zaaknummer / rolnummer: 176999 / HA ZA 08-1881
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V. (voorheen: N.V. CONTINUON NETBEHEER),
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Keizer te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. S. Demirtas te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 januari 2009
- de akte van Liander
- het proces-verbaal van comparitie van 6 april 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] en (de rechtsvoorgangster van) Liander hebben een overeenkomst gesloten voor onder meer het transport van energie aan het adres [adres] te [woonplaats].
2.2. Op 11 januari 2008 werd aan het adres [adres] te [woonplaats] een illegale hennepkwekerij aangetroffen. Met de elektriciteitsmeter was gefraudeerd: de zegels van de meter waren verbroken en buiten de meter om waren elektriciteitskabels aangelegd. De elektrische installatie was verzwaard door plaatsing van zwaardere hoofdzekeringen.
2.3. Van de bevindingen ter plaatse heeft een fraudespecialist van Liander een rapport opgesteld. In dit door Liander overgelegde frauderapport staat dat Liander heeft geconstateerd dat er twee kweekruimten aanwezig waren, respectievelijk A en B genoemd en dat zich in kweekruimte A 18 lampen, een dompelpomp, een ventilator, twee afzuiginstallaties en twee kachels bevonden en in kweekruimte B 9 lampen, een ventilator en een afzuiginstallatie. Aan de hand van de bloeifase van de aangetroffen planten heeft Liander aangenomen dat de aangetroffen hennepkweek in kweekruimte A in totaal 137 dagen in groei en bloei was en dat de aangetroffen hennepkweek in kweekruimte B in totaal 24 dagen groei en bloei kende. Op grond van de door Liander aangetroffen zaken, waaronder vernieuwd filterdoek, kalkaanslag op het grondzeil en steenwol broodjes, heeft Liander vastgesteld dat er, naast de aangetroffen kweken, in kweekruimte B tenminste één eerdere kweek heeft plaatsgevonden. Op grond daarvan en op grond van de aangetroffen apparatuur heeft Liander de verbruikte, niet gemeten, elektriciteit vastgesteld op 38.369 kWh.
2.4. Liander heeft de elektriciteit, het transport en de door haar gemaakte kosten bij [gedaagde] in rekening gebracht tot een bedrag van € 10.870,14 incl. BTW. [gedaagde] heeft deze factuur niet voldaan.
3. Het geschil
3.1. Liander vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 12.177.34, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Liander legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst met Liander. Liander stelt dat de algemene voorwaarden bepalen dat het [gedaagde] onder meer niet is toegestaan door Liander aangebrachte verzegelingen te verbreken dan wel handelingen te verrichten waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit niet of niet juist kan worden vastgesteld. Zij vordert vergoeding van de door haar geleden schade.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Tekortkoming
4.1. De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is door [gedaagde] op zichzelf niet betwist en staat daarmee vast.
4.2. Nu vast staat dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met Liander, dient [gedaagde] de kosten van het niet gemeten verbruik aan Liander te vergoeden. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat ten aanzien van de door Liander gevorderde schade geldt dat deze ingevolge art. 6:97 BW dient te worden begroot op de wijze die het meest met de aard daarvan in overeenstemming is. Omdat de hoogte van de schade in dit geval samenhangt met de hoeveelheid elektriciteit die door [gedaagde] illegaal is afgenomen en deze niet is geregistreerd kan de exacte omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld. De omvang van de schade zal om die reden worden geschat. De rechtbank overweegt daarbij dat, nu [gedaagde] frauduleuze handelingen heeft verricht, althans deze voor zijn rekening komen, een eventuele onzekerheid omtrent het geschatte verbruik in zijn risicosfeer ligt.
