RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/4631 en AWB 08/4632
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 3 juni 2009
eisers,
beiden wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door M. Jankie,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluiten van verweerder van 9 september 2008.
Eisers hebben, ieder afzonderlijk, op 4 augustus 2005 een vragenformulier en een aangifteformulier briefadres bij verweerder ingediend om in de gemeente Groesbeek een briefadres te houden op het adres [adres].
Bij afzonderlijke besluiten van 10 augustus 2005 heeft verweerder eisers meegedeeld dat de noodzaak van het hebben van een briefadres onvoldoende is gebleken en dat de aangifte van het briefadres door betrokkenen persoonlijk moet worden gedaan met medeneming van bewijsstukken.
Bij besluiten van 13 december 2005 heeft verweerder de door eisers ingediende bezwaarschriften van 14 september 2005 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 augustus 2007 (Awb 06/81 en Awb 06/82) heeft deze rechtbank het beroep gericht tegen de besluiten van 13 december 2005 ongegrond verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft bij uitspraak van 28 mei 2008 het door eisers tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van verweerder van 13 december 2005 vernietigd.
Ter voldoening aan deze uitspraak heeft verweerder bij de in rubriek 1 aangeduide besluiten opnieuw op de bezwaren beslist. Verweerder heeft de bezwaarschriften tegen de besluiten van 10 augustus 2005 ontvankelijk en gegrond verklaard in die zin dat de aanvragen tot registratie als briefadreshouder in behandeling zullen worden genomen.
Tegen deze besluiten is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 29 januari 2009. Eisers zijn aldaar vertegenwoordigd door de heer M. Jankie. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de heer W. Hoedelmans en mevrouw P.M.J. Goddijn, beiden werkzaam in verweerders gemeente.
Bij de hierboven al aangehaalde uitspraak van de ABRS van 28 mei 2008 heeft de ABRS onder meer overwogen, dat verweerders brieven van 10 augustus 2005 niet anders kunnen worden gezien dan als besluiten om de aanvragen van eisers niet te behandelen, waartegen bezwaar en beroep open staat. Daarnaast heeft de ABRS overwogen, dat verweerder eisers in strijd met het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb geen termijn heeft gesteld om de aanvraag aan te vullen.
Ter uitvoering van de uitspraak van de ABRS heeft verweerder de thans bestreden besluiten genomen. In deze besluiten heeft verweerder de bezwaarschriften ontvankelijk en gegrond verklaard in die zin dat de aanvragen tot registratie als briefadreshouder in behandeling zullen worden genomen. Daartoe heeft verweerder bij de bestreden besluiten verzocht om binnen 8 weken na verzending van het besluit de oorspronkelijke aanvraag, dat wil zeggen het aangifteformulier en de bijbehorende vragenlijst aanvrager briefadres, aan verweerder te retourneren en dit op basis van artikel 70, eerste lid, van de Wet GBA in persoon te doen met medeneming van bewijsstukken van de concrete verblijfplaats. Voorts heeft verweerder besloten geen kostenvergoeding te betalen omdat de bezwaren niet door een beroepsmatige rechtshulpverlener zijn ingediend.
Eisers kunnen zich met deze besluiten niet verenigen en hebben daartoe -kort samengevat- aangevoerd, dat verweerder de aanvragen en de wettelijk vereiste stukken reeds in zijn bezit heeft. Voorts zijn eisers van mening, dat verweerder de proceskosten aan eisers dient te vergoeden omdat de Mr. Jankie Stichting een beroepsmatige rechtsbijstandverlener is. Tenslotte hebben eisers aangevoerd, dat verweerder eisers ten onrechte niet heeft gehoord.
In artikel 70, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) is bepaald, dat degene die aangifte heeft gedaan als bedoeld in de artikelen 65 tot en met 68, verplicht is om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desverlangd in persoon, ter zake van zijn aangifte de inlichtingen te geven en de geschriften over te leggen die van belang zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisadministratie.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald, dat in de aangifte van een briefadres de redenen voor de aangifte van een briefadres dienen te worden medegedeeld. Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden.
