ECLI:NL:RBARN:2009:BI9873
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Heffingsrente bij voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, die was opgelegd naar aanleiding van de schenking van aanmerkelijk belang aandelen ter waarde van € 8.347.525. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat eiser op 21 juni 2007 aanmerkelijk belang aandelen had geschonken aan zijn kinderen, wat leidde tot een belastbaar inkomen en een verschuldigde belasting van € 2.094.313. Eiser had eerder verzocht om uitstel van betaling, wat door de Ontvanger was verleend. Echter, de rechtbank oordeelde dat de heffingsrente, die door verweerder was opgelegd, terecht was berekend. Eiser stelde dat de heffingsrente onterecht was, maar de rechtbank verduidelijkte dat heffingsrente en invorderingsrente verschillende soorten renten zijn met eigen regels.
De rechtbank concludeerde dat artikel 28, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 niet uitsluit dat heffingsrente in rekening wordt gebracht, ook al had eiser verondersteld dat het uitstel van betaling ook gold voor de periode waarover heffingsrente was berekend. De rechtbank benadrukte dat het in rekening brengen van heffingsrente niet bedoeld is als sanctie, maar als compensatie voor het tijdelijk gemis van rente door de schatkist.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Arnhem binnen zes weken na de verzenddatum.