Aantal kweken
4.3. [gedaagde] voert in zijn conclusie van antwoord in de eerste plaats aan dat het door Liander geschatte aantal kweken in kweekruimte B niet juist is. Ter comparitie heeft hij deze stelling echter verlaten en heeft hij naar voren gebracht dat er wel een eerdere kweek is geweest maar dat die is mislukt waarna de lampen zeker een week uit zijn geweest. Ter onderbouwing daarvan heeft hij verwezen naar het door Liander aangetroffen afval in vuilniszakken. Het ging hierbij om dode planten. Liander heeft de juistheid van deze nieuwe stelling van [gedaagde] niet betwist. Ter comparitie heeft zij aangegeven dat het klopt dat er vuilniszakken met hennepafval zijn aangetroffen. Vervolgens heeft zij aangegeven wat de consequenties van deze nadere stellingname zijn, namelijk dat het verbruik 7 maal 80 kWh minder is dan geschat. Zij heeft voor dit verbruik van 80 kWh weer verwezen naar het frauderapport waarin het verbruik in kweekruimte B is berekend op basis van de aangetroffen situatie. Nu [gedaagde] de juistheid van de berekende 80 kWh niet (gemotiveerd) heeft betwist, zal de rechtbank daar ook vanuit gaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verbruik in elk geval (7 maal 80=) 560 kWh lager is geweest dan door Liander is berekend.
Aantal kweekdagen
4.4. [gedaagde] heeft in de tweede plaats aangevoerd dat het aantal kweekdagen niet juist is berekend. Bij conclusie van antwoord heeft hij dienaangaande gesteld dat hij pas omstreeks november 2007 met de kwekerij is begonnen. In dit verband heeft hij er op gewezen dat er door omwonenden nooit is geklaagd. Verder heeft hij opgemerkt dat hij de apparatuur tweedehands heeft ingekocht. De apparatuur was volgens hem al elders bij anderen in gebruik geweest.
[gedaagde] heeft zijn stellingen echter niet met feiten of stukken onderbouwd. Dat had wel van hem mogen worden verwacht, gelet op het door Liander overgelegde (uitgebreide) frauderapport dat is gebaseerd op de bevindingen ter plaatse en de ervaringen van haar medewerkers alsmede, wat betreft het gemiddelde aantal dagen voor groei en bloei, op het zogenaamde BOOM-rapport (het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie). Meer in het bijzonder had van [gedaagde] mogen worden verwacht dat hij aankoopbonnen zou hebben overgelegd (met een datum en vermelding van de soort apparatuur die door hem was aangeschaft) of stukken uit het polititiedossier. Zoals Liander ter comparitie terecht heeft opgemerkt is zij geen partij in het strafproces en kan zij niet over dat dossier beschikken. Het was derhalve aan [gedaagde] om delen daarvan over te leggen voor zover daarin een onderbouwing kon worden gevonden van zijn stellingen. Daarbij wordt opgemerkt dat uit het enkele feit dat er door omwonenden nooit zou zijn geklaagd, wat er verder ook zij van de juistheid van die stelling, in elk geval niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij pas in november 2007 zou zijn begonnen met de kwekerij.
4.5. Ter comparitie heeft [gedaagde] nog opgemerkt dat op de foto’s, die door Liander zijn overgelegd, is te zien dat de koolstoffilters nog heel schoon zijn en dat zou niet stroken met de stelling van Liander dat er in totaal 137 dagen groei en bloei zijn geweest in kweekruimte A. Hierin kan [gedaagde] ook niet worden gevolgd. In het frauderapport wordt namelijk opgemerkt dat het filterdoek is vernieuwd.
Verder heeft [gedaagde] met betrekking tot het aantal kweekdagen ter comparitie nog opgemerkt dat hij in kweekruimte A gebruik heeft gemaakt van gekochte babyplanten en dat hij geen stekken heeft gekweekt. Het aantal berekende groei- en bloeidagen van 137 in kweekruimte A zou om die reden niet kloppen. Nog daargelaten dat hij ook op dit punt geen aankoopbonnen heeft overgelegd, verdraagt de stelling zich ook niet met zijn daarop volgende stelling dat hij knopvorming heeft tegengehouden door knoppen er uit te knippen. Het uitknippen van eerdere knoppen veronderstelt dat er al wel sprake is geweest van groei en bloei, voorafgaande aan de lichte knopvorming die door de fraudemedewerkers is geconstateerd. Mede gelet op de bijzondere hoogte van de planten, zoals die door fraudemedewerkers is geconstateerd, bestaat er dan ook reden om met Liander aan te nemen dat er sprake is geweest van zogenaamde moederplanten in plaats van gekochte babyplanten.