In artikel 7:11, tweede lid, van de Awb is bepaald dat voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestuursorgaan het bestreden besluit herroept en het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit neemt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er van kunnen afzien eisers opnieuw te horen alvorens, ter uitvoering van de uitspraak van de ABRS, nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen. De rechtbank acht daartoe van belang dat verweerder zich bij het nemen van de nieuwe beslissingen op bezwaar niet heeft gebaseerd op nieuwe feiten. Van omstandigheden die verweerder er toe hadden moeten brengen om eisers opnieuw te horen is de rechtbank niet gebleken.
De gemachtigden van verweerder hebben in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat verweerder eisers heeft verzocht de originele aanvragen te retourneren, zodat de aanvragen van eisers opnieuw in behandeling konden worden genomen. Verweerder is van mening dat hij tot op heden geen besluiten op de aanvragen heeft kunnen nemen, omdat hij de originele aanvragen en de ontbrekende gegevens niet in zijn bezit heeft. De gemachtigden van verweerder hebben in dit verband gewezen op overweging 2.3.1 van de uitspraak van de ABRS, waarin is overwogen dat door het retourneren van de aanvragen van eisers bij de brieven van 10 augustus 2005, het voor verweerder onmogelijk is geworden deze nog verder te behandelen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in de bestreden besluiten heeft volstaan met het ontvankelijk achten van de bezwaren en de gegrondverklaring daarvan in die zin dat de aanvragen in behandeling zullen worden genomen. Verweerder heeft nagelaten op de aanvragen inhoudelijke beslissingen te nemen. Ook na het verstrijken van de door verweerder in de bestreden besluiten gestelde termijn van 8 weken voor het in persoon retourneren van de aangifteformulieren en de bijbehorende vragenlijsten en het overleggen van bewijsstukken, is verweerder niet overgegaan tot het nemen van deze beslissingen. De rechtbank is van oordeel dat door het ontbreken van beslissingen op de aanvragen, de bestreden besluiten niet kunnen worden aangemerkt als afgeronde beslissingen op bezwaar en in strijd zijn met het bepaalde in het hiervoor weergegeven artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. De bestreden besluiten komen om die reden voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 70, eerste lid, van de Wet GBA was verweerder bevoegd van eisers te verlangen de aanvraagformulieren en de bijbehorende vragenlijsten alsmede bewijsstukken in persoon aan verweerder te overleggen. Ter zitting is gebleken dat eisers zich tot op de dag van de zitting niet bij verweerder hebben gemeld om aan verweerders verzoek te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet anders dan afwijzend op de aanvragen van eisers kan worden besloten. De rechtbank verklaart derhalve, zelf in de zaak voorziende, de bezwaren van eisers gegrond, herroept de besluiten van 10 augustus 2005 en wijst de aanvragen van eisers van 4 augustus 2005 om een briefadres te houden op het adres [adres] alsnog af.
De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht te veroordelen in de door eisers in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft eisers gemachtigde, M. Jankie, desgevraagd aangegeven geen beroepsmatig rechtsbijstandverlener te zijn. De stelling van eisers gemachtigde, dat de Mr. Jankie Stg wel een beroepsmatig rechtsbijstandverlener betreft, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Eisers hebben immers M. Jankie en niet de Mr. Jankie Stg gemachtigd tot het voeren van de onderhavige procedure.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden besluiten;
verklaart de bezwaren van eisers gegrond, herroept de besluiten van 10 augustus 2005 en wijst de aanvragen van eisers van 4 augustus 2005 alsnog af;
bepaalt dat de gemeente Groesbeek het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 290 (2 maal € 145) aan hen vergoedt.
Aldus gegeven door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2009.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 3 juni 2009