening van de contra-enquête in dit vonnis te behandelen.
2.5. Dat verzoek wijst de rechtbank af. Nu [gedaagde] op de zitting van 3 december 2008 aanwezig was, heeft gehoord wat [betrokkene] daar over zijn – door hem ontkende – doen en laten verklaarde, en daarover met zijn advocaat heeft kunnen praten, moet het belang van zijn verschijning als getuige hem voldoende duidelijk geweest zijn. Dat hij ervoor gekozen heeft geen contact met zijn advocaat te houden en dat zijn advocaat er vervolgens voor heeft gekozen, danwel heeft moeten kiezen, om hem niet op te roepen, mag dan ook niet afdoen aan een voortvarende behandeling van deze toch al lang lopende procedure. Litis finiri oportet; de Ontvanger heeft thans recht op een eindvonnis.
2.6. De getuige [betrokkene] heeft in hoofdzaak verklaard zoals zij ook eerder tegenover de FIOD-ECD had gedaan (proces-verbaal FIOD-ECD dossiernummer 31740, verhoren van [betrokkene] op 25 januari 2005 om 14.55 uur, 26 januari 2005 om 11.00 uur en 27 januari 2005 om 11.35 uur). De kern van haar verklaring is dat zij op aanraden van [gedaagde] het geld vrij maakte opdat het door hem belegd kon worden, dat zij het aan hem gegeven heeft en daarna het geld niet meer heeft gezien.
2.7. [getuige] is niet gehoord. Van hem ligt de gedetailleerde verklaring in het dossier die hij bij de FIOD-ECD heeft afgelegd (proces-verbaal FIOD-ECD dossiernummer 31740, verhoor van [getuige] op 25 januari 2005, om 10.20 uur).
2.8. De getuigenverklaring van [betrokkene] en de verklaringen van haar en [getuige] die in de FIOD-ECD-processen-verbaal zijn opgenomen, welke verklaringen alle aansluiten bij het gegeven dat het geld door de belastingdienst op [betrokkene]s rekening was gestort, komen er duidelijk op neer dat [gedaagde] samen met [betrokkene] en [getuige] een plan heeft bedacht en uitgevoerd om dit bedrag aan het verhaal van de Ontvanger te onttrekken. Dat [betrokkene] slordig is in de details van haar verklaringen en zich zelf zeer laakbaar heeft gedragen tegenover de Belastingdienst, doet niet af aan deze conclusie van de rechtbank.
2.9. Hiertegenover staat de ontkenning van [gedaagde], waarover de rechtbank hem geen nadere vragen heeft kunnen stellen. Dat wil zeggen dat de rechtbank zelfs niet over zijn partijverklaring beschikt.
2.10. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de Ontvanger in zijn bewijs geslaagd is. Uit het tussenvonnis van 1 oktober 2008 volgt dat dit betekent dat vaststaat dat [gedaagde] jegens de Belastingdienst onrechtmatig heeft gehandeld. Hij is daarmee aansprakelijk voor de gehele daardoor geleden schade. Deze is door de Belastingdienst onweersproken gesteld op € 486.991,37. Dat bedrag komt dus in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
2.11. Voor alle in de twee zaken ingestelde vorderingen oordeelt de rechtbank als volgt.
In de zaak 06-650:
- De verklaring voor recht dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens de Ontvanger wegens onverhaalbaarheid van het tegen [betrokkene] uitgevaardigde dwangbevel van 20 september 2004 terzake van het bedrag aan door [betrokkene] teveel terugontvangen IB 2002, is, gelet op het voorgaande, toewijsbaar.
- Voor de vordering [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de Ontvanger van € 477.002,00, zijnde de hoogte van de aan [betrokkene] opgelegde aanslag IB 2002, vermeerderd met de kosten van vervolging ad € 9.989,37 en met de invorderingsrente vanaf 10 februari 2004, althans vanaf de dag der dagvaarding, geldt hetzelfde.
In de zaak 06-932:
- De rechtbank is van oordeel dat de proceshouding van [gedaagde], gelijkgesteld moet worden met het weigeren van verbetering van zijn verklaring van 12 maart 2006. Dit betekent dat de vordering om aan de Ontvanger € 486.991,37 te betalen, zijnde de hoogte van de belastingschuld waarvoor beslag is gelegd, te vermeerderen met de invorderingsrente vanaf 10 februari 2004, de vervaldatum van de aanslag waarvoor beslag is gelegd, toewijsbaar is met dien verstande dat de Ontvanger niet tweemaal, namelijk op grond van beide procedures, betaling zal kunnen ontvangen.
- De vordering is voorzover zij is gericht op vergoeding van de kosten van het executoriale derdenbeslag (drie maal € 13,00 aan exploitkosten) toewijsbaar.
2.12. De Ontvanger vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten betreffende de conservatoire beslagen in de beide procedures. Deze vorderingen zijn gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden in de procedure 06-650 begroot op € 182,00 voor verschotten en € 2.580,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.580,00).
De beslagkosten worden in de procedure 06-932 begroot op € 39,00 voor verschotten en € 2.580,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.580,00).
2.13. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Ontvanger worden in de procedure 06-650 begroot op:
- dagvaarding € 13,00
- vast recht 4.667,00
- getuigenkosten 56,40
- salaris advocaat 10.320,00 (4,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 15.056,40
De kosten aan de zijde van Ontvanger worden in de procudure 06-932 gelet op de verwevenheid van beide zaken begroot op:
- dagvaarding € 13,00
- vast recht 4.667,00
- getuigenkosten 0,00
- salaris advocaat 0,00
Totaal € 4.680,00
3. De beslissing
De rechtbank
in de zaak 06-650
3.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens de Ontvanger wegens onverhaalbaarheid van het tegen [betrokkene] uitgevaardigde dwangbevel van 20 september 2004 terzake van het bedrag aan door [betrokkene] teveel terugontvangen IB 2002,
3.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Ontvanger te betalen een bedrag van € 486.991,37 (vierhonderdzesentachtig duizendnegenhonderdéénennegentig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de invorderingsrente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 10 februari 2004 tot de dag van volledige betaling,
3.3. verstaat dat de veroordeling onder 3.2 niet tenuitvoergelegd kan worden als is voldaan aan de gelijkluidende veroordeling in de zaak 06-932,
3.4. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.762,00,
3.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Ontvanger tot op heden begroot op € 15.056,40,
3.6. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak 06-932
3.8. veroordeelt [gedaagde] om aan Ontvanger te betalen een bedrag van € 486.991,37 (vierhonderdzesentachtig duizendnegenhonderdéénennegentig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de invorderingsrente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 10 februari 2004 tot de dag van volledige betaling,
3.9. verstaat dat de veroordeling onder 3.8 niet tenuitvoergelegd kan worden als is voldaan aan de gelijkluidende veroordeling in de zaak 06-650,
3.10. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.619,00,
3.11. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Ontvanger tot op heden begroot op € 4.680,00,
3.12. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.13. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.