4.6. Het door [gedaagde] gevoerde verweer is, gelet op het voorgaande, onvoldoende onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. Dat brengt met zich dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van het door Liander gestelde aantal kweekdagen.
Geschat verbruik
4.7. Liander heeft het verbruik geschat op 38.369 kWh. Zoals hiervoor is overwegen is dient dit aantal te worden verminderd met 560 kWh zodat in totaal een verbruik van 37.809 kWh resteert.
4.8. Met betrekking tot de door Liander over het geschat verbruik gevorderde btw overweegt de rechtbank dat geen btw verschuldigd is over schade, zoals deze hier gevorderd wordt. De btw over het geschat verbruik zal dan ook worden afgewezen
Leveringskosten
4.9. Met betrekking tot de leveringskosten is door [gedaagde] aangevoerd dat uit niets blijkt dat Liander die kosten als netbeheerder in rekening mag brengen. Volgens hem kunnen alleen transportkosten in rekening worden gebracht. [gedaagde] heeft in dit verband verder nog opgemerkt dat verschillende vennootschappen zich met het transport en de levering van elektriciteit en de facturering daarvoor bezighouden en dat voor hem niet duidelijk is op grond waarvan Liander mag factureren.
Bij de beoordeling van dit verweer staat voorop dat enige verwarring aan de zijde van [gedaagde] over de vennootschap die de factuur verstuurt, niet kan afdoen aan de bevoegdheid van Liander om haar schade van [gedaagde] vergoed te krijgen. Liander heeft gemotiveerd gesteld dat weliswaar normaliter de elektriciteit wordt geleverd door een leverancier maar dat, indien door frauduleuze handelingen een deel van de verbruikte elektriciteit niet door de elektriciteitsmeter wordt geregistreerd, dit wordt beschouwd als ‘netverlies’. Ter comparitie heeft zij vervolgens nog uiteen gezet dat zij als netbeheerder gehouden is het netverlies in te kopen. Meer in het bijzonder heeft zij in dit verband aangevoerd dat de netbeheerder het risico draagt van netverlies omdat de netbeheerder alleen het geregistreerde verbruik kan declareren. De leverancier baseert zijn nota’s alleen op het daadwerkelijk geregistreerde verbruik. In dit verband heeft Liander ook gewezen op de Netcode waarin de afspraken tussen de netbeheerder en de leverancier van energie zijn vastgelegd. Uit de toelichting van Liander blijkt voldoende duidelijk waarom zij, ook al is zij niet de leverancier van elektriciteit, schade lijdt door het feit dat [gedaagde] illegaal elektriciteit heeft afgenomen. Nu [gedaagde] deze uitleg van Liander niet gemotiveerd heeft weersproken zal de rechtbank van de juistheid hiervan uitgaan. Dit betekent dat ook de schade die ziet op het netverlies voor vergoeding in aanmerking komt.
4.10. Liander brengt over het bedrag dat [gedaagde] dient te vergoeden als schade voor het netverlies eveneens btw in rekening. Zoals ook hiervoor is overwogen is algemeen uitgangspunt bij een vordering tot vergoeding van omzetbelasting dat over vergoeding van schade in beginsel geen omzetbelasting verschuldigd is. Hieruit volgt dat dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
Energiebelasting
4.11. Liander heeft behalve btw ook energiebelasting (op de factuur vermeld als REB) gevorderd. Hieromtrent geldt het volgende. Op grond van - inmiddels - art. 50 lid 4 sub a Wet belastingen op milieugrondslag is de grondslag voor de heffing van energiebelasting ruim gedefinieerd en omvat deze ook een andere wijze van verkrijging van elektriciteit dan door levering. Dit betekent dat Liander terecht energiebelasting over haar vordering in rekening heeft gebracht. Deze zal dan ook worden toegewezen.
Extra kosten
4.12. Tenslotte heeft Liander nog extra kosten in rekening gebracht, waaronder voorrijkosten, onderzoek meetinrichting, af/aansluitkosten en administratiekosten tot een totaalbedrag van EUR 10.870,14. Volgens Liander heeft zij daarnaast als gevolg van de fraude voor een bedrag van EUR 65,00 overige kosten moeten maken, waardoor zij schade heeft geleden.
[gedaagde] heeft betwist dat deze kosten volledig kunnen worden gevorderd en/of als schade kunnen worden aangemerkt. De voorrijkosten ad EUR 100,00 zijn volgens hem exorbitant hoog. Ook kunnen de in rekening gebrachte administratiekosten ad EUR 320,00 volgens hem niet als schade worden aangemerkt. Dat geldt ook voor het aantal daarvoor berekende uren (vier).
4.13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Liander de posten ‘voorrijkosten’, ‘kosten van onderzoek meetinrichting’ en de kosten van ‘af- en aansluiten’, ‘terugbrengen verzwaarde aansluiting’ en ‘zwaardere aansluiting meerkosten/transportkosten’ ter zitting voldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft zijn betwisting daarvan slechts in algemene zin gehandhaafd, maar heeft nagelaten dat te concretiseren. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij. Met betrekking tot de in rekening gebrachte administratiekosten ligt dat anders. Ter zitting is gebleken dat deze kosten zien op het vertalen van het frauderapport naar de nota. Voor deze werkzaamheden wordt een tarief van EUR 80,00 per uur aangehouden en wordt 4 uur in rekening gebracht. De rechtbank acht dat bedrag, met [gedaagde], aan de hoge kant. De rechtbank stelt dit bedrag in billijkheid vast op EUR 200,00.
4.14. Met betrekking tot de door Liander over deze kosten gevorderde btw overweegt de rechtbank, net als hiervoor, dat geen btw verschuldigd is over schade, zoals deze hier gevorderd wordt. De btw over de onderzoeks- en herstelkosten zal dan ook worden afgewezen.
4.15. De gevorderde overige kosten ad EUR 65,00 zullen eveneens worden afgewezen nu Liander ter comparitie heeft toegelicht dat het gaat om (interne) aanmaningskosten. Zij vordert deze kosten dan dus twee keer aangezien zij ook reeds vergoeding heeft gevorderd van buitengerechtelijke kosten die volgens haar betrekking hebben op aanmaningen die door haar zelf en door de deurwaarder zijn gemaakt.
Buitengerechtelijke kosten
4.16. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn door [gedaagde] betwist. Hieromtrent geldt het volgende. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het (enkel) doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Liander heeft weliswaar gesteld dat de door haar gevorderde kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan die waarvoor de in artikel 237 Rv bedoelde kostenvergoeding een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van de werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
Wettelijke rente
4.17. Voor zover [gedaagde] nog heeft beoogd te stellen dat hij nimmer in gebreke is gesteld, dient deze stelling te worden gepasseerd nu Liander bij dagvaarding in elk geval een door de deurwaarder op 14 mei 2008 aan [gedaagde] verzonden ingebrekestelling heeft overgelegd alsmede een brief van [gedaagde] van 21 mei 2008 waaruit blijkt dat hij deze ingebrekestelling heeft ontvangen. De gevorderde wettelijke rente kan dan ook worden toegewezen vanaf 21 mei 2008, zijnde de dag waarop de in de ingebrekestelling genoemde termijn voor nakoming was verstreken.
Conclusie
4.18. Gelet op het voorgaande, zal de vordering van Liander tot de volgende bedragen worden toegewezen:
Netverlies 37.809 kWh € 13,43 € 5.077,75
Transportdeel 37.809 kWh € 3,38 € 1.277,94
REB tot 10.000 10.000 kWh € 7,16 € 716,00
REB van 10.000 tot 50.000 27.809 kWh € 3,69 € 1.026,15
Voorrijkosten € 100,00
Onderzoek meetinrichting € 250,00
Af/aansluitkosten € 119,78
Terugbrengen verzwaarde aansluiting € 87,47
Vergoeding aansluittar. € 3,70
Vergoeding transporttarr. € 41,05
Administratiekosten € 200,00
------------------------------------------------------------------------------------------------------------ +
Totaal € 8.899,84
Proceskosten
4.19. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- dagvaarding EUR 74,75
- vast recht 306,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.148,75
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Liander te betalen een bedrag van EUR 8.899,84 (achtduizendachthonderdnegenennegentig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 21 mei 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op EUR 1.148,75,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2009.